ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6276
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot opvang en ontruiming
In deze zaak hebben verzoekers A, B en hun minderjarige kinderen C en D een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek is ingediend in het kader van een bezwaarschrift tegen een brief van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 6 februari 2002, waarin werd medegedeeld dat de vertrektermijn van verzoekers was verlopen en dat hun recht op opvang van rechtswege was komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft allereerst beoordeeld of de brief van het COA kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is.
De voorzieningenrechter verwijst naar een eerdere uitspraak van 10 september 2001, waarin de bezwaren van verzoekers tegen eerdere besluiten om hun aanvragen om toelating als vluchteling af te wijzen, ongegrond zijn verklaard. Deze uitspraak wordt beschouwd als een meeromvattende beschikking in de zin van artikel 45 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), waardoor de gevolgen, waaronder de ontruiming van de woning, van rechtswege intreden. De voorzieningenrechter stelt vast dat de president van de rechtbank 's-Gravenhage, en niet de verweerder, heeft geoordeeld dat de bezwaren ongegrond zijn, maar dit doet niets af aan de status van de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter concludeert dat de brief van 6 februari 2002 geen wijziging brengt in de situatie zoals die is vastgesteld in de eerdere uitspraak. De brief is niet gericht op rechtsgevolg en kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Er zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan een van de partijen in de proceskosten van de andere partij zou moeten worden veroordeeld. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.