ECLI:NL:RBSGR:2001:AB2398
Rechtbank 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en WAO-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 26 april 2001 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de weigering van ziekengeld en een WAO-uitkering aan eiseres, die zich had ziekgemeld vanwege psychische problemen en andere gezondheidsklachten. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Ekiz, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, dat haar met ingang van 9 september 1999 niet langer arbeidsongeschikt achtte. Verweerder stelde dat er geen recht op ziekengeld bestond omdat eiseres niet meer arbeidsongeschikt werd geacht na een periode van 52 weken, zoals bepaald in artikel 29, lid 5, van de Ziektewet (ZW). Eiseres voerde aan dat zij ernstige psychische klachten had en dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat verweerder zich niet correct had uitgelaten over de toepasselijkheid van de Wet Amber en de primaire beslissingen niet correct waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift als bezwaarschrift moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat verweerder opnieuw moest beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de rapportages van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts.
De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op ƒ 1.420,-, en gelastte dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen het door eiseres betaalde griffierecht van ƒ 60,- vergoedt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.