ECLI:NL:RBSGR:2002:AE8344
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening inzake vertrekmoratorium voor asielzoeker uit Irak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 augustus 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van A, een asielzoeker uit Irak. Verzoeker, geboren in Noord-Irak, heeft vanaf zijn vijfde levensjaar in Centraal-Irak gewoond. Hij heeft een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, die door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 22 december 2000 werd afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de voorzieningenrechter heeft eerder, op 25 maart 2002, zijn verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De Minister heeft in juni 2002 de bezwaren van verzoeker ongegrond verklaard en bepaald dat hij de behandeling van het beroepschrift niet in Nederland mag afwachten.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om zijn dreigende uitzetting te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 31 juli 2002 behandeld, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.E.Th. Hogervorst. De Minister werd vertegenwoordigd door mr. R.J.L. van Bokhoven. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Minister zijn stelling dat alleen asielzoekers geboren in Centraal-Irak onder het vertrekmoratorium vallen, niet voldoende heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeert dat de geboorteplaats van de vreemdeling niet van doorslaggevende betekenis is voor de toepassing van het vertrekmoratorium.
Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de Minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op 644 euro. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.