ECLI:NL:RBSGR:2001:AD6975

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.752119-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor medeplegen van moord en poging tot moord met betrekking tot schietincident op perron

Op 12 december 2001 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op Curaçao, die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder medeplegen van moord en poging tot moord. De verdachte was betrokken bij een schietincident op een druk perron, waarbij hij samen met een medeverdachte op twee slachtoffers heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een bewuste samenwerking hebben vertoond, waarbij de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen uitgevoerd zouden worden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de rapporten van deskundigen betrokken, die de psychologische toestand van de verdachte hebben beoordeeld. Ondanks de aanbevelingen voor begeleiding en een deels voorwaardelijke straf, heeft de rechtbank besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de maatschappij. De verdachte is op 17 augustus 2001 in verzekering gesteld en op 21 augustus 2001 in voorlopige hechtenis genomen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor de geleden schade als gevolg van de dodelijke schietpartij.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de onttrekking aan het verkeer gelast van het in beslag genomen pistool dat bij de feiten is gebruikt. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens de zitting zijn gepresenteerd.

Uitspraak

parketnummer 09.752119-01
rolnummer 0003
datum uitspraak 12 december 2001
tegenspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor kinderstrafzaken
VERKORT VONNIS
gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Curacao (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in Forensisch Orthopedagogisch Centrum De Kolkemate te Zutphen.
In verzekering gesteld op 17 augustus 2001 en in voorlopige hechtenis gesteld op 21 augustus 2001.
Onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 november 2001.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.G.H. Janssen, advocaat te Leiden, naar voren is gebracht.
De telastlegging
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding, zoals op de terechtzitting op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging telastlegging zijn kopieën gevoegd bij dit vonnis, gemerkt A respectievelijk A1.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. eerste en tweede cumulatief telastgelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlagen, gemerkt B respectievelijk B1, die van dit vonnis deel uitmaken.
Hetgeen meer of anders is telastgelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde telastleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte door die verbetering niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring van het telastgelegde als volgt.
Uit de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte aanwezig was bij de ruzie tussen de medeverdachte e[A]lachtoffers[B] op de Haarlemmerstraat in Leiden, waarbij door de medeverdachte jegens hen bedreigingen met de dood zijn geuit. Het groepje jongens waarvan verdachte en de medeverdachte deel uitmaakten is hen en het latere slachtoff[C] voorts op korte afstand gevolgd. Ter hoogte van de Beestenmarkt gekomen hebben verdachte en de medeverdachte hun pistolen -hoorbaar voor de latere slachtoffers- doorgeladen. Verdachte en de medeverdachte hebben toen gesproken over het laten zien van de pistolen aan de latere slachtoffers, waarbij de medeverdachte heeft gezegd dat als je een pistool laat zien, je het moet gebruiken. Bij de fietsenstalling voor het Centraal Station hebben verdachte en de medeverdachte de houders van de pistolen verwisseld, omdat de medeverdachte meer kogels wilde hebben hetgeen bij verdachte de gedachte opriep dat de medeverdachte dan op alle twee kon schieten. Ondanks het feit dat verdachte met zijn vriendin had afgesproken de bus naar Lisse te nemen, is hij met de medeverdachte het treinstation ingegaan. Op de roltrap naar het perron heeft de medeverdachte nog tegen [C] gezegd dat ze weg moest. Verdachte denkt omdat de medeverdachte op [A] en [B] wilde schieten, en niet wilde dat [C] gewond zou raken. Op het perron heeft de medeverdachte zijn pistool op korte afstand op het hoofd van [A] gericht. Nadat verdachte zijn medeverdachte had gevraagd of hij zou schieten, heeft verdachte door zijn jaszak heen in de richting van [B] geschoten, die hij heeft gemist. Datzelfde geldt voor [C], die dicht bij [B] stond. Het daaropvolgende schot van de medeverdachte heeft [A] dodelijk getroffen.
Uit vorenstaande handelingen van verdachte en de medeverdachte en hetgeen er tussen hen besproken is volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een zodanig bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte dat ten aanzien van alle telastgelegde feiten van medeplegen kan worden gesproken. Het kan naar oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring zonder belang worden geacht wie uiteindelijk welk schot heeft afgevuurd. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet de bedoeling heeft gehad de latere slachtoffers te doden. De rechtbank merkt echter op dat verdachte -ook ten aanzien van [A]- ten minste het voorwaardelijk opzet op de dood heeft gehad, nu hij zich willens en wetens aan de aanmerkelijke kans heeft blootgesteld dat de bedreigingen uitgevoerd zouden worden en gebruik zou worden gemaakt van de pistolen. Dat dit ten aanzien van [A] en [B] is geschied na kalm beraad en rustig overleg acht de rechtbank eveneens bewezen op grond van het vorenstaande.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet na te melden strafbare feiten op:
1.
MEDEPLEGEN VAN MOORD
2. eerste cumulatief en tweede cumulatief
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT MOORD
en
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT DOODSLAG
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte terzake van de hem telastgelegde feiten zal worden veroordeeld met toepassing van het strafrecht voor meerderjarigen tot gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij A. [.] volledig zal worden toegewezen tot een bedrag van ¦ 12.300,-.
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het inbeslaggenomen goed vermeld op de kennisgeving van inbeslagneming onder parketnummer 09.752119-01, te weten 1 stuk pistool kl:zilver.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De bewezen verklaarde feiten betreffen zeer ernstige strafbare feiten, waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. De verdachte heeft samen met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade iemand van het leven beroofd. Tevens heeft verdachte zich samen met die ander schuldig gemaakt aan een poging moord en een poging doodslag door in de richting van de slachtoffers te schieten. Verdachte heeft immers vanuit zijn jaszak geschoten op [B], maar heeft gemist. Bij het lossen van dit schot heeft verdachte het aanmerkelijke risico aanvaard [C]i dodelijk te treffen. Het schot, gelost door zijn mededader, heeft [A] op afschuwelijke wijze van het leven beroofd.
Verdachte heeft door op een vol station met een pistool een schot af te vuren tevens het leven van de omstanders op het perron ernstig in gevaar gebracht. Het handelen van de verdachte, zoals bewezen verklaard onder 1. en 2. eerste en tweede cumulatief heeft de nabestaanden van het overleden slachtoffer onherstelbaar veel leed aangedaan. Bovendien veroorzaken dit soort delicten gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook binnen de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 22 november 2001 van FORA, opgemaakt en ondertekend door drs. M.H. Keppel (psycholoog) en J. de Jonge (kinder- en jeugdpsychiater), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] beschikt over (ruim)gemiddelde intellectuele capaciteiten. Hij gaat vooral zijn eigen gang. Achter deze verwende, egocentrische manier van leven gaat een egozwakke, enigszins rigide jongen schuil die weinig grip ervaart op zijn leven. Hij is erg omgevingsafhankelijk en daardoor ook erg beïnvloedbaar. Er is sprake van enigermate oppositioneel en opstandig gedrag, van gebrekkige sociale vaardigheden en van problemen in de agressieregulatie. De gewetensfuncties vertonen lacunes. Op de korte termijn wordt de kans op recidive klein geacht, gezien de afschrikwekkende werking van de detentie. Echter bestaat op termijn, bij ongewijzigde omstandigheden, de mogelijkheid dat [verdachte] wederom in ongewenste situaties zou kunnen geraken, waarbij de kans op recidive aanwezig geacht moet worden.
Het advies luidt een deels voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke jeugddetentie met begeleiding door de reclassering in een verplicht kader. Als verdere hulp is plaatsing in een Dagtrainingscentrum geïndiceerd om [verdachte] te helpen met het bewerkstelligen van een zinvolle daginvulling.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport d.d. 26 november 2001, opgemaakt en ondertekend
door de heer F. Bratvogel, werkzaam als raadsonderzoeker strafzaken bij de Raad voor de
Kinderbescherming, mede ondertekend door mevrouw A. Westdijk, praktijkleider strafzaken, onder meer
inhoudende -zakelijk weergeven-:
[verdachte] is een inmiddels 18-jarige jongen die het grootste deel van zijn leven is opgegroeid op Curaçao. In de opvoeding was er geen vaderfiguur aanwezig, maar [verdachte] kent zijn vader wel en er waren ook wel contacten tussen vader en [verdachte]. De familie heeft aangegeven dat [verdachte] niet goed met regels, kritiek en structuur weet om te gaan. [verdachte] is in de zomer 2001 naar Nederland gekomen. Vanaf zijn aankomst in Nederland heeft [verdachte] geld verdiend met drugshandel en heeft voor f. 1200,- een pistool gekocht. Hij vindt pistolen e.d. fascinerend.
De familie heeft besloten dat [verdachte] na zijn detentie bij zijn zus in Zwolle kan gaan wonen.
Voorts sluit de Raad voor de Kinderbescherming zich aan bij de bevindingen van het persoonlijkheidsonderzoek. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de reclassering en plaatsing in een Dagtrainingscentrum.
De rechtbank slaat acht op voormelde conclusies en adviezen, maar zal, gelet op de ernst van de gepleegde feiten, aan de gegeven adviezen voorbijgaan.
In de ernst van de begane feiten, en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd ziet de rechtbank grond voor toepassing van het meerderjarigenstrafrecht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Het inbeslaggenomen goed.
Met betrekking tot het inbeslaggenomene vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, voorzien van parketnummer 09.752119-01, te weten 1 stuk pistool Kl:zilver, overweegt de rechtbank dat dit een voorwerp betreft met behulp waarvan de onder 2. telastgelegde feiten zijn begaan en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, zodat zij daarvan de onttrekking aan het verkeer zal gelasten.
Vordering tot schadevergoeding
A. [.] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van ¦ 12.300,-.
De verdachte en de raadsman hebben de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 1. bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij kan derhalve in totaal worden toegewezen.
De rechtbank acht voorts termen aanwezig aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 77b, 287, 289 van het Wetboek van Strafrecht;
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. eerste en tweede cumulatief telastgelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is telastgelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot:
GEVANGENISSTRAF
VOOR DE DUUR VAN 5 JAREN
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
[.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij A. [.], [adres] van ¦ 12.300,- ( twaalfduizenddriehonderd gulden en nul cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, met bepaling dat indien en voor zover de mededader van de verdachte dit bedrag zou hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot f 12.300,- ten behoeve van A. [.], [adres].
Bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
104 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O. van der Burg, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.A. van Kempen, kinderrechter, en mr. E.M.J. Raeijmaekers, rechter-plv, in tegenwoordigheid van mr. B. Visser, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2001.