ECLI:NL:RBSGR:2002:AE9105
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake asielaanvraag van een Afghaanse vreemdeling
In deze zaak gaat het om een Afghaanse vreemdeling, eiser, die op 20 oktober 2000 een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) heeft verkregen. Deze vergunning is op 1 april 2001 omgezet in een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 9 mei 2000 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, maar deze aanvraag is niet ingewilligd. Op 16 juli 2001 heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, het bezwaarschrift van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak in behandeling genomen en moest beoordelen of deze niet-ontvankelijkheid terecht was.
De rechtbank oordeelt dat eiser, ondanks het feit dat hij in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning, wel degelijk belang heeft bij de toetsing van de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaarschrift. Dit belang ligt in de mogelijkheid om een rechterlijke toetsing te krijgen over de beslissing van verweerder. De rechtbank stelt vast dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende verleningsgronden van de verblijfsvergunning, wat betekent dat eiser geen rechtens relevant belang heeft bij de toetsing in bezwaar.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.E. Bakker, in aanwezigheid van griffier P.M. van den Brekel, op 26 juli 2002. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.