ECLI:NL:RBSGR:2003:AP0087
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag en de 48-uurstermijn in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 december 2003 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een asielaanvraag door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De verzoeker, een Nigeriaanse man, had op 4 december 2003 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 7 december 2003 afgewezen, omdat de IND van mening was dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij vreest voor vervolging en dat de aanvraag binnen de 48-uurstermijn kon worden afgewezen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de IND onvoldoende had gemotiveerd dat de 48-uurstermijn niet op 24 november 2003 was aangevangen, de datum waarop de verzoeker zich had gemeld bij het Aanmeldcentrum. De voorzieningenrechter concludeerde dat de activiteiten die op die datum plaatsvonden, niet enkel administratief van aard waren, maar ook relevant voor de beoordeling van de asielaanvraag. Dit leidde tot de conclusie dat de IND in strijd had gehandeld met de wettelijke bepalingen omtrent de behandeling van asielaanvragen.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van de verzoeker gegrond en vernietigde de bestreden beschikking van de IND. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker geen belang meer had bij toewijzing daarvan. De IND werd veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op € 644,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de naleving van termijnen in asielprocedures.