ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8384
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.H. Schotman
- H.C. Greeuw
- W.J.A.M. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Recht op verblijf en vestiging voor Zwitserse onderdanen in Nederland
In deze zaak gaat het om de vraag of eiseres, een Zwitserse onderdaan, recht heeft op een vergunning tot verblijf in Nederland op basis van het Tractaat van vriendschap, vestiging en handel tussen Nederland en Zwitserland. Eiseres heeft sinds 1993 in Nederland verbleven en had een vergunning tot verblijf die laatstelijk was verlengd tot 31 augustus 1998. Na een aanvraag voor wijziging van de vergunning, die door de Staatssecretaris van Justitie werd geweigerd, heeft eiseres bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om nadere informatie van de Minister van Buitenlandse Zaken te verkrijgen over de uitleg van het Tractaat. De rechtbank concludeert dat het Tractaat in artikel 1 voorziet in een ongeclausuleerd recht op vrije vestiging en verblijf voor de wederzijdse onderdanen, en dat de interpretatie van de Staatssecretaris dat dit recht beperkt is tot economische activiteiten, niet juist is. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet op basis van het Tractaat kan eisen dat Zwitserse onderdanen die in Nederland willen werken, een tewerkstellingsvergunning hebben. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beschikking en draagt de Staatssecretaris op om binnen veertien weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres.