Eiser legt aan de aanvraag ten grondslag dat hij in aanmerking komt voor toelating als vluchteling. Hij brengt daartoe in zijn nader en aanvullend gehoor het volgende naar voren. Eiser is eind 1977 lid geworden van de Democratische Volkspartij van Afghanistan (DVPA). Door zijn banden met de DVPA heeft hij van het Ministerie van Defensie omstreeks september 1980 een militaire en politieke opleiding van ongeveer 4,5 maand in de Oekraïne ontvangen. Na zijn terugkeer kreeg hij de rang van derde luitenant en werd hij belast met politieke activiteiten binnen het militaire kader, inhoudende dat hij twee maal per week politieke lessen gaf aan soldaten. Hij werd tewerkgesteld bij pantserbrigade nummer 4 in de provincie Ghazni. Hij werd in die periode bevorderd tot tweede luitenant.
In januari 1983 stapte eiser over naar de Staatsveiligheidsdienst, de Khad. Na twee maanden werd hij bevorderd tot eerste luitenant. Hij ging werken op de afdeling Kader en Personeel van de „Khad bij de politie“ voor een periode van ongeveer drie maanden, waar hij zich bekwaamde in administratieve werkzaamheden. Vervolgens werd hij geplaatst bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de provincie Herat. Daar controleerde hij ambtenaren die bij het Ministerie werkten. Dat hield in dat hij diende te voorkomen dat soldaten de dienst verlieten, dat het personeel contact onderhield met de vijand, dat wapens en munitie werden gestolen en dat hij corruptie moest bestrijden. Eiser gaf tevens informatie door aan de politie-eenheden over de gebrekkige werkwijze van de politie. Informatie over verdachte politiemensen gaf hij door aan zijn directeur. Hij is echter nooit dergelijke zaken in zijn praktijk tegengekomen.
In maart 1985 werd eiser overgeplaatst naar de provincie Bagheis. Hij werd daar directeur van een afdeling en had toen de rang van kapitein.
In de herfst van 1985 is hij voor 4,5 maand uitgezonden naar Tashkent in de Sovjet-Unie voor een opleiding bij de KGB. Hij leerde hoe hij agenten moest werven en hoe hij desertie diende te voorkomen. Na zijn terugkeer werd hij plaatsvervangend directeur van de Khad bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken in Herat. In die functie gaf hij informatie omtrent personen door aan zijn directeur. In augustus 1985 werd hij overgeplaatst naar Kabul naar een administratieve functie.
Na de fusie in 1987 van de verschillende afdelingen van de Khad werd eiser tewerkgesteld op de afdeling administratie van de militaire Khad in Kabul. In die functie sorteerde eiser vertrouwelijke stukken en zond deze naar de desbetreffende directies.
In september 1988 werd hij plaatsvervangend directeur van de militaire Khad van divisie nummer 18 van Mazar E Sharif. Hij werd bevorderd tot Yaktoran, een rang tussen kapitein en majoor. Ook daar verrichtte hij administratieve werkzaamheden en zond informatie door.
Omstreeks juli 1991 werd hij overgeplaatst naar het nieuwe hoofdkwartier van het leger in Mazar E Sharif. In die tijd werd hij bevorderd tot luitenant kolonel. In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij daar werd aangesteld als assistent van het hoofd van de kazerne aldaar en dat hij, als hoofdverantwoordelijke van de Khad, tevens zitting had in de Generale Staf die verantwoordelijk was voor 9 provincies. In dat kader werkte hij rechtstreeks onder Kabul. Hij was in die periode belast met het voorkomen van infiltratiepogingen door tegenstanders in voornoemde kazerne. De opsporing van politieke tegenstanders viel eveneens onder zijn verantwoordelijkheid. Eiser heeft echter geen arrestatiebevelen uitgeschreven of (mede)ondertekend. Hij stuurde zelf geen mensen aan. In het aanvullend gehoor daarentegen heeft eiser verklaard dat hij slechts verantwoordelijk was voor administratieve werkzaamheden in die zin dat hij informatie en correspondentie vanuit Kabul doorgaf aan andere administratieve ambtenaren. Hij had géén zitting in de generale staf. Eiser benadrukt dat hij een kleine ambtenaar was zonder bevoegdheden.
Eiser is, na telefonische bedreigingen, in maart 1992 uit veiligheidsoverwegingen naar Kabul vertrokken. Daar is hij op 2 oktober 1992 opgepakt. Hij is in twee gevangenissen gedetineerd geweest. In de eerste van oktober 1992 tot april 1993. Hij is in die periode slechts tweemaal ondervraagd. Een vriend van hem heeft een overplaatsing geregeld naar een betere gevangenis. Hij heeft daar drieëneenhalf jaar gezeten, totdat hij op 30 september 1996, met hulp van zijn vriend, is vrijgelaten. Hij is naar zijn schoonouders in Kabul gegaan. Leden van de Taliban hebben omstreeks 18 oktober 1996 het huis van zijn schoonouders overvallen, terwijl eiser niet aanwezig was, en een neef van hem gedood. Zij waren ten onrechte in de veronderstelling dat deze neef eiser was. Nadien heeft eiser zich, met behulp van een gids, bij zijn echtgenote gevoegd die bij haar zuster en zwager in een dorpje in Herat woonde. Eiser en zijn echtgenote hebben daar een jaar lang ondergedoken gezeten voordat zij een betrouwbare reisagent hadden gevonden die hun reis naar Nederland kon regelen.
In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor meldt eiser dat de tolk niet goed op de hoogte was van militaire begrippen. Ook had hij wegens tijdgebrek niet alle onderdelen van het nader gehoor met zijn gemachtigde kunnen doornemen.
Ten overstaan van de ACV heeft eiser onder meer verklaard dat hij werkzaam is geweest voor de militaire inlichtingendienst en dat hij tijdens die werkzaamheden nooit in aanraking is geweest met schendingen van mensenrechten. Hij heeft, in de periode dat hij in de provincie werkte, niets gehoord of gezien van martelingen of moorden. Hij heeft nooit verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de opsporing van politieke tegenstanders. Er zijn veel fouten gemaakt in het verslag van het nader gehoor. Hij geeft voorts aan dat hij in 1983 als militair ambtenaar is aangesteld bij de veiligheidsdienst van de politie, die viel onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en niet bij de civiele Khad. Pas na de fusie in 1987 viel zijn dienst onder het Ministerie van Staatsveiligheid (WAD), evenals de Khad. Eiser ontkent dat hij, in de tijd dat hij werkzaam was in de kazerne in Mazar E Sharif, rechtstreeks contact had met het directoraat van de militaire Khad in Kabul. Tijdens zijn werk binnen de militaire veiligheidsdienst heeft hij alleen te maken gehad met militairen en niet met burgers. Zijn bevorderingen zijn hem niet toegekend wegens bewezen diensten. Alleen zijn laatste bevordering tot luitenant kolonel was een bijzondere geweest. Omdat in Afghanistan op dat moment oorlog woedde, kreeg eenieder een extra bevordering.