ECLI:NL:RBSGR:2002:AD9305
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Ollermann
- Rechtspraak.nl
Oordeel over overschrijding van de 48-uurs termijn in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 januari 2002 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Iraakse vreemdeling, zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning had ingediend. De rechtbank diende te beoordelen of de behandeling van het asielverzoek binnen de wettelijk voorgeschreven 48-uurs termijn had plaatsgevonden. Eiser had gesteld dat de behandeling van zijn aanvraag drie uur en zevenentwintig minuten langer had geduurd dan toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet voor rekening van verweerder kwam, omdat deze niet kon aantonen dat de extra tijd niet benut had kunnen worden voor het onderzoek naar de aanvraag. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin was bepaald dat alle uren buiten de nachtelijke uren als procesuren moeten worden aangemerkt, tenzij er sprake is van omstandigheden die door de verweerder zijn aangetoond.
Tijdens de zitting op 17 januari 2002 heeft de gemachtigde van verweerder aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan de wens van eiser om een live tolk te hebben, maar de rechtbank oordeelde dat deze vertraging niet significant genoeg was om de overschrijding van de termijn te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de overschrijding van de termijn niet kon worden gerechtvaardigd door de argumenten van verweerder en dat de zaak ten onrechte in de AC-procedure was behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op EUR 966,--. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de wettelijke termijnen in asielprocedures en de verantwoordelijkheden van de overheid in dit proces.