ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6320
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel van een asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 juli 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling, die asiel had aangevraagd. De vreemdeling, die de Togolese nationaliteit heeft, had tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 24 juni 2002 is gehoord en dat hij bereid was mee te werken aan de presentatie bij de Togolese ambassade. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden in dit geval rechtvaardigden dat reeds een aanvraag voor een laissez-passer werd gedaan, ondanks dat de vreemdeling nog niet in persoon was gepresenteerd bij de Togolese autoriteiten.
De rechtbank benadrukte dat verweerder terughoudend moet omgaan met het aanvragen van reisdocumenten voordat er een uitspraak is gedaan op het asielverzoek. De rechtbank vond dat de enkele omstandigheid dat het verkrijgen van een reisdocument veel tijd in beslag kan nemen, niet voldoende is om het presentatietraject te starten. De rechtbank concludeerde dat er bijkomende omstandigheden aanwezig waren die een vroegtijdige presentatie rechtvaardigden, zoals de bereidheid van de vreemdeling om mee te werken en de ongeloofwaardigheid van zijn asielverhaal, zoals blijkt uit eerdere verklaringen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de vreemdeling ongegrond en oordeelde dat de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig was. De rechtbank zag geen aanleiding om de maatregel op te heffen en er waren geen omstandigheden die aanleiding gaven tot proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.