Rechtbank ‘s-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 02/324 BESLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Eiser, starter op de woningmarkt, heeft op 11 mei 2001 een woning gekocht. De koopakte is op 20 juni 2001 gepasseerd.
Bij brief van 30 mei 2001 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend om een koopsubsidie op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit.
Bij besluit van 7 september 2001 heeft verweerder dit verzoek afgewezen omdat het rekeninkomen hoger is dan het toegestane maximum van f 37.350,-.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 10 september 2001 bezwaar gemaakt.
Eiser is gehoord omtrent zijn bezwaar op 30 oktober 2001.
Bij besluit van 11 december 2001 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 11 december 2001, ingekomen bij de rechtbank op 17 januari 2002, beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 31 oktober 2002.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn vader, C.
Namens verweerder is verschenen mr. A.L. Bervoets.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het bestreden besluit van 11 december 2001 in rechte kan standhouden.
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder bij de beoordeling van zijn aanvraag ten onrechte van het inkomen over het jaar 2000 is uitgegaan. Hij stelt dat hij er op mocht vertrouwen dat het inkomen over het jaar 1999 doorslaggevend was voor de vaststelling van het recht op subsidie. Daartoe voert hij aan dat zowel in de brochure “Een eigen woning? Koopsubsidie geeft keuze” van november 2000, als op de website van VROM, laatstelijk door hem geraadpleegd op 11 juni 2001, is uitgegaan van het inkomen over het jaar 1999. Ook in het aanvraagformulier (periode van 1 januari 2001 tot 1 juli 2001) is verwezen naar het inkomen over 1999. Daarnaast hebben de hypotheekgever (de Rabo-bank) en de Woonbond hem verzekerd dat van het inkomen over 1999 diende te worden uitgegaan. Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van het verstrekken van informatie. De informatie die hij heeft verkregen was niet duidelijk. Het mag hem niet worden tegengeworpen dat het om een nieuwe subsidieregeling gaat waarvan de informatieverstrekking nog niet optimaal is. Uit de tekst van de wet valt niet op te maken dat het transport van de akte moest plaatsvinden voor 1 juni 2001. Als eiser over de correcte informatie had beschikt had hij een eerdere transportdatum bewerkstelligd zodat hij wel voor de subsidie in aanmerking was gekomen.
Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat de tekst van de wet bepalend is voor de vaststelling van het recht op subsidie en de wet aan duidelijkheid niets te wensen over laat. Aan informatie in een brochure en op een website kan geen recht worden ontleend. Het feit dat in de brochure van juni 2001 voor de periode van 1 juli 2001 tot 1 juli 2002 duidelijker dan voorheen is aangegeven hoe de termijnen zijn vastgesteld, kan evenmin reden zijn om af te wijken van de wettelijke bepalingen. Verweerder stelt dat de publicaties geen foutieve informatie bevatten maar geeft toe dat de informatie wellicht vollediger had kunnen zijn. Bij de start van de uitvoering van een geheel nieuwe subsidieregeling kan het voorkomen dat niet op alle vragen adequaat wordt geantwoord. Verweerder vraagt hiervoor begrip. Gedragingen van de Rabobank en de Nederlandse Woonbond kunnen niet aan hem worden toegerekend.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 1 januari 2001 is de Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: de Wet) in werking getreden.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet wordt bij een eenpersoonshuishouden een eigenwoningbijdrage niet toegekend als het rekeninkomen meer bedraagt dan f 35.600,- (per 1 januari 2001 f 36.400,- en per 1 juli 2001 f 37.350,-).
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder r, van de Wet wordt onder rekeninkomen verstaan het rekeninkomen bedoeld in artikel 3 van de Wet.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet is het rekeninkomen bij een primaire toekenning het gezamenlijk inkomen over het peiljaar van degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder p, van de Wet wordt onder peiljaar verstaan het kalenderjaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar, of, als dat kalenderjaar minder dan een half jaar voor het bijdragejaar eindigt, het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat kalenderjaar.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet wordt onder bijdragejaar verstaan het jaar dat begint met de eerste volle kalendermaand waarin degene die de eigenwoningbijdrage aanvraagt de woning in eigendom heeft verkregen en loopt tot en met de elfde daaropvolgende kalendermaand, en de direct daarop aansluitende jaren.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser zijn woning op 20 juni 2001 in eigendom heeft verkregen. Verweerder is van opvatting dat dit meebrengt dat het bijdragejaar in eisers geval ingaat op 1 juli 2001 en het jaar 2000 als peiljaar geldt. De rechtbank is van oordeel dat deze opvatting op een onjuiste lezing van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet berust. Nu hierin immers uitdrukkelijk is bepaald dat het bijdragejaar begint met de eerste volle kalendermaand waarin de aanvrager de woning in eigendom heeft verkregen, is het bijdragejaar in eisers geval op 1 juni 2001 begonnen en loopt dit bijdragejaar tot en met 31 mei 2002. Namens verweerder is ter zitting erkend dat een tekstuele uitleg van deze bepaling inderdaad tot deze uitkomst leidt, maar dat dit niet de bedoeling van de wetgever is geweest. Hiertoe is allereerst gewezen op het woord ‘volle’ in de bepaling. Hiernaast is gesteld dat de wetgever ter zake heeft aangesloten bij de Huursubsidiewet waarin een vergelijkbare bepaling voorkomt. De rechtbank ziet hierin evenwel geen aanleiding om voorbij te gaan aan de tekst van de bepaling. Met het woord ‘volle’ heeft de wetgever enkel aangegeven dat een bijdragejaar alleen op de eerste van de maand kan beginnen. Voorts is in de Huursubsidiewet geen vergelijkbare bepaling gevonden, laat staan daarop betrekking hebbende jurisprudentie op grond waarvan, analoog redenerend, ook in het onderhavige geval van de tekst van de bepaling zou behoren te worden afgeweken.
Nu het kalenderjaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar, het kalenderjaar 2000, minder dan een half jaar voor het bijdragejaar eindigt, dient ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder p, van de Wet het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat kalenderjaar, het kalenderjaar 1999, als peiljaar te worden aangemerkt. Verweerder is er bij de vaststelling van eisers rekeninkomen dan ook ten onrechte van uitgegaan dat het kalenderjaar 2000 het peiljaar is.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond dient te worden verklaard en het bestreden besluit wegens strijd met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, en p van de Wet dient te worden vernietigd.
Niet is gebleken dat door eiser in verband met de behandeling van dit beroep kosten zijn gemaakt die op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit van 11 december 2001;
3. draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
4. bepaalt dat de rechtspersoon de Staat der Nederlanden aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 109,-, vergoedt.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. E. J.M. Heijs en in het openbaar uitgesproken op
6 november 2002, in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.M. van der Meide.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,