ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9418
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.L. Verbeek
- T.M.A. Claessens
- S.C. Stuldreher
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op nabestaandenuitkering na huwelijk onder de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 3 oktober 2000 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Eiseres, die eerder een nabestaandenuitkering ontving na het overlijden van haar vorige echtgenoot, was in het huwelijk getreden met haar huidige echtgenoot op 30 oktober 1998. De Sociale Verzekeringsbank, verweerder in deze zaak, had vastgesteld dat de uitkering met ingang van 1 november 1998 was geëindigd, omdat eiseres was getrouwd. Eiseres was van mening dat deze beslissing onterecht was en heeft hiertegen bezwaar aangetekend.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante bepalingen van de Anw, met name artikel 16, eerste lid, onder b, besproken. Dit artikel stelt dat het recht op nabestaandenuitkering eindigt wanneer de nabestaande in het huwelijk treedt of een gezamenlijke huishouding aangaat, tenzij dit gebeurt ter verzorging van een hulpbehoevende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgever met deze bepaling gehuwden en ongehuwd samenwonenden gelijk wilde behandelen. Eiseres stelde dat er een onderscheid gemaakt werd tussen deze twee groepen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was.
De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om de wettelijke bepaling in dit geval buiten toepassing te laten. De redenen die de wetgever had om de uitzondering te maken voor verzorgingsrelaties waren niet van toepassing op de situatie van eiseres, aangezien zij in het huwelijk was getreden. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van verweerder om de nabestaandenuitkering te beëindigen rechtmatig was en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.