ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7597
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Armeense verzoekers uit Azerbeidzjan en de beoordeling van binnenlands vestigingsalternatief
In deze zaak hebben verzoekers, A en B, die behoren tot de Armeense bevolkingsgroep in Azerbeidzjan, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. Verzoekers zijn in 1992 gevlucht uit hun woonplaats Karatsinar vanwege aanvallen van Azeri en hebben sindsdien in verschillende dorpen in Azerbeidzjan geleefd. In juli 1999 zijn zij opnieuw gevlucht na een aanval op hun laatste verblijfplaats, Zakjanatak. De verzoekers hebben in Nederland asiel aangevraagd, maar hun aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. De president van de rechtbank heeft de bestreden besluiten van de verweerder onvoldoende gemotiveerd geacht, met name met betrekking tot de vraag of de aanvallen op de Armeense bevolking als vervolging kunnen worden beschouwd.
De president heeft overwogen dat de verweerder niet zonder meer kon concluderen dat de aanvallen niet specifiek op verzoekers gericht waren. Er is een mogelijkheid dat de aanvallen een gerichte vervolging van de Armeense bevolking in het dorp waren. Desondanks heeft de president ook geoordeeld dat verzoekers zich aan eventuele problemen in Azerbeidzjan kunnen onttrekken door zich in Nagorno Karabach te vestigen, een enclave die als vestigingsalternatief voor etnische Armeniërs wordt beschouwd. Verzoekers hebben aangevoerd dat Nagorno Karabach niet rechtstreeks vanuit Azerbeidzjan te bereiken is, maar de president heeft geconcludeerd dat dit geen belemmering vormt, aangezien er vanuit Armenië vrij gereisd kan worden naar Nagorno Karabach.
De president heeft verder overwogen dat de gezondheidstoestand van verzoekers en hun leeftijd geen belemmeringen vormen voor vestiging in Nagorno Karabach. De president heeft uiteindelijk de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen en de bezwaren ongegrond verklaard, met de conclusie dat de verweerder terecht heeft besloten de uitzetting van verzoekers niet achterwege te laten.