ECLI:NL:RBSGR:2003:AJ3271

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/1334 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies in het kader van de WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 augustus 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres A en verweerder, de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar aangetekend tegen de toekenning van een WAO-uitkering, die was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Eiseres stelde dat zij niet in staat was om fulltime te werken en dat de door verweerder geselecteerde functies niet passend waren, gezien haar medische beperkingen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verweerder opgedragen om alle relevante documenten te overleggen die aantonen dat de geselecteerde functies ondanks de overschrijdingen van de belastbaarheid van eiseres toch passend zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaararbeidsdeskundige J. Noordermeer niet in staat was om voldoende inzicht te geven in de signaleringen die zich hebben voorgedaan bij het raadplegen van het Claim Beoordelings- en Borgings Systeem (CBBS). Dit gebrek aan inzicht heeft geleid tot de conclusie dat het bestreden besluit niet voldoende draagkrachtig was gemotiveerd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de ongeschiktheid voor de functies van acquisiteur, telefonist/receptionist en portier/bewaker, in overweging genomen. Eiseres heeft medische onderbouwing gepresenteerd die haar beperkingen aantoont, maar verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze functies toch passend zouden zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat bij de beoordeling van de geschiktheid van functies rekening wordt gehouden met de medische beperkingen van de verzekerde, en dat signaleringen bij het CBBS inzichtelijk moeten worden gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, meervoudige kamer
Reg. nr. AWB 02/3314 WAO
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
A, wonende te B, eiseres,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 10 april 2002 heeft verweerder eiseres met ingang van 29 april 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% en een vervolgdagloon van € 68,75.
Naar aanleiding van het hiertegen namens eiseres aangetekende bezwaar d.d. 13 mei 2002 heeft verweerder bij besluit van 6 juni 2002 het besluit van 10 april 2002 ingetrokken (voor zover betrekking hebbende op het vervolg-dagloon) en het vervolgdagloon nader vastgesteld op € 71,21.
Bij besluit van 31 juli 2002 heeft verweerder het namens eiseres aangetekende bezwaar gegrond verklaard en het vervolgdagloon, gezien het besluit van 6 juni 2002, vastgesteld op € 71,21. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft eiseres bij brief van 4 september 2002, binnengekomen bij de rechtbank op 5 september 2002, beroep aangetekend. De gronden zijn aangevuld bij schrijven van 2 oktober 2002.
Verweerder heeft de rechtbank de gedingstukken, alsmede een verweerschrift d.d. 5 maart 2003, doen toekomen.
Het beroep is op 24 maart 2003 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. O. Labordus, werkzaam bij LAR Rechtsbijstand te Rijswijk. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M. de Graaff en bezwaararbeidsdeskundige J. Noordermeer.
Bij beslissing van 24 maart 2003 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bepaald dat verweerder al die bescheiden, waaronder signaleringen en/of notities, overhandigt waaruit (gemotiveerd) blijkt dat de geselecteerde functies ondanks overschrijdingen van de belastbaarheid van eiseres niettemin passend zijn.
Bij brief van 22 mei 2003 heeft verweerder gereageerd door een nadere rapportage van bezwaararbeidsdeskundige J. Noordermeer d.d. 21 mei 2003 over te leggen. Daarop heeft eiseres bij brief van 24 juni 2003 gereageerd.
Nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Motivering
Eiseres is op 1 mei 2001 vanwege RSI-klachten uitgevallen voor haar werkzaamheden als medewerkster P&O bij C accountants te D.
Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres op 29 april 2002, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, waardoor zij niet langer geschikt is voor het verrichten van de eigen arbeid, maar dat zij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de voor haar geselecteerde functies. Vergelijking van de mediane loonwaarde van die functies met het vrouwloon levert volgens verweerder een verlies aan verdiencapaciteit op van ongeveer 60%.
In beroep is namens eiseres, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Eiseres is niet in staat om fulltime arbeid te verrichten. De klachten nemen in de loop van de dag namelijk toe. Ten onrechte is dan ook geen urenbeperking aangenomen vanwege de gedurende de dag afnemende belastbaarheid. Dit wordt onderschreven door mevrouw Van Helden van de Stichting MediPartners Nederland, die stelt dat eiseres mogelijk 2 à 3 uur per dag werkzaamheden zou kunnen verrichten indien die werkzaamheden niet achter een computer worden verricht en er niet te lang in dezelfde houding moet worden gewerkt.
In alle drie geduide functies (acquisiteur, telefonist/receptionist en portier/bewaker) wordt de belastbaarheid van eiseres overschreden, omdat eiseres niet fulltime kan werken.
Verder dient in de functies telemarketeer en portier ´s avonds te worden gewerkt. Eiseres is daartoe niet in staat, aangezien de pijn ´s avonds het hevigst is. Bovendien kende de maatvrouwfunctie een dergelijk arbeidspatroon niet.
In de functie van telefoniste/receptioniste maakt typen en tekstverwerken onderdeel uit van de werkzaamheden. Gezien de klachten van eiseres is zij daartoe niet in staat.
Eiseres verzoekt de rechtbank dan ook het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank overweegt als volgt:
De rechtbank stelt allereerst vast dat de hoogte van het (vervolg)dagloon tussen partijen niet langer in geschil is.
De rechtbank vindt in de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder van onjuiste medische beperkingen is uitgegaan. Zij neemt daarbij in aanmerking dat eiseres door de verzekeringsarts H.I. Jansen lichamelijk is onderzocht. Deze arts heeft geen informatie ingewonnen bij de behandelende sector aangezien er reeds voldoende gegevens bekend waren. De verzekeringsarts heeft op basis van zijn onderzoek een Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) opgesteld.
Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts M. Keus aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte medische bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. De bezwaarverzekeringsarts was aanwezig tijdens de hoorzitting van 23 juli 2002. De bezwaarverzekeringsarts heeft verder de dossiergegevens bestudeerd en daarbij acht geslagen op de namens eiseres in bezwaar overgelegde verklaring van P.A.G..M. van Helden van de stichting MediPartners Nederland d.d. 8 juni 2002. De bezwaarverzekerings-arts heeft geconcludeerd dat in de door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML forse beperkingen zijn geduid ten aanzien van de belastbaarheid van de bovenste extremiteiten. De ingebrachte informatie bevat geen nieuwe van belang zijnde, nog niet eerder onderkende medische feiten. Nu er in de FML al forse beperkingen zijn aangenomen, is er geen aanleiding om tevens een urenbeperking te stellen. Er is geen enkele medische reden om meer beperkingen te duiden dan reeds zijn aangenomen, aldus de bezwaarverzekeringsarts.
Ter zitting is door verweerder gesteld dat in de FML tevens een beperking voor langdurig repetitieve handelingen moet worden aangenomen: eiseres kan maximaal 10 minuten achtereen repetitieve handelingen verrichten.
Uit vorengenoemde onderzoeken zijn voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor eiseres geldende beperkingen te kunnen komen. Eiseres heeft voorts in beroep geen medische stukken in het geding gebracht op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan de juistheid van het oordeel van beide verzekeringsartsen. De rechtbank is daarom van oordeel dat – rekening houdende met de ter zitting aangebrachte wijziging in de FML ten aanzien van repetitieve handelingen - de bezwaarverzekeringsarts terecht de conclusie van de verzekeringsarts heeft onderschreven. Mede in verband hiermee acht de rechtbank het inwinnen van een medisch deskundigenadvies niet noodzakelijk.
Het vaststellen van de beperkingen die eiseres bij het functioneren in arbeid als gevolg van de bij haar vastgestelde ziekten ondervindt heeft verweerder vastgelegd volgens de systematiek van het zogeheten Claim Beoordelings- en Borgings Systeem (CBBS) in de FML.
Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en beperkingen die de verzekerde in het dagelijks functioneren ervaart. Anders dan in het voordien door verweerder gebruikte Functie Informatie Systeem (FIS) wordt derhalve niet direct gerapporteerd in termen die betrekking hebben op de mogelijkheden en beperkingen van de verzekerde tot het verrichten van arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dat niet mee dat deze wijze van vastleggen van de mogelijkheden en beperkingen van de verzekerde de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige niet voldoende inzicht kan verschaffen in de restcapaciteit die de verzekerde nog kan benutten voor het verrichten van arbeid.
Immers, het uitgangspunt bij het medisch onderzoek door verzekeringsarts zijn de klachten die de verzekerde beleeft. Voor zover deze kunnen worden geobjectiveerd als zijnde het gevolg van ziekte of gebrek in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO worden deze klachten vertaald naar beperkingen. Daarmee is voldoende verband gelegd met de mogelijkheden en beperkingen die de verzekerde nog heeft voor respectievelijk ondervindt bij het verrichten van arbeid. Dat betekent dat verweerder het CBBS mag hanteren ter uitvoering van artikel 3, derde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige C.F. van der Voort de volgende functies geduid, die eiseres, gelet op haar beperkingen, zou moeten kunnen verrichten:
Functies: uurloon: arb.pl.: red.fct.:
1. acquisiteur/telemarketeer (SBC 516180) € 12,04 42 0,60
2. telefonist/receptionist (SBC 315120) € 9,08 9 0,90
3. portier/bewaker (SBC 342020) € 8,40 11 0,90
4. bode-bezorger (SBC 315140) € 11,08 8 0,48
5. secretaresse/typist (SBC 315030) € 9,43 7 0,45
Vergelijking van het maatvrouwinkomen (€ 13,77) met het mediaanloon van de drie functies met de hoogste loonwaarde (0,60 x € 9,08 = € 5,45) levert een verlies aan verdiencapaciteit op van 60,42%. Op basis hiervan heeft verweerder eiseres ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.
Het arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden door voorbeeldfuncties te selecteren en te vergelijken met de FML. De eisen, die het verrichten van de in het CBBS opgenomen voorbeeldfuncties aan de verzekerde stelt, zijn in dit systeem vastgelegd in dezelfde termen als die welke worden gebruikt bij het vaststellen van de mogelijkheden en beperkingen in de FML, zodat geen onvergelijkbare grootheden worden vergeleken. De omstandigheid dat in de vastlegging van de mogelijkheden en beperkingen in de FML enerzijds en de beschrijving van de eisen waaraan de verzekerde moet kunnen voldoen om een voorbeeldfunctie te kunnen vervullen anderzijds, een inherente bandbreedte wordt aangehouden, waardoor de vastlegging een meer globaal karakter draagt dan in het FIS het geval was, staat naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf ook niet aan toepassing van het CBBS in de weg. Immers, van geval tot geval zal bezien dienen te worden door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of een bepaalde (voorbeeld)functie door de verzekerde daadwerkelijk kan worden verricht, waarbij de FML niet meer is dan een hulpmiddel. Daarom is de rechtbank van oordeel dat deze wijze van rapporteren op zichzelf, evenals voorheen het FIS, geschikt is om te beoordelen welke functies de verzekerde wel of niet kan verrichten teneinde de mate van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WAO vast te stellen.
Wel dient - zoals ook ten tijde van het FIS gold - aan de hand van stukken inzichtelijk te worden gemaakt of er overschrijdingen zijn van de functionele mogelijkheden van de verzekerde (zogenoemde signaleringen) en dient, indien van dergelijke overschrijdingen sprake is, deugdelijk te worden gemotiveerd waarom de functie desondanks passend wordt geacht.
Het belang hiervan is des te groter, omdat zowel in het vastleggen van de restcapaciteit van de verzekerde in de FML als in het vastleggen van de functiebelasting, reeds een bandbreedte is gehanteerd en als incidenteel aangemerkte handelingen buiten beschouwing zijn gelaten.
Naar aanleiding van de beroepsgronden met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank moeten vaststellen dat uit het dossier niet blijkt of, en zo ja, welke signaleringen zich hebben voorgedaan bij raadpleging van het CBBS door de arbeidsdeskundige. Dat zich geen signaleringen hebben voorgedaan acht de rechtbank onaannemelijk op grond van de navolgende overwegingen bij drie van de geduide functiecodes.
Acquisiteur/telemarketeer:
Omtrent deze functie heeft bezwaararbeidsdeskundige J. Noordermeer in zijn rapportage van 21 mei 2003 opgemerkt dat er geen signaleringen zijn aangetroffen. Eiseres heeft geen beperkingen ten aanzien van de pengreep en moet daarom in staat geacht worden een scorelijst te turven en zonder problemen de NAW-gegevens en het tijdstip van de bezoekafspraak te noteren. Deze functie is volgens hem daarom passend voor eiseres.
Door eiseres is bestreden dat zij geen beperkingen heeft ten aanzien van de pengreep. Er zijn dagen dat zij niet in staat is lichte voorwerpen vast te houden, laat staan een pen, waarmee geschreven dient te worden, te hanteren.
Op basis van de functiebeschrijving stelt de rechtbank vast dat in deze functie de telefoonaansluiting bediend wordt met een numeriek toetsenbord. Verder wordt het resultaat van alle gesprekken en pogingen daartoe geturfd op een scorelijst. De bij het gebelde nummer behorende NAW-gegevens en het tijdstip van de bezoekafspraak worden op het agendaformulier genoteerd ten behoeve van de rayonclustering door anderen.
In de functiebelasting wordt met betrekking tot het hand- en vingergebruik opgemerkt dat er geen bijzondere belasting is voor het uitoefenen van knijp- of grijpkracht. Ten aanzien van dat laatste is eiseres blijkens de FML juist beperkt geacht: zij kan niet of nauwelijks knijp/grijpkracht uitoefenen. Het komt de rechtbank voor dat hier sprake moet zijn van een signalering. Het is immers de vraag of iemand die niet of nauwelijks knijp/grijpkracht kan uitoefenen de normale belasting voor het uitoefenen van knijp- of grijpkracht in deze functie aankan.
Ook ten aanzien van de bij deze functie behorende schrijfwerkzaamheden is door verweerder onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom eiseres gelet op haar zeer beperkte hand- en vingergebruik toch in staat wordt geacht deze werkzaamheden uit te voeren.
Bode/bezorger:
Eiseres stelt dat in deze functie wel degelijk sprake is van repetitieve handelingen. Zij kan niet 200 keer poststukken per uur verwerken. Niet alleen is de knijpkracht van eiseres beperkt, waardoor zij problemen heeft met het vasthouden van poststukken, ook het heffen van de armen is slechts zeer beperkt mogelijk.
De rechtbank is van oordeel dat het verwerken van ongeveer 200 poststukken per uur (ongeveer 3 poststukken per minuut) niet per definitie een langdurig repetitieve handeling hoeft op te leveren. In dit geval komen er blijkens de functiebelasting evenwel frequent produktiepieken voor omdat er een deadline geldt (om 12 uur moet de post weg zijn). Tijdens zo’n piek om de deadline te halen zal de post in een hoger tempo verwerkt worden. Het is de vraag of de beperking van eiseres dat zij niet langer dan 10 minuten een repetitieve handeling kan verrichten dan niet wordt overschreden.
Verder geldt hier - net als bij de functie van acquisiteur/telemarketeer - dat eiseres weliswaar niet beperkt is geacht ten aanzien van de pincetgreep, maar dat deze greep in deze functie zeer frequent moet worden gemaakt. Het frequent grijpen van brieven en andere poststukken zal ook enige knijp- en grijpkracht vergen, ten aanzien waarvan eiseres juist zeer beperkt is geacht. Nu eiseres blijkens de FML ook ten aanzien van een groot aantal andere grepen (bolgreep, sleutelgreep, cilindergreep), fijn-motorische hand/vingerbewegingen, toetsenbordbediening en schroefbewegingen juist sterk beperkt is geacht, is twijfelachtig of eiseres het verwerken van 200 poststukken per uur aankan.
Secretaresse verpleegafdeling:
Eiseres heeft gesteld dat deze functie erg veel lijkt op haar eigen werk, waarvoor zij ongeschikt is geacht. Het werk bestaat voor 60% uit administratieve handelingen waarvoor gebruik wordt gemaakt van computer en randapparatuur. Dat het werken met een computer problemen oplevert moge duidelijk zijn. Ook het werken met randapparatuur zoals bijvoorbeeld een kopieerapparaat is moeilijk. Zo is eiseres niet in staat om een pak computerpapier of een dossier te dragen. De conclusie van de analist dat de werkzaamheden met de computer zo minimaal zijn dat van belasting geen sprake is verhoudt zich volgens eiseres niet met de vaststelling dat de functie 60% administratief werk omvat.
De rechtbank stelt vast dat niet 60% maar circa 65% van het werk in deze functie administratief werk omvat. Blijkens de functiebeschrijving omvat het werk immers voor circa 40% administratie rondom medisch/verpleegkundig dossier, voor circa 20% administratie rondom patiënten en eigen personeel en voor circa 5% notuleren/uitwerken/vastleggen (van notulen tijdens afdelingsbesprekingen).
De rechtbank vindt het opmerkelijk dat in de functiebelasting geen enkele bijzondere belasting ten aanzien van het hand- en vingergebruik voorkomt. 65% van het werk omvat immers administratieve werkzaamheden. Aannemelijk is dat daarbij met een computer en randapparatuur wordt gewerkt, dat regelmatig met een pen zal moeten worden geschreven en dat dossiers moeten worden verwerkt. Met eiseres is de rechtbank dan ook van oordeel dat onaannemelijk is dat deze werkzaamheden de belastbaarheid van eiseres, die sterk beperkt is ten aanzien van diverse grepen (bolgreep, sleutelgreep, cilindergreep), knijp- of grijpkracht, fijn-motorische hand/vingerbewegingen, toetsenbordbediening en schroefbewegingen en repetitieve handelingen, niet zouden overschrijden.
Deze overwegingen hebben de rechtbank geleid tot het heropenen van het onderzoek teneinde een nadere rapportage van verweerder omtrent deze vragen te verkrijgen.
Uit de hierna gevolgde rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige J. Noordermeer van 21 mei 2003 (verder: de nadere rapportage) blijkt dat verweerder niet in staat is de rechtbank kenbaar te maken of en welke signaleringen zich in de primaire fase hebben voorgedaan bij het raadplegen van het CBBS. Dat betekent dat voor eiseres niet, althans niet volledig, inzichtelijk is op welke gronden zij geschikt wordt geacht voor het verrichten van de drie hierboven besproken functiecodes. Evenmin is dit toetsbaar voor de rechtbank.
Uit de nadere rapportage blijkt verder dat het voor de bezwaararbeids-deskundige evenmin kenbaar is geweest of en welke signaleringen zich hebben voorgedaan bij raadpleging van het CBBS door de arbeidsdeskundige. Dat betekent dat het bestreden besluit in beginsel niet is genomen op grondslag van voldoende kennis van de relevante feiten in de zin van artikel 3:2 van de Awb, immers de bezwaararbeidsdeskundige heeft de deugdelijkheid van de functie-duiding kennelijk beoordeeld zonder te weten of het systeem signaleringen opleverde. Dat betekent tevens dat de heroverweging zoals vereist in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, in beginsel niet volledig is geweest.
In dit geval heeft de bezwaararbeidsdeskundige deze gebreken getracht te herstellen door in het kader van zijn nadere rapportage in beroep het CBBS opnieuw te raadplegen.
Onveranderd blijft evenwel dat aan de rechtbank niet inzichtelijk is gemaakt welke signaleringen deze raadpleging heeft opgeleverd. In zoverre ontbreekt een kenbare motivering van het bestreden besluit. Daarmee is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Hieruit volgt dat het bestreden besluit ook niet draagkrachtig is gemotiveerd, aangezien door dit gebrek niet kan worden getoetst of de geduide functies daadwerkelijk door eiseres kunnen worden uitgeoefend. Daar komt nog bij dat in de nadere rapportage is aangegeven dat ook als zich signaleringen voordoen die niet altijd door de (bezwaar-)arbeidsdeskundige daadwerkelijk worden beoordeeld. Er vindt slechts een ruwe beoordeling plaats of het functietype waarin de signalering zich voordoet geschikt wordt geacht voor de betrokken verzekerde.
Naar aanleiding van de in de nadere rapportage gegeven specifieke motivering ten aanzien van de functie van bode/bezorger oordeelt de rechtbank dat de enkele opmerking dat deze na overleg met de bezwaarverzekeringsarts mogelijk is, onvoldoende is.
Omtrent de functie van secretaresse verpleegafdeling overweegt de rechtbank nog als volgt.
Met betrekking tot deze functie heeft bezwaararbeidsdeskundige Noordermeer in zijn nadere rapportage het volgende opgemerkt.
In de functie komt 60% administratief werk voor dat bestaat uit: aanleggen van patiëntendossier, verwerken van gegevens bij ontslag of overplaatsing, invullen formulieren, mutaties-dagsterkte-planning en consulteren betreffende patiëntenregistratie, registreren van ziekte, vakantie e.d. van de medewerkers alsmede maandstaten ten behoeve van de salarisadministratie. Voor de registratie van gegevens van patiënten en eigen personeel worden computer en randapparatuur gebruikt. De arbeidsdeskundig-analist J.H. Nijhuis, die de functie heeft geënqueteerd, heeft in een telefonisch overleg aangegeven dat de werkzaamheden met de computer zo minimaal in tijd (zeer kortstondig) zijn, er worden alleen wat getallen en namen verwerkt, dat van een belasting nagenoeg geen sprake is.
Deze functie is volgens hem juist geschikt voor iemand met RSI klachten. Nader overleg met de bezwaarverzekeringsarts M. Keus geeft aan dat ook hij de functie voor eiseres als passend beschouwt, aldus Noordermeer.
De opmerking van de arbeidsanalist dat de werkzaamheden met de computer zo minimaal in tijd (zeer kortstondig) zijn dat van een belasting nagenoeg geen sprake is, zodat deze functie juist geschikt is voor iemand met RSI klachten, is naar het oordeel van de rechtbank in tegenspraak met het feit dat 65% van de werkzaamheden administratief van aard zijn. Indien 65% van het werk immers administratief van aard is, is aannemelijk dat meer dan een half uur per werkdag, waartoe eiseres blijkens de FML maximaal in staat is geacht, het toetsenbord moet worden bediend.
Ook deze nadere motivering is derhalve onvoldoende draagkrachtig.
Blijkens de rapportage van bezwaararbeidsdeskundige J. Noordermeer van 21 mei 2003 wordt de functie telefonist/receptionist door verweerder niet langer als passend beschouwd.
Uit het vorenstaande volgt dat de arbeidskundige component van het bestreden besluit niet voldoende kenbaar noch voldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Derhalve is niet gebleken dat er ten minste drie functies met ten minste dertig arbeidsplaatsen zijn om een schatting op te baseren.
Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 9, aanhef en sub a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een bezwaarschrift, het verschijnen ter hoorzitting, het indienen van een beroepschrift, het verschijnen ter zitting, het geven van een schriftelijke reactie na heropening van het onderzoek) 4,5 punt wordt toegekend.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 29,--, vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.449,--, welk bedrag het UWV aan eiseres moet vergoeden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. D. de Loor, mr. J.L. Verbeek en mr. L.B.A. Wöltgens en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2003, in tegenwoordigheid van de griffier F.P. Krijnen.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op: