ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
tweede kamer, enkelvoudig
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
A, wonende te B, eiseres,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Eiseres heeft bij de Nederlandse ambassade in Nigeria op 17 oktober 1997 de volgende documenten ter legalisatie aangeboden:
- Een vervangend geboortebewijs ten behoeve van eiseres, bestaande uit een verklaring van de National Population Commission (NPC) gedateerd 12 november 1997 met nummer […] en de daarbij behorende zogeheten affidavit of declaration of age, gedateerd 1 augustus 1997, afgelegd door de heer X;
- Een ongehuwdverklaring ten behoeve van eiseres, bestaande uit een verklaring van het […] Local Government gedateerd 1 april 1998 met het nummer […] en een daarbij behorende verklaring gedateerd 28 april 1998, afgelegd door de heer X.
Bij besluit van 10 augustus 1998 heeft verweerder geweigerd bovengenoemde documenten te legaliseren.
Tegen dit besluit is namens eiseres bij brief van 18 september 1998 bezwaar gemaakt bij verweerder. Bij aanvullend bezwaarschrift van 25 augustus 2000 heeft eiseres verweerder laten weten dat het bezwaar voor zover gericht tegen de weigering van legalisatie van de ongehuwdverklaring, wordt ingetrokken.
Bij brief van 1 augustus 2000 heeft de secretaris van de Bezwaarschriftencommissie het departementale dossier aan eiseres toegezonden, met uitzondering van de stukken die betrekking hebben op het door voornoemde ambassade verrichte onderzoek. Daarbij zijn tevens de conclusies van dat onderzoek weergegeven.
In het kader van de bezwaarprocedure heeft op 27 oktober 2000 een hoorzitting plaatsgevonden.
Bij besluit van 13 november 2000 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 22 december 2000 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 31 januari 2001 een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft hij tevens de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en de rechtbank verzocht om beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb van de stukken die betrekking hebben op het onderzoek dat in opdracht van de Nederlandse ambassade in Nigeria is uitgevoerd.
Bij schrijven van 22 februari 2001 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb is beslist dat de beperking van de kennisneming van voormelde stukken gerechtvaardigd is.
Eiseres heeft bij schrijven van 16 maart 2001 op grond van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb de rechtbank toestemming verleend mede op grond van de voor haar geheimgehouden stukken uitspraak te doen.
Het beroep is op 5 juni 2001 ter zitting behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.W. Bogaardt.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.W. Jansen.
Ter motivering van de op 22 februari 2001 genomen beslissing inzake de toepassing van artikel 8:29 Awb overweegt de rechtbank vooreerst dat de door verweerder ingeroepen noodzaak van bescherming van bronnen en methoden en technieken van onderzoek voldoende rechtvaardiging biedt voor de gehandhaafde beperking van de kennisneming van enkele (gedeelten van) gedingstukken.
Aangezien eiseres de in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb bedoelde toestemming heeft verleend, zal de rechtbank de voor eiseres geheimgehouden stukken in haar oordeel betrekken.
Verweerder heeft legalisatie van het vervangend geboortebewijs van de NPC geweigerd wegens het ontbreken van bevestiging van de erin opgenomen gegevens in objectieve bronnen. Verweerder stelt tevergeefs verwoede pogingen te hebben ondernomen om de rechtsgeldigheid vast te stellen op het NPC-kantoor van het […] Local Government.
Tevens is er onderzoek verricht op de […] Primary School, waarbij de overgelegde schoolrapporten zijn onderzocht. Verweerder twijfelt niet aan de inhoudelijke juistheid van de schoolrapporten, maar is van mening dat deze rapporten niet als ondersteunend bewijs kunnen dienen, omdat op de rapporten geen identiteitsbepalende gegevens, zoals geboortedatum, -plaats en afstamming vermeld zijn. De gegevens van de "primary school testimonial" van 30 september 1997 wijzen erop dat eiseres in 1965 is geboren en niet in 1967. Dientengevolge is volgens verweerder de in beginsel aanwezige twijfel aan de inhoudelijke juistheid van dit geboortebewijs niet weggenomen.
In beroep heeft eiseres gesteld dat de leerplichtige leeftijd van een kind door de grootte en de schoolrijpheid wordt bepaald en niet uit objectieve en verifieerbare gegevens kan worden afgeleid. Eiseres heeft aangevoerd dat zij een forsgebouwd kind was en daarom werd zij voor ouder aangezien dan zij in werkelijkheid was.
Eiseres heeft in beroep tevens gewezen op een akte van bekendheid als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van boek 1, van het BW, die door de kantonrechter bij beschikking van 11 augustus 1999 is opgesteld. Ter zitting heeft gemachtigde van eiseres verklaard dat deze akte noodzakelijk was voor eiseres om te kunnen trouwen. In artikel 45, eerste lid, voormeld is bepaald dat een aanstaande echtgenoot die in de onmogelijkheid is, zijn door het vorige artikel vereiste geboorteakte te vertonen, dit kan verhelpen door een akte van bekendheid, afgegeven door de kantonrechter van zijn geboorteplaats of woonplaats, op verklaring van vier meerderjarige getuigen.
In het tweede lid van voornoemd artikel is bepaald dat deze verklaring de vermelding inhoudt van de plaats en, zo na mogelijk, van het tijdstip der geboorte, benevens de oorzaken, die beletten een akte daarvan over te leggen.
Volgens verweerder kan de akte van bekendheid geen rol van betekenis spelen in deze legalisatieprocedure, aangezien daarop door eiseres eerst in beroep is gewezen en gaat eiseres overigens van de onjuiste rechtsopvatting uit dat iedere twijfel over de identiteit van eiseres is weggenomen door deze akte.
De rechtbank overweegt het volgende.
Nigeria is door verweerder aangemerkt als probleemland op het gebied van schriftelijk bewijs. Zulks betekent dat uit Nigeria afkomstige documenten slechts kunnen worden gelegaliseerd nadat deze inhoudelijk juist zijn bevonden. Bij dit beleid geldt dat op een aanvrager de last rust om aan te tonen dat de inhoud van een document deugdelijk is. De aanvrager dient in beginsel met ondersteunende, uit objectieve bronnen afkomstige gegevens de inhoud van het ter legalisatie aangeboden document aannemelijk te maken. Hierbij kan worden gedacht aan gegevens uit de administratie van een ziekenhuis, school of kerk. Mede op grond van die gegevens doet verweerder zelf onderzoek verrichten. Tot legalisatie van de aangeboden documenten wordt pas overgegaan indien op grond van het onderzoek geen twijfel meer bestaat over de herkomst en de inhoud van de desbetreffende documenten.
Dit beleid, waarbij twijfel aan de juistheid van het document het uitgangspunt vormt, is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer in haar uitspraak van 11 mei 2000, nr. 199900131/01, JB 2000/165) niet kennelijk onredelijk of anderszins rechtens onjuist geacht.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in het kader van de behandeling van haar bezwaar tegen het primaire besluit geen beroep heeft gedaan op de op 11 augustus 1999 opgemaakte akte van bekendheid. De rechtbank is niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat van eiseres niet kon worden verlangd dat zij reeds in bezwaar zou wijzen op deze akte. Verweerder kon en hoefde derhalve bij het nemen van het bestreden besluit geen rekening te houden met het bestaan van de akte van bekendheid. Reeds daarom kan hetgeen eiseres in verband met deze akte eerst in beroep heeft aangevoerd niet leiden tot vernietiging van dat besluit.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat zij niet vermag in te zien dat een akte van bekendheid zonder meer met zich zou brengen dat niet langer de juistheid van het ter legalisatie aangeboden vervangend geboortebewijs in twijfel mag worden getrokken.
Of die twijfel gerechtvaardigd moet worden geacht hangt immers af van alle in een voorkomend geval ten dienste staande gegevens, met inbegrip van die gegevens die eventueel zijn verkregen uit een door de Ambassade in het land van herkomst ingesteld onderzoek. Deze gegevens kunnen zoveel gewicht in de schaal leggen dat niet reeds de in de akte van bekendheid genoemde geboortedatum als bewijs moet worden beschouwd van de juistheid van de in het ter legalisatie aangeboden document genoemde geboortedatum. Hierbij verdient opmerking dat voor de afgifte van een akte van bekendheid blijkens het bepaalde in artikel 45, eerste lid, Boek 1, BW reeds de verklaringen van vier meerderjarige getuigen voldoende zijn. Een andere kwestie is dat een positieve uitkomst van de procedure tot verkrijging van een akte van bekendheid tot gevolg heeft dat de persoonsgegevens van betrokkene zijn opgenomen in de registers van de burgerlijke stand, zodat die gegevens onderdeel uitmaken van de Nederlandse rechtsorde. Derhalve kan de vraag worden gesteld of het eisen van een gelegaliseerde en geverifieerde akte in de situatie met het oog waarop de legalisatieprocedure in gang is gezet, niet een "gepasseerd station" is. Aangezien die situatie hier als zodanig niet in geding is, laat de rechtbank deze kwestie hier verder rusten. Wel merkt zij nog op dat niet is komen vast te staan dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit wegens het bestaan van de akte van bekendheid, nu onduidelijk is of de autoriteiten die verlangen dat eiseres een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte overlegt, zich vorengenoemde vraag ook reeds hebben gesteld en hebben beantwoord in voor eiseres positieve zin.
Op grond van de haar ten dienste staande gegevens is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiseres in het onderhavige geval geen ondersteunend bewijs heeft geleverd, afkomstig uit een objectieve bron, die de twijfel over de juistheid van de gegevens op de leeftijdsverklaring heeft doen wegnemen. Verweerder heeft uit de "primary school testimonial" van 30 september 1997 kunnen en mogen afleiden dat eiseres in 1977 op twaalfjarige leeftijd de primary school heeft afgerond. Dit document wijst er derhalve op dat eiseres in 1965 is geboren en niet in 1967 zoals is vermeld op het ter legalisatie aangeboden vervangend geboortebewijs. De twijfel over de datum van geboorte is derhalve niet weggenomen.
Op grond van het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht geweigerd om het vervangend geboortebewijs te legaliseren.
Hetgeen door of namens eiseres verder nog is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is de rechtbank niet gebleken.
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. S.C. Stuldreher en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2001, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C. Rouw.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,