ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8843
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling van een Ethiopische nationaliteit met gegronde vrees voor vervolging
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Ethiopische nationaliteit, om toelating als vluchteling in Nederland. Eiser heeft op 15 september 1998 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 17 december 1998 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser, die stelde dat hij gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging in Ethiopië. Eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met argumenten over zijn afkomst, deelname aan een referendum en de huidige situatie in Ethiopië, waar hij vreest voor vervolging door de autoriteiten.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiser heeft in zijn verzoek om een voorlopige voorziening aangegeven dat hij niet kan terugkeren naar Ethiopië vanwege de veranderde situatie in zijn land van herkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de algehele situatie in Ethiopië ten tijde van het bestreden besluit niet zodanig was dat vreemdelingen uit dat land zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Eiser diende aannemelijk te maken dat er persoonlijke feiten en omstandigheden zijn die vrees voor vervolging rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het standpunt van de verweerder, dat eiser in Ethiopië niet voor vervolging hoeft te vrezen, niet onderschreven. De rechtbank heeft opgemerkt dat de situatie voor Eritreërs in Ethiopië is verslechterd na het grensconflict met Eritrea, en dat dit kan leiden tot problemen voor Eritreërs die terugkeren. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser niet als vluchteling kan worden aangemerkt, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij niet in Eritrea kan worden opgevangen. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser om een vergunning tot verblijf afgewezen en het beroep ongegrond verklaard.