ECLI:NL:RBSGR:2001:AE4019
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ongegrondverklaring bezwaar sociale verzekeringspremies en premieloon
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 24 april 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. Autoschadebedrijf en het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Eiseres, een autoschadeherstelbedrijf met negen werknemers, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder dat haar kasuitgaven als premieloon had aangemerkt. De inspecteur had tijdens een looncontrole geconstateerd dat eiseres maandelijks een bedrag van ongeveer ƒ400,- uit de kas had opgenomen voor onvoorziene uitgaven, zonder deze adequaat te verantwoorden. Verweerder stelde dat deze kasuitgaven een aanwijzing vormden voor niet-geboekte loonbetalingen aan onbekenden, wat leidde tot correctienota's en boetes.
Eiseres voerde aan dat de kasuitgaven niet altijd met bonnen konden worden onderbouwd, maar dat dit niet betekende dat er sprake was van premieloon. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de kasuitgaven als premieloon moesten worden aangemerkt. De rechtbank vond dat eiseres voldoende had aangetoond dat de kasuitgaven niet als loon konden worden gekwalificeerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de primaire besluiten van verweerder, waarbij de rechtbank oordeelde dat de inspecteur onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn standpunt.
De rechtbank besloot tevens dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen de proceskosten van eiseres moest vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de rechtbank de toepassing van de Coördinatiewet sociale verzekering (CSV) onjuist achtte. Eiseres had recht op terugbetaling van het griffierecht en de proceskosten, en de rechtbank gaf aan dat tegen deze uitspraak hoger beroep mogelijk was bij de Centrale Raad van Beroep.