ECLI:NL:RVS:2001:AD9277

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105777/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • B. van Wagtendonk
  • M. Vlasblom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel binnen 48 proces-uren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 16 november 2001 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en het besluit van 23 oktober 2001 tot afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel vernietigde. De vreemdeling had zich op 18 oktober 2001 om 09.30 uur aangemeld en de Staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, maar niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 48 proces-uren. De rechtbank oordeelde dat de termijn was overschreden, wat de Staatssecretaris betwistte door te stellen dat de termijnoverschrijding aan de vreemdeling te wijten was. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn was afgehandeld. De Raad benadrukte dat de wetgever een strikte handhaving van de 48-uurs-termijn had beoogd om rechtszekerheid te waarborgen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet rechtsgeldig was, omdat deze niet binnen de vereiste termijn was gedaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, maar met verbetering van de gronden.

Uitspraak

Raad van State 200105777/1.
Datum uitspraak: 20 december 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 16 november 2001 in het geding tussen:
[verweerder]
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2001 heeft appellant een herhaalde aanvraag van [verweerder] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 november 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 22 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 29 november 2001 heeft de vreemdeling een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Brakke, ambtenaar ten departemente, en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G. Tuenter, advocaat te Apeldoorn, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bedraagt de beroepstermijn één week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren is afgewezen.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a van dat artikel is het eerste lid niet van toepassing, indien het besluit inhoudt de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren.
Ingevolge artikel 3.117, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (hierna: Vb 2000) wordt, indien de staatssecretaris voornemens is de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, binnen 48 proces-uren af te wijzen, het schriftelijk voornemen daartoe aan de vreemdeling uitgereikt.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 wordt onder proces-uren verstaan de uren die voor het onderzoek naar de aanvraag in een aanmeldcentrum beschikbaar zijn, waarbij de uren van 22.00 tot 08.00 niet meetellen.
2.2. Grief I klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de aanmeldcentrum-procedure 48 uur en 5 minuten heeft geduurd en mitsdien sprake is van een termijnoverschrijding. Daartoe voert appellant aan dat de termijnoverschrijding die is veroorzaakt aan de kant van de vreemdeling 22 uur en twintig minuten bedraagt. De eindtijd - te rekenen vanaf de begintijd (18 oktober 2001 om 09.30 uur) plus 48 procesuren - komt, bij optelling van die termijnoverschrijding, te liggen op 23 oktober 2001 om 09.50 uur. De beschikking is op die dag om 08.55 uur uitgereikt, derhalve binnen de 48 proces-uren, aldus appellant.
2.2.1. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Vw 2000 en de toelichting op het Vb 2000 heeft de wetgever er voor gekozen om ter bepaling of een aanvraag geschikt is om in een aanmeldcentrum te worden afgewezen, een naar tijdsduur gemeten maatstaf voor te schrijven. Daarbij heeft de gedachte voorgezeten dat de maatstaf dat binnen 48 proces-uren afdoende kan worden beoordeeld of de aanvraag kan worden afgewezen, waarborgt dat slechts zaken aldus worden afgehandeld, die geen tijdrovend onderzoek vergen.
De aldus gekozen maatstaf kan deze door de wetgever beoogde waarborg slechts bieden, indien de uren die voor het onderzoek beschikbaar zijn, worden beschouwd als in aanmerking te nemen proces-uren. Artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 strekt daartoe. Uit die bepaling vloeit voort dat, buiten de uren van 22.00 tot 08.00 uur, in beginsel alle uren die sedert de aanmelding van een vreemdeling tot de uitreiking van de beschikking verstrijken, als proces-uren zijn aan te merken, met uitzondering van de uren die ten gevolge van door appellant aan te voeren en aannemelijk te maken feiten en/of omstandigheden redelijkerwijs niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag.
Gelet op de rechtsgevolgen die de wet verbindt aan afdoening van asielzaken binnen 48 proces-uren, moet hieraan omwille van de rechtszekerheid strak de hand worden gehouden. Dat in feite geen onderzoek plaatsvindt of extra tijd wordt besteed aan bepaalde delen van het onderzoek is op zichzelf geen grond voor het oordeel dat de daarmee gemoeide tijd niet voor het onderzoek beschikbaar was. Ware dit anders, dan zouden door middel van wat appellant noemt 'het stilzetten van de klok' ook verhoudingsgewijze tijdrovende aanvragen via de aanmeldcentrum-procedure kunnen worden afgehandeld en zou afbreuk worden gedaan aan de betekenis van de in artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 neergelegde maatstaf.
2.2.2. De vreemdeling heeft zich op 18 oktober 2001 om 09.30 uur aangemeld. In de stukken noch ter zitting van de Afdeling is door appellant gemotiveerd uiteengezet dat en waarom welke van de door de vreemdeling gebruikte uren, voorzover die uitkwamen boven het in de Vreemdelingencirculaire 2000 gegunde aantal van twee proces-uren voor de voorbespreking van het nader gehoor en de in artikel 3.117, tweede lid, van het Vb 2000, gegunde drie proces-uren voor het schriftelijk naar voren brengen van de zienswijze, redelijkerwijs niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de 48-uurs-termijn op 21 oktober 2001 om 15.30 uur is verstreken. De beschikking is op 23 oktober 2001 om 08.55 uur uitgereikt.
De conclusie is dat appellant de aanvraag niet binnen 48 proces-uren heeft afgewezen. Mitsdien faalt grief I.
2.3. Nu grief III samenhangt met grief I en daarnaast geen zelfstandige betekenis toekomt, treft deze evenmin doel.
2.4. Ingevolge artikel 8:77, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt, indien de uitspraak strekt tot gegrondverklaring van het beroep, daarin vermeld welke geschreven of ongeschreven rechtsregel of welk algemeen rechtsbeginsel geschonden wordt geoordeeld.
2.5. Grief II klaagt terecht dat de rechtbank ten onrechte niet heeft vermeld, welke geschreven of ongeschreven rechtsregel of welk algemeen rechtsbeginsel geschonden wordt geoordeeld.
Dit leidt evenwel niet tot het met de grief beoogde doel. Uit het hiervoor onder 2.2.1. en 2.2.2. overwogene, ertoe strekkende dat de 48-uurs-termijn is overschreden, vloeit voort dat sprake is van schending van het bepaalde in artikel 3.111, eerste lid en artikel 3.115, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop die rust.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. M. Vlasblom, Leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Groeneweg
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2001
32-385.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,