RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.900.325-02;
's-Gravenhage, 2 december 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte :
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Iran),
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 november 2002 .
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr W.K.H. Berghuis, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich drie benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr W. Hemstede heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1. en 2. telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; alsmede vrijspraak op onderdelen ten aanzien van feit 1.
De officier van justitie vordert tevens bij uitspraak de opheffing van de opschorting van de voorlopige hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen -hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht (gemerkt C.)- onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp te weten : een jerrycan, kleur zwart, wordt verbeurdverklaard en de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen te weten : diverse kleding van verdachte, waaronder een paar schoenen en een trainingspak worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partijen geconcludeerd tot :
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] tot het bedrag van euro 3.903,50;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] tot het bedrag van euro 450,=;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] tot het bedrag van euro 567,23.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot euro 3.903,50 subsidiair 78 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij1], een bedrag groot euro 450,= subsidiair 9 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij2] en een bedrag groot euro 567,23 subsidiair 11 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij3].
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.1. en A.2.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1. en 2. vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.1. en B.2.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Ten aanzien van het bewijs van de feiten onder 1. overweegt de rechtbank het volgende :
Uit technisch onderzoek blijkt dat de brand in verdachte's woning is ontstaan in vrijwel het midden van de woonkamer en gesticht is met gebruikmaking van brandversnellende middelen, waardoor een explosief mengsel is ontstaan, zodat de brand is ingeleid door een explosie. Verder blijkt uit verdachte's eigen verklaringen, de aard van zijn verwondingen en de verklaringen van getuigen dat verdachte zich in de onmiddellijke nabijheid van deze explosie bevond.
Uitgesloten moet worden dat er - naast verdachte - ten tijde van de explosie nog een andere persoon dan wel andere personen in of vlakbij verdachte's woning aanwezig was/waren. Verdachte had als enige de beschikking over een sleutel van zijn woning en hij had naar eigen zeggen bij het verlaten van de woning de deur achter zich dichtgetrokken. Uit het technisch onderzoek blijkt verder dat de deur van de woning geen sporen van braakschade vertoonde en dat het cilinderslot intact was. Bovendien is (zijn) er - naast verdachte - ook geen andere gewonde(n) of dode(n) aangetroffen, terwijl dit gelet op de kracht van de explosie en de omvang van de brand wel het geval had moeten zijn geweest, indien daar op dat moment iemand (dan wel enkelen) aanwezig zou(den) zijn geweest.
Op grond van dit vorenstaande is er geen andere fysische verklaring mogelijk dan dat verdachte de explosie en de daaropvolgende brand heeft veroorzaakt. Naast dit wettig bewijs laat de rechtbank bij haar overtuiging meewegen dat verdachte in de weken voorafgaand aan de brand herhaaldelijk spullen uit zijn woning heeft weggehaald, dat verdachte omtrent de avond voorafgaand aan de brand wisselende en tegenstrijdige verklaringen over zijn activiteiten en bijbehorende tijdstippen heeft afgelegd en dat verdachte's kleding sporen van motorbenzine bevatte terwijl dit ook het geval was bij de voor zijn woning aangetroffen jerrycan en de in zijn woning aangetroffen sprenkelsporen.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft in zijn woning brand gesticht waardoor een ontploffing is ontstaan en een groot gedeelte van zijn woning is uitgebrand. Er is als gevolg van deze ontploffing en brand schade toegebrachte aan de omliggende personen en aan goederen.
Door aldus te handelen heeft verdachte bovendien het risico genomen dat omwonenden zouden komen te overlijden en/of ernstig gewond raken.
Daarnaast heeft verdachte geprobeerd zijn verzekering op te lichten door niet te vermelden dat hij zelf de brand had veroorzaakt en door een hogere schade te claimen dan hij daadwerkelijk had geleden.
Dit zijn zeer ernstige feiten, die in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de psychiatrische rapportage van drs. S.M. de Vries, psychiater, onder supervisie van dr. B. Blansjaar, van 13 november 2002.
De psychiater komt daarin tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de onder 1. telastgelegde feiten volledig toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het over verdachte door de Reclassering Nederland opgestelde voorlichtingsrapport van 8 oktober 2002.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Gelet op dit alles acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, te weten : een jerrycan, kleur zwart, verbeurd verklaren.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, te weten : diverse kleding (trainingspak en schoenen) teruggeven aan verdachte.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij1], wonende te [woonplaats], [adres] heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding groot euro 3.903,50.
De rechtbank zal post 1. van deze vordering ad euro 3.685,50 toewijzen. Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd met het overgelegde taxatierapport.
De rechtbank zal post 2. van deze vordering ad euro 68,= afwijzen, omdat uit de bijgevoegde bescheiden blijkt dat de schade van de autoruit reeds is opgenomen in de toegewezen post 1.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot immateriële schadevergoeding afwijzen, aangezien de artikelen 6:95 en 6:106 van het Burgerlijk Wetboek aan toewijzing van een zodanige vergoeding in een geval als dit in de weg staan.
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde feiten onder 1. is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van euro 3.685,50 ten behoeve van [benadeelde partij1], wonende te [woonplaats], [adres].
[benadeelde partij2], wonende te [woonplaats], aan de [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van haar vordering tot immateriële schadevergoeding, groot euro 450,=.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen, aangezien de artikelen 6:95 en 6:106 van het Burgerlijk Wetboek aan toewijzing van een zodanige vergoeding in een geval als dit in de weg staan.
[benadeelde partij3], wonende te [woonplaats], aan de [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van zijn vordering tot schadevergoeding, groot euro 567,23.
De rechtbank zal deze vordering (autoschade) in haar geheel toewijzen.
Deze vordering is voldoende onderbouwd met het overgelegde rapport.
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde feiten onder 1. is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van euro 567,23 ten behoeve van [benadeelde partij3], wonende te [woonplaats], aan de [adres].
De officier van justitie heeft gevorderd de opschorting van de voorlopige hechtenis op te heffen.
De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding.
Er zijn door de officier van justitie geen feiten of omstandigheden aangevoerd noch aan de rechtbank gebleken welke nopen tot een andere belangenafweging dan die van de rechter-commissaris bij haar besluit tot opschorting van de uitvoering van het bevel tot bewaring op 26 april 2002.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen :
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 157, 225 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1. en 2. telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt :
1. OPZETTELIJK EEN ONTPLOFFING TE WEEG BRENGEN TERWIJL
DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS
OPZETTELIJK EEN ONTPLOFFING TE WEEG BRENGEN TERWIJL
DAARVAN LEVENS GEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS.
OPZETTELIJK BRAND STICHTEN TERWIJL DAARVAN
GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS
OPZETTELIJK BRAND STICHTEN TERWIJL DAARVAN
LEVENS GEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS.
2. VALSHEID IN GESCHRIFTE, meermalen gepleegd.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot :
gevangenisstraf voor de duur van 30 MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 24 april 2002;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 26 april 2002;
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort op 26 april 2002.
verklaart verbeurd het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp : een jerrycan, kleur zwart;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen : diverse kleding (schoenen en een trainingspak);
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1], tot een bedrag van euro 3.685,50 en veroordeelt verdachte voorts :
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij1], wonende te [woonplaats], aan de [adres] een bedrag van euro 3.685,50, met veroordeling in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot euro 3.685,50 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 73 dagen;
wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] wat de post van euro 68,= (autoruit voor) betreft;
wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] wat de immateriële schadevergoeding betreft;
wijst af de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2], wonende te [woonplaats];
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3], tot een bedrag van euro 567,23 en veroordeelt verdachte voorts :
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij3], wonende te
[woonplaats], aan de [adres], een bedrag van euro 567,23, met veroordeling in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot euro 567,23 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij3];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding onder 1. en 2. meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs R. Elkerbout, voorzitter,
P. Oskam en H.A.G. Nijman, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L.A. van der Togt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2002.