RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer : 09.754.035/03
's-Gravenhage, 18 februari 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Noord Brabant Noord,
locatie Grave/Oosterhoek te Grave.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 februari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.C. Blok, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.J.M. Nieuwenhuis heeft gevorderd dat verdachte terzake van de hem bij dagvaarding onder 1., 2. en 3. als 1e en 2e cumulatief/alternatief telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen -hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht- onder verdachte op voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen voorwerpen aan hem zullen worden teruggegeven.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting tevens aangekondigd een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te zullen indienen.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de bij dagvaarding onder 3. als 1e en 2e cumulatief/alternatief telastgelegde feiten dat uit het strafdossier alleen afgeluisterde telefoongesprekken (tapgesprekken) als bewijsmiddelen kunnen worden aangemerkt.
Uit deze tapgesprekken is aannemelijk geworden dat verdachte zich bezig heeft gehouden met de handel in harddrugs.
De rechtbank acht deze tapgesprekken evenwel onvoldoende om op grond hiervan tot wettig en overtuigend bewijs te komen van hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 3. als 1e en 2e cumulatief/alternatief is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De omstandigheid dat verdachte voor de feiten 1. en 2. wordt veroordeeld, kan aan het vorenoverwogene niet afdoen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2.
Op grond van het navolgende is de rechtbank van oordeel dat het tweede aan verdachte telastgelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Uit het dossier met betrekking tot het onder 1. telastgelegde feit (periode 24 juli 2003 tot en met 1 augustus 2003) blijkt dat verdachte voor enige tijd naar Turkije vertrekt en gedurende deze periode veelvuldig telefonisch contact onderhoudt met medeverdachte [medeverdachte 1].
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting als getuige in de zaak van verdachte, naar aanleiding van feit 1. onder meer verklaard dat hij rond 29 juli 2003 van verdachte, die zich toen in Turkije bevond, telefonisch het verzoek kreeg om een heroïnetransport, dat op weg was naar Nederland, op te vangen en er voor te zorgen dat de heroïne uit de vrachtauto, waarin de heroïne zat verborgen, zou worden overgeladen en verder vervoerd. Volgens de verklaring van de getuige [medeverdachte 1] had verdachte deze partij in Turkije “geregeld”, waarbij ene “[betrokkene]” (de kale) optrad als de transporteur van de heroïne.
Uit de door de politie afgeluisterde telefoongesprekken (taps, dossier Z1.1/T) valt af te leiden dat verdachte eind april 2003 – begin mei 2003 eveneens in Turkije was, hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd. Uit de taps 10, 12, 17, 19 en 46 blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte overleg voert over de financiering van de onderhavige partij heroïne
(39,5 kilo). Deze interpretatie van de tapgesprekken is mede gerechtvaardigd daar [medeverdachte 1] als getuige heeft verklaard over de rol van verdachte naar aanleiding van het transport, als genoemd onder feit 1. De rechtbank wijst in dit verband nog op de taps 19, 91 en 104, waarin verdachte met [medeverdachte 1] spreekt over “[betrokkene]”. [medeverdachte 1] heeft als getuige verklaard dat hiermee dezelfde transporteur wordt bedoeld als die waarover hij verklaarde met betrekking tot het transport, als genoemd onder feit 1. Met het voorafgaande is naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij feit 2 gegeven.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1. en 2. vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft samen met andere personen twee keer grote hoeveelheden heroïne Nederland ingevoerd .
Verdachte heeft bij de invoer van de partijen heroïne een initiërende en sturende rol gespeeld en heeft de feiten gepleegd uit financieel oogmerk, zonder stil te staan bij het feit dat heroïne een stof is die schadelijk voor de gezondheid van personen is en –direct en indirect- aanleiding vormt voor vele vormen van criminaliteit en overlast in de maatschappij.
Verdachte is reeds eerder tot een langdurige gevangenisstraf wegens overtreding van de Opiumwet veroordeeld, maar heeft hieruit kennelijk geen lering getrokken.
Gelet op dit alles en met name de ernst van de feiten en de leidende rol die verdachte hierbij vervulde acht de rechtbank een langdurige gevangenisstraf passend en geboden.
Inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 5, 6 en 7, te weten een paars telefoontoestel, merk Nokia 7250, twee geheugensimms en een map met diverse papiertjes en uittreksels KvK.
De toepasselijke wetsartikelen.
Artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 3., als 1e en 2e cumulatief/alternatief telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1. en 2. telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 24 september 2003,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 26 september 2003;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 5, 6 en 7, te weten: een paars telefoontoestel, merk Nokia 7250, twee geheugensimms en een map met diverse papiertjes en uittreksels KvK.;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs I.P.A. van Engelen, voorzitter,
O. van der Burg en M. Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Wagter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 februari 2004.