ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8386
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.H. Schotman
- W.J.A.M. van Brussel
- P. Bröcker
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergunning tot verblijf en weigering verblijf bij partner van Algerijnse vreemdeling
In deze zaak gaat het om de intrekking van de vergunning tot verblijf van eiser, een Algerijnse vreemdeling, die sinds 15 maart 1995 in Nederland verblijft. Eiser had op 8 januari 1998 een aanvraag ingediend om zijn vergunning tot verblijf, die oorspronkelijk was verleend voor medische behandeling, te wijzigen naar verblijf bij zijn partner. De Staatssecretaris van Justitie heeft deze aanvraag op 14 juli 1998 afgewezen en de vergunning tot verblijf voor medische behandeling ingetrokken. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 2 juni 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit en verblijf in Frankrijk, wat heeft geleid tot de intrekking van zijn vergunning. Eiser heeft verklaard dat hij zijn achternaam heeft veranderd uit angst voor de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank heeft echter ook overwogen dat de medische noodzaak voor verblijf in Nederland niet kan worden ontkend, gezien de psychische klachten van eiser en de onwenselijkheid van behandeling in Algerije.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris om de vergunning in te trekken en de aanvraag voor verblijf bij partner te weigeren, onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de intrekking van de vergunning tot verblijf niet in stand kan blijven, omdat niet is aangetoond dat eiser niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning was verleend. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.