ECLI:NL:RBSGR:2003:AL8193

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/10357
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verblijfsvergunning op basis van inschrijving huwelijk in de GBA

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 augustus 2003 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Minister van Buitenlandse Zaken om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen aan eiser, A, van Nigeriaanse nationaliteit, die in Groot-Brittannië woont. Eiser verzocht om verblijf bij zijn echtgenote, B, maar de aanvraag werd afgewezen omdat het huwelijk niet correct was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Eiser stelde dat het huwelijk wel degelijk was ingeschreven, zij het onder een eerdere naam, en dat de afwijzing in strijd was met de geldende beleidsregels en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de inschrijving van het huwelijk in de GBA voldeed aan de vereisten van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, en dat de weigering van de mvv op onterecht was gebaseerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,--. De uitspraak benadrukt het belang van correcte inschrijving van huwelijken in de GBA voor het verkrijgen van verblijfsvergunningen en de noodzaak voor bestuursorganen om beleidsregels correct toe te passen.

Uitspraak

UITSPRAAK
Rechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 03/10357 MVV
inzake: A, naar eigen zeggen geboren op [...] 1962, van Nigeriaanse nationaliteit, wonende te Groot-Brittannië, eiser,
gemachtigde: mr. S. Land, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. B.F.Th. de Moor, advocaat te 's-Gravenhage.
I. PROCESVERLOOP
1. De toenmalige gemachtigde van eiser, J.W. Bogaardt, heeft op 7 september 2000 bij de korpschef van de regiopolitie Haaglanden verzocht om een ambtshalve advies omtrent de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eiser met als doel „verblijf bij echtgenote B“. De korpschef heeft op 29 januari 2001 een negatief advies afgegeven aan de Visadienst. De Visadienst heeft dit advies op 17 december 2001 overgenomen, waarmee ambtshalve een beslissing is genomen omtrent de afgifte van de gevraagde mvv. Tegen deze beslissing is namens eiser bij bezwaarschrift van 9 januari 2002 gemotiveerd bezwaar gemaakt. De gronden van het bezwaar zijn aangevuld bij brief van 7 augustus 2002. Het bezwaar is bij besluit van 31 januari 2003 kennelijk ongegrond verklaard.
2. Bij beroepschrift van 17 februari 2003 is namens eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 20 maart 2003 en aangevuld bij brief van 15 juli 2003. Op 7 mei 2003 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 31 juli 2003 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Bij brief van 5 augustus 2003 heeft eiser zijn standpunt nader uiteen gezet.
3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2003. Eiser is aldaar bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig eisers echtgenote, B (hierna te noemen: referente).
II. FEITEN
1. In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2. Eiser is op 2 december 1993 in het bezit gesteld van een vergunning tot verblijf (vtv) met als doel „studie marketing international management aan de Haagsche Hogeschool“. Tegen de weigering van de verlenging van de geldigheidsduur van deze vtv heeft eiser administratief beroep ingesteld, alsmede een verzoek tot voorlopige voorziening. Bij uitspraak van 21 juni 1996 heeft de president van deze rechtbank het administratief beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
3. Op 15 juli 1996 heeft eiser een aanvraag ingediend om verlening van een vtv met als doel „verblijf bij partner B.“ Het uiteindelijk tegen de weigering van deze vtv ingediende beroepschrift is bij uitspraak van 31 januari 2000 door deze rechtbank ongegrond verklaard.
4. Bij beschikking van 26 juni 1997 heeft de Nederlandse ambassade te Lagos geweigerd de door eiser overgelegde geboorteakte en ongehuwdverklaring te legaliseren. Het hiertegen gerichte bezwaar is bij besluit van 4 juni 1998 ongegrond verklaard.
5. Bij beschikking van 2 juni 2000 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de door eiser bij de ambassade in Nigeria aangeboden geboortebewijs en ongehuwdverklaring geweigerd te legaliseren. Het hiertegen gerichte bezwaar is bij besluit van 15 juli 2003 ongegrond verklaard.
6. Op [...] 1998 is uit de relatie tussen eiser en referente een zoon geboren, C. Op [...] 1999 is een dochter, D, geboren. Eiser heeft beide kinderen erkend.
7. Eiser is op 26 mei 2000 te Enfield, Groot-Brittannië, met referente getrouwd.
III. STANDPUNTEN PARTIJEN
1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor verlening van de gevraagde mvv. Daartoe voert verweerder aan dat er geen juiste inschrijving van het huwelijk van eiser en referente in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) persoonsgegevens tot stand is gekomen. De persoonsgegevens van eiser zoals die zijn vermeld in de GBA van de gemeente Schipluiden (E) komen immers niet overeen met eisers persoonsgegevens zoals die op zijn paspoort en andere overgelegde documenten staan (A). De oorzaak van de onjuiste inschrijving is niet relevant. Er is geen sprake van bijzonder schrijnende omstandigheden die verweerder noopten tot afwijking van zijn beleid. Voorts is er geen sprake van een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte de gevraagde mvv heeft geweigerd. Daartoe voert eiser aan dat de gemeente Schipluiden de huwelijksakte niet op de juiste wijze heeft ingeschreven, hetgeen niet aan eiser te wijten is. De huwelijksakte van het in Engeland gesloten huwelijk is ingeschreven onder de naam A; tevens vermeldt deze akte een eerdere naam van eiser met daarbij uitdrukkelijk vermeld „formerly known“. Onder deze naam is de huwelijksakte van eiser uiteindelijk ingeschreven. In de Vreemdelingencirculaire (Vc) staat onder B2/2.4 slechts dat de vergunning niet wordt verleend indien het huwelijk niet is ingeschreven in het GBA. Het huwelijk van eiser is ingeschreven in de GBA. In ieder geval zijn er voldoende redenen voor verweerder om gebruik te maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid. In het kader van de belangenafweging van artikel 8 EVRM kan het enkele feit dat de huwelijksakte niet op de juiste wijze is ingeschreven geen reden zijn om geen mvv te verlenen.
IV. OVERWEGINGEN
1. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
2. Een aanvraag tot het verlenen van een mvv wordt getoetst aan dezelfde criteria als een aanvraag om een vergunning tot verblijf. Blijkens artikel 13 van de Vw 2000 geldt daarbij als uitgangspunt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts wordt ingewilligd indien met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan wel internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.
3. Op grond van artikel 14, tweede lid, van de Vw 2000 wordt een verblijfsvergunning als bedoeld in dat artikel verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de beperkingen en voorschriften.
4. Eiser beoogt verblijf bij zijn echtgenote. Het door verweerder terzake gevoerde beleid is neergelegd in hoofdstuk B2/2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000. Paragraaf B2/2.4 van de Vc 2000 schrijft voor dat de verblijfsvergunning niet wordt verleend indien het huwelijk niet is ingeschreven in de GBA.
5. De rechtbank stelt het volgende vast. Op de „Entry of marriage“ (dossierstuk 14k) staat vermeld dat op 26 mei 2000 te Enfield, Groot-Brittannië, zijn getrouwd A, vroeger bekend als E, leeftijd 37 jaar, en B, leeftijd 28 jaar.
6. Blijkens het afschrift uit de GBA van 16 mei 2002 (dossierstuk 15f) is in de GBA van de Gemeente Schipluiden opgenomen B, geboren [...] 1972. Dit dossierstuk bevat voorts de volgende gegevens: „Betrokkene is gehuwd met: E op 26-05-2000 te Enfield, Grootbrittannië.“
7. Uit het voorgaande volgt dat het op 26 mei 2000 te Enfield tussen eiser en referente gesloten huwelijk in de GBA van de gemeente Schipluiden is ingeschreven. Dat bij die inschrijving – kennelijk per abuis – de naam waaronder eiser vroeger bekend stond is opgenomen, doet aan het voorgaande niet af.
8. Nu het huwelijk is ingeschreven in de GBA, is voldaan aan de voorwaarde van paragraaf B2/2.4 van de Vc 2000. Door de verblijfvergunning niet aan eiser te verlenen wegens het ontbreken van een inschrijving in de GBA heeft verweerder niet overeenkomstig voornoemde beleidsregel gehandeld. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 4:84 van de Awb, waarin is bepaald dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de wet.
9. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
10. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
11. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 Awb wijst de rechtbank de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht.
V. BESLISSING
De rechtbank
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier;
5. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ad € 109,-- (zegge: honderd negen euro).
Gewezen door mr. H.B. van Gijn, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Huys, griffier en openbaar gemaakt op: 22 augustus 2003
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden op: 22 augustus 2003
Conc: AH
Coll:
Bp: -
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Vw 2000 bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.