Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, nu er ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1 (F), aanhef en onder a, b en c van het Vluchtelingenverdrag. Eiser kan daarom geen aanspraak maken op bescherming van het Vluchtelingenverdrag. Verweerder overweegt daartoe dat eisers betrokkenheid bij de KhAD/WAD in de (officiers-)rang van laatstelijk kolonel niet ter discussie staat, alsmede dat van algemene bekendheid is dat de KhAD/WAD zich structureel en op grote schaal schuldig hebben gemaakt aan martelingen en andere grove schendingen van de mensenrechten. Verweerder verwijst hiertoe naar het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse zaken van 29 februari 2000 over de veiligheidsdiensten in communistisch Afghanistan. Hierin staat onder meer vermeld dat de loyaliteit van de medewerkers van de KhAD/WAD voortdurend op de proef werd gesteld. Een promotie tot officier kon niet plaatsvinden indien de betreffende medewerker niet op concrete wijze van zijn of haar onvoorwaardelijke loyaliteit aan het bewind had blijkgegeven. Elke officier die tijdens zijn of haar diensttijd is bevorderd, is derhalve betrokken geweest bij arrestaties, ondervragingen, martelingen en zelfs executies, aldus verweerder in navolging van voornoemd ambtsbericht.
Verweerder stelt vast dat eiser aannemelijke en consistente verklaringen heeft afgelegd over de organisatiestructuur van de afdeling Politieke Zaken van de KhAD/WAD te Negarhar en de directie Politieke Zaken van de KhAD/WAD te Kabul. Eiser was vanaf 1986 als officier werkzaam voor de KhAD/WAD. Verweerder stelt dat uit eisers promoties de mate van loyaliteit jegens de organisatie en de tevredenheid van zijn meerderen over zijn werkzaamheden blijkt. Dit impliceert naar het oordeel van verweerder dat eiser op concrete wijze betrokken is geweest bij, en daarmee verantwoordelijkheid draagt voor de door de KhAD/WAD begane schendingen van de mensenrechten. Eisers verklaring dat er weliswaar mensenrechtenschendingen plaatsvonden binnen de staatsveiligheidsdienst maar dat niet iedere medewerker daarvoor verantwoordelijk gehouden kan worden, en dat de directie Politieke Zaken waar hij werkzaam was daar in ieder geval niet mee te maken had, volgt verweerder niet. Eisers verklaringen dienaangaande doen naar het oordeel van verweerder niet af aan verweerders eerdere conclusie aangaande eisers betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de door de KhAD/WAD begane schendingen van de mensenrechten doch geven er eerder blijk van dat eiser zijn betrokkenheid dan wel verantwoordelijkheid tracht te bagatelliseren. Bovendien werd het hier bedoelde klimaat van terreur en controle binnen de dienst mede veroorzaakt door de directie Politieke Zaken waarvoor eiser werkzaam was. In dit verband merkt verweerder voorts op dat, om tot de conclusie te komen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdrijven tegen de menselijkheid, niet is vereist dat wordt bewezen, althans aannemelijk gemaakt, dat hij zelf persoonlijk, fysiek en daadwerkelijk heeft deelgenomen aan martelingen en andere schendingen van de rechten van individuele personen. Voldoende is dat vaststaat, althans dat er ernstige redenen zijn om te vermoeden, dat hij op de hoogte was, c.q. redelijkerwijs geacht kan worden op de hoogte te zijn geweest van die schendingen, er verantwoordelijkheid voor droeg en die verantwoordelijkheid uit vrije wil op zich heeft genomen.
Nu uit niets is gebleken dat eiser anders dan op eigen initiatief en uit vrije wil is toegetreden tot de KhAD/WAD, en vervolgens uit vrije wil binnen deze organisatie gedurende jaren carrière heeft gemaakt en daarbij een positie heeft bekleed waarbij het onvermijdelijk is dat hij actief betrokken is geweest bij het begaan van de door de KhAD/WAD begane misdrijven, kan niets aan de toerekening aan eiser van zijn aandeel in het begaan van deze misdrijven in de weg staan. Hierbij heeft verweerder meegewogen dat het blijkens het ambtsbericht na toetreding tot de KhAD/WAD weliswaar niet meer mogelijk was ontslag te nemen zonder als deloyaal te worden aangemerkt, maar dat het wel mogelijk was om te worden overgeplaatst naar een andere overheidsdienst. Bovendien was het misdadige karakter van de werkwijze van de KhAD/WAD reeds voordat eiser daadwerkelijk tot de gelederen van de KhAD/WAD toetrad algemeen bekend. Nu eiser, ondanks de wetenschap die hij moet hebben gehad van de werkwijze van de KhAD/WAD, zelf heeft gekozen om bij de KhAD/WAD te gaan werken kan de consequentie dat eiser zich later niet meer aan zijn werkzaamheden kon onttrekken niet in de weg staan aan de toerekening aan eiser van de door hem of onder zijn verantwoordelijkheid begane misdrijven.
Voorts is nergens uit gebleken dat eiser zich op enige wijze heeft gedistantieerd van of zich heeft verzet tegen de door de KhAD/WAD gepleegde misdrijven. Weliswaar heeft eiser verklaard dat hij gerapporteerd heeft dat er tijdens zijn dienstperiode in Negarhar twee Mudjaheds zijn opgepakt en om het leven gebracht door KhAd-leden en hij in verband hiermee is overgeplaatst naar Kabul, dit duidt echter geenszins zondermeer op een "bestraffing" van eiser.