ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0324
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.J. de Lange
- W.C.E. Winfield
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling van een Iraakse Koerd met gemeenschapsbanden in Noord-Irak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 22 december 2000 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Iraakse Koerd, tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om zijn aanvraag voor toelating als vluchteling niet in te willigen. Eiser, afkomstig uit Centraal-Irak, stelde dat hij gegronde redenen had te vrezen voor vervolging vanwege zijn Koerdische afkomst en de betrokkenheid van zijn familie bij de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK). De rechtbank oordeelde dat, ondanks de problemen die eiser met de Iraakse autoriteiten had ondervonden, aan hem een vlucht-/vestigingsalternatief in Noord-Irak kon worden tegengeworpen. Dit was gebaseerd op het feit dat hij, vanwege zijn Koerdische afkomst, geacht werd gemeenschapsbanden te hebben met Noord-Irak, waar een georganiseerde en gestructureerde maatschappij aanwezig is die door Koerdische partijen wordt bestuurd. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de Arabische taal veel gesproken wordt in Noord-Irak en dat de lokale bevolking in staat is om in beide talen te communiceren. De rechtbank concludeerde dat eiser zich in Noord-Irak kan vestigen en daar een menswaardig bestaan kan opbouwen. Het beroep werd gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser.