ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5924

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 99/838
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf aan een Iraakse vreemdeling in het kader van gezinshereniging

In deze zaak verzocht A, een Iraakse vrouw, om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland om bij haar echtgenoot, die als vluchteling was toegelaten, te kunnen verblijven. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken, die twijfels had over de authenticiteit van de overgelegde huwelijksdocumenten. A voerde aan dat de documenten uit Noord-Irak, waar zij vandaan komt, vaak niet authentiek zijn, maar dat dit niet betekent dat haar huwelijk met de referent niet geldig is. De rechtbank oordeelde dat de Minister onvoldoende bewijs had geleverd om de afwijzing te rechtvaardigen. De rechtbank wees op het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat de situatie in Noord-Irak beschrijft en de beperkte waarde van officiële documenten uit die regio benadrukt. De rechtbank concludeerde dat A haar huwelijk voldoende aannemelijk had gemaakt, mede door getuigenverklaringen en foto's. De rechtbank vernietigde het besluit van de Minister en verleende A de gevraagde mvv, waarbij ook de proceskosten werden vergoed.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te 's-Hertogenbosch
Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
--------------------------------
Uitspraak
--------------------------------
AWB 99/838 S1813
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 33a van de Vreemdelingenwet (Vw) in het geschil tussen:
A, verblijvende te Irak, verzoekster,
gemachtigde mr. P.L.M. Stieger, advocaat te Eindhoven,
en
de Minister van Buitenlandse Zaken te 's-Gravenhage, verweerder.
gemachtigde mr. J.A.C. Verbeek, ambtenaar bij het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
Eiseres bezit de Iraakse nationaliteit en is vreemdeling in de zin van de Vw.
Op 12 september 1997 heeft B, op 25 april 1997 hier te
lande toegelaten als vluchteling (verder te noemen: referent) ten behoeve van eiseres (zijn echtgenote) en hun twee minderjarige kinderen verzocht om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als uiteindelijk
doel "verblijf bij echtgenoot en vader".
Op 5 maart 1998 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een mvv.
Bij besluit van 20 oktober 1998 heeft verweerder het bezwaarschrift, voor wat betreft het niet tijdig beslissen op de aanvraag om afgifte van een mvv, gegrond verklaard en afwijzend beslist op de aanvraag om verlening van een mvv.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 26 oktober 1998 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Voorts heeft eiseres op 26 oktober 1998 de president van deze rechtbank verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat verweerder haar zo spoedig mogelijk een mvv verleent en subsidiair dat zij de bodemprocedure in
Nederland mag afwachten.
Bij behandeling van het verzoek ter zitting van 23 december 1998 is de rechtbank gebleken dat de kinderen van referent en eiseres zijn omgekomen bij een auto-ongeluk. Voorts is bij de behandeling van het verzoek als getuige gehoord
de heer C.
Bij uitspraak van 4 januari 1999 heeft de president het voornoemde verzoek in zoverre toegewezen dat verweerder werd opgedragen uiterlijk op 29 januari 1999 een beslissing te nemen op het bezwaarschrift, na referent te hebben
gehoord.
Op 14 januari 1999 is de referent omtrent het bezwaar gehoord door een ambtelijke commissie.
Vervolgens heeft verweerder het bezwaar van eiseres bij besluit van 28 januari 1999 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij schrijven van 4 februari 1999 beroep ingesteld. Het beroep is diezelfde dag ter griffie van de rechtbank ontvangen.
Voorts is namens eiseres om een voorlopige voorziening verzocht, inhoudende dat verweerder onverwijld zal overgaan tot afgifte van een mvv. Bij uitspraak van 9 april 1999 heeft de president van deze rechtbank dit verzoek afgewezen.
Wel heeft de president aanleiding gezien om de behandeling van het connex aan de voorlopige voorziening lopende beroep te verwijzen naar de meervoudige kamer.
Verweerder heeft naar aanleiding van het voornoemde beroep de op de zaak
betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld door de meervoudige kamer ter zitting van 26 oktober 1999, waar eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en door haar echtgenoot (referent). Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen
door zijn gemachtigde.
Ter zitting zijn als getuige namens eiseres gehoord mevrouw D, de heer
E en de heer F. Voorts is de heer W.R. Belser,
medewerker van Bureau Documenten van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst als getuige-deskundige namens verweerder gehoord.
II. OVERWEGINGEN
Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit, waarbij het bezwaar tegen de weigering om aan eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen ongegrond is verklaard, in rechte stand kan houden.
Eiseres legt aan haar aanvraag om verlening van een mvv ten grondslag dat zij in het kader van gezinshereniging in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf met als doel verblijf bij haar echtgenoot.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit moeten vreemdelingen, die zich naar Nederland begeven voor een verblijf aldaar van langer dan drie maanden, voor toegang tot Nederland in het bezit zijn van een
geldig paspoort dat is voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. De bevoegdheid tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf is gebaseerd op het Soeverein Besluit van 12 december 1813.
Ingevolge artikel 33d van de Vw worden beschikkingen omtrent de afgifte van visa of machtigingen tot voorlopig verblijf voor toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld met beschikkingen aangaande
toelating, gegeven op grond van deze wet.
De verlening van een mvv kan, evenals een vergunning tot verblijf ingevolge artikel 11, vijfde lid, van de Vw, aan een vreemdeling worden geweigerd op gronden aan het algemeen belang ontleend. De gronden voor afgifte van een mvv
zijn gelijk aan die voor afgifte van een vergunning tot verblijf (Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc) onder A4/5.3).
Om in aanmerking te komen voor een mvv dient onder andere de gezinsband aannemelijk gemaakt te worden en moet er sprake zijn van een geldig gesloten huwelijk. Dat aan de overige voorwaarden voor het verlenen van een mvv is voldaan
is tussen partijen niet in geschil.
Verweerder is van mening dat eiseres niet in aanmerking komt voor een mvv omdat hij - kortgezegd - twijfelt aan het bestaan van het huwelijk tussen eiseres en referent. Onderzoek van het Bureau Documenten (onderdeel van de
Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie) van 7 juli 1998 heeft immers uitgewezen dat niet aannemelijk is dat de overgelegde huwelijksakte een authentiek document betreft. Voorts is het niet aannemelijk dat
de drie nationale identiteitsbewijzen van eiseres en de kinderen authentiek zijn.
Bovendien heeft Bureau Documenten verklaard dat ook het ter zitting van de ambtelijke commissie overgelegde originele uittreksel uit het bevolkingsregister waarschijnlijk niet authentiek is.
Eiseres is van mening dat zij haar huwelijk met referent aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe voert zij aan dat de opstelling van de overgelegde documenten niet geschiedt door een overheid op de in Europa gebruikelijke wijze. De
kwaliteit is daarom wisselend en vaak slecht.
Bovendien zijn er namens eiseres foto's van het huwelijk overgelegd en hebben vier getuigen verklaard dat eiseres met referent gehuwd is.
Hiermee heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden.
Uit de tekst van de Vreemdelingencirculaire blijkt niet dat een geldig huwelijk slechts met officiële documenten kan worden aangetoond. Eiseres verwijst daarvoor naar IND-werkinstructie 161.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken schrijft in zijn ambtsbericht van
13 november 1998 over de situatie in Noord-Irak met betrekking tot verkrijging van officiële documenten het volgende: "In Noord-Irak is de uitgifte van officiële documenten, dus ook van paspoorten, problematisch en niet onder
controle van de centrale overheid. Aldus heeft ieder paspoort of het 'echt' of 'vals' is een beperkte waarde. Als personen niet authentieke documenten gebruiken, hoeft dat echter niet te betekenen dat de identiteit van betrokkenen
niet zou kloppen. Zowel authentieke als vervalste documenten kunnen in Noord-Irak op eenvoudige wijze worden verkregen. Ook authentieke documenten uit Noord-Irak geven derhalve niet op voorhand uitsluitsel over de identiteit van
betrokkene."
De rechtbank is, gelet op voornoemd ambtsbericht en hetgeen haar ambtshalve bekend is met betrekking tot de situatie in Noord-Irak, van oordeel dat verweerder zijn conclusie dat er geen sprake zou zijn van een geldig huwelijk tussen
eiseres en referent niet slechts kan onderbouwen met de verklaringen van Bureau Documenten waarin staat dat de namens eiseres overgelegde documenten naar alle waarschijnlijkheid niet authentiek zijn. Immers, uit het ambtsbericht van
13 november 1998 blijkt dat aan officiële documenten afkomstig uit Noord-Irak een beperkte waarde dient te worden toegekend. De heer Belser van het Bureau Documenten heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat de conclusies met
betrekking tot de namens eiseres overgelegde documenten pas zijn getrokken nadat deze documenten zijn vergeleken met een aantal uit Bagdad afkomstige originele documenten, doch nu de Iraakse centrale overheid reeds sinds enkele
jaren geen officiële zeggenschap meer heeft in Noord-Irak kan de bovenstaande vergelijking van documenten naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dragen dat de namens eiseres overgelegde documenten vals zijn en dat
derhalve de geldigheid van het huwelijk tussen eiseres en referent dient te worden betwist.
Uit de tekst van de Vreemdelingencirculaire blijkt niet dat een geldig huwelijk enkel met officiële documenten kan worden aangetoond. Bovendien staat in IND-werkinstructie 161, handelend over afdoening van mvv-aanvragen om
gezinshereniging bij een tot Nederland toegelaten vluchteling, dat indien er twijfel is aan de authenticiteit van de overgelegde documenten of er geen documenten kunnen worden overgelegd, de identiteit of de familierelatie tussen
gezinsleden en de in Nederland verblijvende referent op andere wijze aannemelijk dient te worden gemaakt.
Uit het voorgaande volgt dat aan het overleggen van documenten uit Noord-Irak slechts een relatief belang kan worden gehecht. Nu de documenten van eiseres door verweerder weliswaar niet authentiek zijn bevonden, doch niet is
gebleken dat zijn vals zijn, dient te worden bezien of eiseres op andere wijze het bestaan van haar huwelijk voldoende aannemelijk heeft weten te maken.
Eiseres is hierin naar het oordeel van de rechtbank geslaagd. Daartoe wordt allereerst overwogen dat referent reeds bij binnenkomst in Nederland heeft verklaard met eiseres gehuwd te zijn. Tot het moment waarop eiseres om een mvv
voor verblijf bij haar echtgenoot verzocht heeft verweerder nimmer getwijfeld aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van referent. De omstandigheid dat in het nader gehoor is aangegeven dat één van de kinderen van referent een
dochter zou betreffen, terwijl bij de mvv-aanvraag bleek dat referent en eiseres twee zonen zouden hebben, maakt dit oordeel niet anders. Immers de verklaring die hiervoor namens eiseres is gegeven, namelijk dat G zowel een
jongensnaam als een meisjesnaam betreft zodat er waarschijnlijk een fout is opgetreden in de vertaling, acht de rechtbank niet onaannemelijk. Bovendien is deze verklaring niet gemotiveerd weersproken door verweerder.
Voorts acht de rechtbank het van belang dat eiseres foto's heeft overgelegd van het huwelijk tussen haar en referent en ook foto's van eiseres met de kinderen. Na bestudering van de foto's heeft de rechtbank
vast kunnen stellen dat de vrouw op de trouwfoto en de vrouw met de kinderen dezelfde persoon betreft. Tenslotte acht de rechtbank van groot belang dat vier getuigen onder ede mede aan de hand van de foto's ter zitting hebben
verklaard dat eiseres en referent met elkaar gehuwd zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres haar huwelijk met referent voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het bestreden besluit dient derhalve te worden vernietigd.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat verweerder aan eiseres
een mvv verleent. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking genomen dat de onderhavige procedure reeds geruime tijd in beslag heeft genomen. Bovendien acht de rechtbank het van belang dat eiseres, gezien de omstandigheden waarin zij
en haar echtgenoot verkeren, op korte termijn met haar echtgenoot herenigd kan worden.
Voorts acht de rechtbank termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht
en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal f 1.420,-- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
* 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;* 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
* waarde per punt f 710,--;
* wegingsfactor 1.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat door verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht dient te worden vergoed.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder eiseres een mvv zal verlenen;
gelast verweerder aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad f 225,--;
veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op f 1.420,-- en te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter, mr. Y.J. Klik en mr. N.W.A. Stegeman-Kragting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. van de Pas, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 december 1999.
Afschriften verzonden: 24 december 1999
TH