ECLI:NL:RBSGR:2002:AE5486
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling zonder identiteitspapier
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 maart 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, die op 7 maart 2002 in bewaring was gesteld. De vreemdeling, van Nigeriaanse nationaliteit, was in bewaring gesteld op grond van het vermoeden dat hij zich zou onttrekken aan zijn uitzetting, omdat hij niet beschikte over een identiteitspapier. De rechtbank oordeelde dat dit enkele feit onvoldoende grond vormde voor het vermoeden van onttrekking aan de uitzetting. Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2002, was de rechtbank niet bevoegd om de bewaringsgronden aan te vullen en moest zij haar oordeel baseren op de oorspronkelijke maatregel van bewaring. Aangezien deze maatregel onvoldoende onderbouwd was, werd deze als onrechtmatig beschouwd. Het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard, en de rechtbank beval de opheffing van de maatregel van vrijheidsontneming met ingang van 15 maart 2002.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de vreemdeling recht had op schadevergoeding voor de onrechtmatige bewaring. De schadevergoeding werd vastgesteld op € 760,-- voor de periode van 7 maart 2002 tot en met 14 maart 2002, en de proceskosten werden vastgesteld op € 644,--, te vergoeden door de Staat der Nederlanden. De uitspraak werd gedaan door mr. S.J.O. de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. M.P.J. Tillie, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.