ECLI:NL:RBSGR:1999:AA6474
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1970 en van Joegoslavische nationaliteit, die in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling heeft op 17 augustus 1999 een beroepschrift ingediend om de bewaring op te heffen, wat op 30 augustus 1999 ter zitting is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbewaringstelling aanvankelijk rechtmatig was, maar dat er onvoldoende zicht op uitzetting was. Na heropening van het onderzoek op 13 september 1999, bleek dat er in de periode van 1 juni tot 1 september 1999 geen vreemdelingen naar Joegoslavië zijn uitgezet. De rechtbank oordeelde dat de bewaring vanaf 22 juli 1999 onrechtmatig was, omdat er geen zicht op uitzetting bestond. De rechtbank heeft de bewaring opgeheven en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling voor de periode van onrechtmatige vrijheidsbeneming. De schadevergoeding is vastgesteld op fl. 8.100,-- voor de periode van 22 juli 1999 tot 14 september 1999. Daarnaast zijn de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op fl. 1.775,--, voor vergoeding door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is gedaan door mr. Y.J. Klik en is openbaar uitgesproken op 14 september 1999.