ECLI:NL:RBSGR:2002:AD9999

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/69420
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel van bewaring van een vreemdeling na afgifte van een non-Sierra Leoneverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 januari 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de voortzetting van de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P. de Boom, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, die de maatregel van bewaring had opgelegd. De gemachtigde voerde aan dat de Staatssecretaris niet voldoende voortvarend had gehandeld, aangezien de non-Sierra Leoneverklaring op 23 november 2001 was afgegeven en de vreemdeling pas op 18 december 2001 was gehoord. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris een termijn van twee weken hanteert als richtsnoer voor het nemen van vervolgstappen na een dergelijke verklaring. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in dit geval redelijk had gehandeld door de vreemdeling in een nader gehoor te confronteren met de verklaring en dat de tijd die gemoeid was met het organiseren van het gehoor aanvaardbaar was. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding en er geen proceskosten aan de andere partij konden worden opgelegd. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/69420 VRWET
Inzake : A, CRV-nummer 1700245483, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling,gemachtigde mr. P. de Boom, advocaat te Barendrecht
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. A.H. Kras, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1981 en de "Afrikaanse" nationaliteit te hebben.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 96 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 21 december 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht omtrent het voortduren van de maatregel van bewaring die verweerder bij besluit van 23 juli 2001 de vreemdeling heeft opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op
2 januari 2002. De vreemdeling heeft zich doen vertegenwoordigen door
mr. M. Bouwman, kantoorgenoot van de gemachtigde van de vreemdeling. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij uitspraak van deze rechtbank van 6 augustus 2001. Voorts heeft deze rechtbank laatstelijk bij uitspraak van 26 november 2001 geoordeeld dat het voortduren van de bewaring niet strijdig was met het bepaalde in artikel 96, vierde lid, Vw2000).
Derhalve staat thans ter beoordeling of verdere voortzetting van de maatregel van bewaring, gegeven de omstandigheden van het geval, rechtmatig is.
2. De gemachtigde van de vreemdeling heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voorvarend te werk gaat. Hij heeft gesteld dat de autoriteiten van Sierra Leone op 23 november 2001 een non-Sierra Leone verklaring hebben afgegeven en dat verweerder volgens vaste jurisprudentie dan binnen 14 dagen een nadere actie dient te ondernemen. Nu verweerder de vreemdeling eerst op 18 december 2001 heeft gehoord is deze termijn overschreden. De gemachtigde heeft in dit verband nog gewezen op een soortgelijke zaak die bij de rechtbank 's-Gravenhage, zittingsplaats Haarlem, heeft gediend en waarbij eveneens aan de orde was dat verweerder niet binnen de termijn van 14 dagen een nadere actie had ondernomen. In die zaak, aldus de gemachtigde, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de bewaring heeft opgeheven. De motivering van die uitspraak is hem nog niet bekend, aldus de gemachtigde.
De gemachtigde heeft verzocht de bewaring van de vreemdeling op te heffen en aan de vreemdeling een schadevergoeding toe te kennen met ingang van 8 december 2001.
3. De rechtbank overweegt dat de vreemdeling op 23 november 2001 is gepresenteerd bij de autoriteiten van Sierra Leone. Deze autoriteiten hebben op dezelfde dag een non-Sierra Leone verklaring afgegeven. Verweerder heeft de vreemdeling vervolgens op 18 december 2001 gehoord en hem geconfronteerd met deze verklaring. Verweerder heeft daarna op
20 december 2001 een taalanalyse aangevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder aldus voldoende voortvarend te werk gegaan.
Met betrekking tot de grief van de gemachtigde van de vreemdeling dat verweerder binnen twee weken na de afgifte van de non-Sierra Leone verklaring nadere actie had moeten ondernemen, overweegt de rechtbank dat het haar ambtshalve bekend is dat in gevallen als dit, waarin een verklaring is afgegeven dat de vreemdeling niet de nationaliteit van het land bezit waarbij hij is gepresenteerd, verweerder een periode van twee weken hanteert als richtsnoer voor de termijn waarin hij zich kan beraden over te nemen vervolgstappen. In het onderhavige geval heeft verweerder besloten in eerste instantie de vreemdeling in een nader gehoor te confronteren met de non-Sierra Leone verklaring, een handelwijze die de rechtbank alleszins redelijk voorkomt. In aanmerking nemend de tijd die gemoeid is met het organiseren van het gehoor is de rechtbank van oordeel dat de vreemdeling binnen een aanvaardbare termijn is gehoord. Bovendien heeft verweerder kort na het gehoor een taalanalyse aangevraagd.
De door de gemachtigde van de vreemdeling genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, leidt niet tot een ander oordeel.
4. Niet is gebleken dat de voortzetting van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
5. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de opheffing van de maatregel te bevelen. Er bestaat geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
6. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep ongegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Aldus gedaan door mr. E. Dijt en uitgesproken in het openbaar op
9 januari 2002, in tegenwoordigheid van W.M. Colpa, griffier.
afschrift verzonden op: ??