ECLI:NL:RBSGR:2004:AP4388
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 mei 2004 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, die op 16 maart 2004 in bewaring was gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de bewaring onrechtmatig was vanaf 8 april 2004, veertien dagen na de kennisgeving van de voortduren van de maatregel op 24 maart 2004. De rechtbank stelde vast dat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, onvoldoende voortvarendheid had betracht in de behandeling van de aanvraag voor een laissez-passer, die op 24 maart 2004 was aangekondigd. De rechtbank oordeelde dat verweerder een redelijke termijn had om actie te ondernemen, maar deze termijn niet had benut. Hierdoor werd het beroep van de eiser gegrond verklaard.
De rechtbank kende de eiser een schadevergoeding toe van €70 per dag voor de 20 dagen dat hij onrechtmatig in bewaring was gehouden, wat resulteerde in een totale schadevergoeding van €1400. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van €322, met de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van drs. E. ten Houten als griffier. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.