ECLI:NL:RBSGR:2002:AF2666

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/2675 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om functie-onderhoud door regionaal politiekorps Haaglanden

In deze zaak hebben eisers, werkzaam als bureaurechercheurs bij het regionaal politiekorps Haaglanden, bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 september 1999 waarin hun verzoeken tot functie-onderhoud werden afgewezen. De eisers, die in totaal 11 personen omvatten, stelden dat zij gedurende langere tijd werkzaamheden verrichtten die wezenlijk afweken van hun functiebeschrijving en vroegen om inschaling op basis van de schaal van senior bureaurechercheur. De rechtbank heeft de beroepen op 18 september 2002 gevoegd behandeld. Eisers A, D en J lieten zich vertegenwoordigen door hun advocaat, terwijl de overige eisers in persoon verschenen. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betwistte de claims van de eisers en stelde dat de werkzaamheden die zij verrichtten niet wezenlijk afweken van hun organieke functie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers E, B, F, I, K en L feitelijk werkzaamheden verrichtten die wezenlijk afweken van hun organieke functie, wat leidde tot het opstellen van individuele functiebeschrijvingen voor deze eisers. De rechtbank oordeelde dat de verweerder in strijd met de wet had gehandeld door niet alle verzoeken tot functie-onderhoud te honoreren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de bestreden besluiten van 11 juni 2001 en 18 september 2001, maar liet de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand. De rechtbank oordeelde verder dat de eisers recht hadden op vergoeding van hun griffierecht en de proceskosten, die op € 966,- werden vastgesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de feitelijke werkzaamheden van ambtenaren in relatie tot hun functiebeschrijving en de noodzaak om bij afwijkingen van de organieke functie passende maatregelen te treffen. De rechtbank heeft de eisers in het gelijk gesteld, maar de gevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten, wat betekent dat de situatie van de betrokken ambtenaren niet wezenlijk veranderde.

Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, meervoudige kamer
Reg. nr. AWB 01/2675 AW
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
A, B, C, D,
E, F, G, H,
I, J, K en
L, eisers
en
de Korpsbeheerder van het regionaal politiekorps Haaglanden, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Eisers zijn werkzaam (geweest) in de functie van bureaurechercheur, functienummer 730, bij het regionaal politiekorps Haaglanden. In maart 1998 hebben eisers bij verweerder verzoeken tot functie-onderhoud ingediend als bedoeld in artikel 6, zevende lid, van het Besluit bezoldiging Politie (Bbp).
Nadat eisers omtrent het voornemen tot afwijzing van de verzoeken zijn gehoord, is bij besluit van 20 september 1999 besloten tot afwijzing van de verzoeken.
Eisers hebben tegen het besluit van 20 september 1999 bij brief van
1 november 1999 bezwaar gemaakt.
Deze bezwaren zijn bij besluit van 15 mei 2000 niet-ontvankelijk verklaard.
Deze rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep op 11 oktober 2000 gegrond verklaard.
Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 11 juni 2001, kenmerk 2001/19076 de bezwaren van de eisers E, B, F, I, K en L gegrond verklaard en de bezwaren van de overige eisers ongegrond verklaard.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 juli 2001, gericht aan de eisers E, kenmerk 2001/22092, b, kenmerk 2001/22107, F, kenmerk 2001/22103, I, kenmerk 2001/22088, K, kenmerk 2001/22106, en L, kenmerk 2001/22105, heeft verweerder de functiebeschrijving (mensfunctie) van de functie van bureaurechercheur en de waardering van deze functie in schaal 7 vastgesteld.
Tegen het besluit van 11 juni 2001 en tegen de afzonderlijke besluiten van 3 juli 2001, gericht aan de eisers E, B, F, I, K en L, hebben eisers bij brief van 20 juli 2001, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum en van gronden voorzien bij brief van 22 oktober 2001, beroep ingesteld. De bij de rechtbank te Haarlem respectievelijk Rotterdam aanhangig gemaakte beroepen namens eisers C en G zijn ter verdere behandeling verwezen naar deze rechtbank.
Bij besluit van 18 september 2001, kenmerk 2001/30400, heeft verweerder het besluit van 11 juni 2001 gewijzigd en de besluiten van 3 juli 2001 met betrekking tot de vaststelling van de functiebeschrijving ingetrokken.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 29 november 2001 een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn op 18 september 2002 gevoegd ter zitting behandeld.
Eisers B, C, E, F, G, H, I, K, en L zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat mr. W. Brussee; eisers A, D en J hebben zich laten vertegenwoordigen door hun advocaat mr. W. Brussee.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.J. Kruizinga.
Motivering
De rechtbank stelt allereerst vast dat de beroepen van eisers ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht moeten worden mede gericht te zijn tegen het besluit van 18 september 2001. De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit van 11 juni 2001 zoals gewijzigd bij besluit van 18 september 2001, in rechte kan standhouden.
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat zij gedurende langere tijd werkzaamheden verrichten die afwijken van hun functiebeschrijving en behoren tot de taken van senior bureaurechercheur. Eisers willen worden ingeschaald en beloond op basis van de schaal van de senior bureaurechercheur, schaal 8. Eisers zijn van mening dat de vervulling van de ene taak de andere taken tijdelijk kan uitsluiten. Eisers menen dat verweerder ten onrechte stelt dat het als vraagbaak dienen voor collega’s of het zijn van specialist alleen van belang is indien zulks feitelijk van de functiebeschrijving afwijkende werkzaamheden met zich meebrengt.
Eisers stellen zich tenslotte op het standpunt dat voor het vaststellen van mensfuncties geen rechtsgrond bestaat. Ingeval van een positief besluit op een verzoek tot functie-onderhoud zal een nieuwe functiebeschrijving worden vastgesteld. Deze functiebeschrijving zal een organieke functie moeten zijn.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergelijking met de functie van senior bureaurechercheur niet aan de orde is. Beoordeeld moet worden of er sprake is van opgedragen werkzaamheden die gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de organieke functie van bureaurechercheur, functienummer 730. Bij de beoordeling van de verzoeken tot functieonderhoud heeft verweerder het volgende onderzocht:
-worden er in de praktijk feitelijk andere werkzaamheden dan beschreven in de functiebeschrijving verricht?
-welke feitelijke werkzaamheden worden verricht?
-worden de feitelijke werkzaamheden gedurende langere tijd verricht?
-zijn de verrichte feitelijke werkzaamheden wezenlijk?
-zijn de feitelijke werkzaamheden opgedragen?
Ten aanzien van de eisers E, B, F, I, K en L heeft verweerder vastgesteld dat sprake was van feitelijke werkzaamheden verricht gedurende langere tijd die wezenlijk afwijken van de organieke functie. Dit heeft geleid tot het opstellen van individuele functiebeschrijvingen voor deze eisers. Verder stelt verweerder dat het hebben van een taakaccent alleen relevant is als dat ook tot feitelijke werkzaamheden leidt. Door deelname aan een Projectteam Bovenlokale Opsporing (PBO) of Recherche Assistentie Groep (RAG) is er langere tijd feitelijk geen sprake van onder andere werkzaamheden als mentor. Deelname aan een PBO of RAG en het horen van strafrechtelijk minderjarigen en/of zware criminelen beschouwt verweerder niet als werkzaamheden die wezenlijk afwijken van de organieke functiebeschrijving.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 6, zevende lid, van het Bbp kan de ambtenaar bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van zijn functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Het bevoegd gezag stelt regels vast over de behandeling van deze aanvraag.
Nadere regels voor het indienen van een verzoek tot functieonderhoud zijn door verweerder vastgelegd in de Regeling functiebeschrijving regionaal politiekorps Haaglanden (hierna: de Regeling).
In artikel 1.6 van de Regeling wordt “organieke functie” aldus gedefinieerd: het samenstel van de werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegd gezag is opgedragen.
In artikel 1.7 van de Regeling wordt “functiebeschrijving” aldus gedefinieerd: een beschrijving van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.6 van deze regeling.
Allereerst overweegt de rechtbank dat uit de hiervoor aangehaalde bepalingen van het Bbp en de Regeling valt af te leiden dat de strekking van het Bbp en de Regeling is om bij van een organieke functie afwijkende werkzaamheden over te gaan tot het creëren van een nieuwe organieke functie. Verweerder behoort op verzoek van de betrokken ambtenaar of diens onderdeelschef op grond van de bepalingen van hoofdstuk 2 van de Regeling bij wezenlijk van de organieke functie afwijkende werkzaamheden een nieuwe organieke functiebeschrijving vast te stellen die kan leiden tot een hogere inschaling en bezoldiging.
In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat hij voor de eisers E, B, F, I, K en L zogenoemde mensfuncties heeft beschreven omdat slechts deze collega’s afwijkende werkzaamheden verrichten terwijl het wijzigen van de organieke functie van bureaurechercheur zou gelden voor alle collega’s die deze functie vervullen. De rechtbank is met eisers van oordeel dat verweerder aldus in strijd met de tekst en de strekking van het Bbp en de Regeling heeft gehandeld. Het beroep is derhalve in zoverre gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de wet. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op dit punt in stand te laten omdat verweerder bij juiste toepassing van de toepasselijke bepalingen van het Bbp en de Regeling niet tot een inhoudelijk andere functiebeschrijving zou zijn gekomen. De rechtbank concludeert dat de eisers E, B, F, I, K en L door de incorrecte aanduiding van de gemaakte functiebeschrijvingen van bureaurechercheur, nr. 1051, nr. 1052 en nr. 1053 niet zijn benadeeld.
Vervolgens staat de vraag centraal of verweerder op goede gronden heeft overwogen dat er (overigens) geen sprake is geweest van het gedurende langere tijd door eisers verrichten van opgedragen werkzaamheden die wezenlijk afwijken van de beschrijving van de functie van bureaurechercheur, functienummer 730.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat, gelet op de beschrijving van de functie van bureaurechercheur, functienummer 730, het deelnemen aan een PBO of RAG en het verhoren van zware criminelen en minderjarigen geen wezenlijk van de functiebeschrijving afwijkende werkzaamheden zijn. De rechtbank overweegt dat de overige door eisers genoemde werkzaamheden, te weten het hebben van een taakaccent, het als vraagbaak dienen voor collega’s en het optreden als mentor, in beginsel wezenlijk van de beschrijving van de functie van bureaurechercheur, functienummer 730, afwijkende werkzaamheden zijn. Gelet op artikel 6, zevende lid, van het Bbp dient evenwel slechts functie-onderhoud te worden toegepast indien dergelijke taken of verantwoordelijkheden feitelijk verrichte werkzaamheden met zich mee brengen.
De rechtbank heeft uit de stukken en uit hetgeen ter zitting aan de orde is geweest opgemaakt dat verweerder zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de feitelijke werkzaamheden van betrokkenen. De rechtbank constateert dat verweerder de verzoeken van eisers, voor zover feitelijk van de organieke functie afwijkende werkzaamheden zijn vastgesteld, heeft gehonoreerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, voor zover hij de volgens eisers verrichte werkzaamheden niet heeft kunnen vaststellen, op goede gronden heeft besloten tot handhaving van de eerdere afwijzing van de verzoeken tot functie-onderhoud. De rechtbank merkt op dat eisers geen bewijzen hebben aangedragen waaruit blijkt of aannemelijk wordt dat zij de gestelde werkzaamheden wel hebben verricht.
Hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel brengen.
De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eisers in verband met de behandeling van dit beroep gemaakte kosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 966,-, te weten € 322,- voor het beroepschrift en € 322,- voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1,5 wegens een aantal van 4 of meer samenhangende zaken van gemiddeld gewicht,.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt de bestreden besluiten van 11 juni 2001, kenmerk 2001/19076, en 18 september 2001, kenmerk 2001/30400;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
Bepaalt dat de rechtspersoon regionaal politiekorps Haaglanden aan eisers het door hen betaalde griffierecht, te weten € 102,10, vergoedt;
Veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 966,-, welke kosten voormelde rechtspersoon aan eisers dient te vergoeden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mrs. F.J. Verbeek, J.W.H.B. Sentrop en S.C. Stuldreher en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2002, in tegenwoordigheid van de griffier J.E. van Caspel.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op: