ECLI:NL:RBROT:2025:9752

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 25/5591
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting van woning op grond van de Opiumwet na aantreffen van harddrugs en versnijdingsmiddelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in een woning in Rotterdam woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Rotterdam op grond van de Opiumwet. De burgemeester had op 17 juli 2025 besloten de woning voor de duur van drie maanden te sluiten, nadat er bij een doorzoeking op 24 april 2025 harddrugs en een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen waren aangetroffen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om de sluiting te schorsen, omdat hij van mening was dat de sluiting niet gerechtvaardigd was en dat hij niet verantwoordelijk was voor de aangetroffen drugs en materialen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de beoordeling heeft de rechter gekeken naar de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten, de geschiktheid en noodzaak van de sluiting, en of de sluiting evenwichtig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende redenen had om de sluiting te rechtvaardigen, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs en de indicaties van drugshandel. De rechter concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en dat de belangen van verzoeker niet zwaarder wogen dan de noodzaak om de sluiting door te voeren. De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting een herstelsanctie is en dat de burgemeester bevoegd was om deze maatregel te nemen op basis van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/5591

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Schilder),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigden: mr. J.P. Langenbach en mr. R. Duivenvoorde),
met als derde-partij
[stichting], uit [plaats] , de verhuurder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van verzoekers woning op grond van de Opiumwet. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 17 juli 2025 heeft de burgemeester verzoekers woning voor de duur van drie maanden gesloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open blijft totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester. De verhuurder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoeker woont in de woning aan [adres] in [plaats] . Uit de bestuurlijke rapportage van 27 mei 2025 komt het volgende naar voren. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek is verzoekers woning op 24 april 2025 doorzocht, waarna in totaal 112 zakken zijn aangetroffen met elk een gewicht van 2 kilogram aan wit poeder. In de woning zijn daarnaast 14 potten en diverse zakjes met wit poeder aangetroffen. In de slaapkamers zijn dozen en tassen met verpakkingsmaterialen, 2 weegschalen voor verdovende middelen, meerdere potten met wit poeder, 2 handpersen, een grote pers, dozen met mallen en stempels voor verdovende middelen aangetroffen. In de woonkamer zijn tassen met verpakkingsmateriaal, 5 weegschalen aangetroffen. In de schuur zijn 107 zakken van elk 2 kilogram per stuk, 30 weegschalen, een geldtelmachine, 2 gasbranders, een mixer, een gasdrukwapen, een balletjespistool, 6 gaspatronen, een doos gevuld met stempels voor een drugspers en een grote hoeveelheid met verpakkingsmateriaal aangetroffen. Volgens de politie zijn de aangetroffen goederen onder andere gebruikt voor het verwerken en/of versnijden van verdovende middelen. Na tests bleek het te gaan om 0,8 gram cocaïne, 230,644 kilogram fenacetine en 144,4 gram inositol. Daarnaast zijn 1655 vapes en 1725 doosjes snus aangetroffen.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. De burgemeester heeft op grond van de bestuurlijke rapportage verzoeker op 11 juni 2025 in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te brengen. Dit heeft de verhuurder gedaan op 18 juni 2025 en verzoeker op 2 juli 2025. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen en besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorzieningen bereiken dat de woning open blijft totdat is beslist op zijn bezwaarschrift.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te beoordelen of sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker gedurende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
Bevoegdheid
6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning harddrugs of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de drugs met dat doel aanwezig zijn. Op grond van voornoemd artikel, eerste lid, aanhef en onder b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, waarvan de betrokkene weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs. De situatie moet zodanig zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen.
7. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in [plaats] tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet [plaats] 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Voor woningen wordt bij een sluiting in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de bevoegdheid voor de burgmeester om de woning te sluiten aanwezig was. Uit de bestuurlijke rapportage van 27 mei 2025 komt naar voren dat 0,8 gram cocaïne is aangetroffen in verzoekers woning. Bij een geringe overschrijding van de grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat dan aannemelijk moeten maken. Naast de aangetroffen harddrugs is in de woning en de bijbehorende schuur een zeer grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen en een groot aantal goederen aangetroffen die wijzen op drugshandel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester afdoende gemotiveerd dat het, gelet op deze feiten en omstandigheden en de aangetroffen versnijdingsmiddelen, aannemelijk is dat het hier gaat om harddrugs en goederen die bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. Dat verzoeker in het strafrechtelijk onderzoek (nog) niet is veroordeeld, maakt dat niet anders, omdat in het bestuursrecht een andere bewijslast geldt dan in het strafrecht. De burgemeester was daarom in beginsel bevoegd om de woning te sluiten.
Is de sluiting geschikt en noodzakelijk?
9. Als de burgemeester bevoegd is om een pand te sluiten, is de volgende vraag of de sluiting gelet op het tijdsverloop geschikt is en zo ja, een noodzaak bestaat om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is een herstelsanctie en strekt tot beëindiging van de overtreding van de Opiumwet, het beëindigen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtreding. Herstel van de openbare orde is dus niet op zichzelf het doel van deze toepassing. Dit neemt niet weg dat een overtreding van de Opiumwet, ook wanneer deze plaatsvindt in of vanuit een woning, gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en in meer of mindere mate gepaard gaat met verstoring van de openbare orde. Het ligt voor de hand dat de burgemeester die effecten op de omgeving betrekt in zijn beoordeling of het noodzakelijk is om over te gaan tot sluiting van een woning. Deze beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. [1]
10. Verzoeker betwist de geschiktheid van de sluiting en voert verder aan dat de burgemeester kon volstaan met een minder ingrijpende maatregel dan het sluiten van de woning, zoals een waarschuwing of de sluiting van slechts de schuur (in plaats van de gehele woning). Verzoeker stelt zich verder op het standpunt dat de woning niet is betrokken bij drugshandel of het criminele circuit en dat er geen loop is naar de woning. Er is daarnaast geen sprake van een gevaar voor de openbare orde. De buren ervaren geen overlast of gevaar.
11. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te oordelen dat het tijdsverloop tussen de vondst van de drugs tijdens de doorzoeking van de woning op 24 april 2025 en het moment waarop bestreden besluit is genomen (17 juli 2025) maakt dat de sluiting niet langer geschikt was. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk lang. [2] De voorzieningenrechter vindt verder dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en niet gehouden was met een minder ingrijpend middel te volstaan. Met de burgemeester acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat sprake is van een ernstig geval. In de woning is een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen. Daarnaast acht de voorzieningenrechter het van belang dat er meerdere voorwerpen en een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen in zowel de woning als in de schuur die in verband kunnen worden gebracht met drugshandel, zoals onder meer 37 weegschalen, een grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal, een doos gevuld met stempels voor een drugspers en een geldtelmachine. Dit zijn indicaties dat vanuit de woning drugs worden verhandeld. Met de aangetroffen harddrugs (in combinatie met versnijdingsmiddelen en meerdere voorwerpen waarvan algemeen bekend is die voor het verwerken, verpakken en verkopen van drugs worden gebruikt) mag namelijk worden aangenomen dat de woning onderdeel uitmaakt van de keten van drugshandel. Daar komt bij dat de burgemeester heeft aangegeven dat de woning is gelegen in een veiligheidsrisicogebied.
Is de sluiting evenwichtig?
12. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [3]
13. Verzoeker voert aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Het betreft een eerste overtreding. Verzoeker heeft niet adequaat een zienswijze kunnen inbrengen, omdat de voornemens summier waren geformuleerd. Verzoeker valt niets te verwijten omdat hij niets te maken heeft met de aangetroffen drugs, versnijdingsmiddelen en goederen. Deze waren niet van verzoeker, maar van iemand anders. Verzoeker heeft iemand in huis genomen die naar nu blijkt misbruik heeft gemaakt van de situatie en daarom ook niet meer welkom is in verzoekers woning. Verzoeker betoogt verder dat hij gebonden is aan de woning, omdat hij psychische problemen heeft en daarnaast dagelijks zijn moeder bezoekt die in de buurt woont en die lijdt aan acute reuma en hartpatiënt is. Daarnaast gaat verzoeker deze zomer trouwen met zijn verloofde, die na het huwelijk bij hem zal intrekken. De burgemeester heeft nagelaten onderzoek te doen naar vervangende huisvesting voor verzoeker. Sprake is van strijd met artikel 8 van het EVRM. [4] Met de sluiting heeft de verhuurder een grondslag voor ontbinding van de huurovereenkomst.
14. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. De burgemeester heeft meer gewicht mogen toekennen aan het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat in de omgeving dan aan het belang van verzoeker. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De verhuurder heeft in dit geval aangekondigd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Dit kan er toe leiden dat verzoeker ook na de sluiting van de woning voor drie maanden niet meer terug kan naar zijn woning. Daartegenover staat dat verzoeker als huurder verantwoordelijk is voor wat er in zijn woning gebeurt en de ontstane situatie. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat hij verminderd verwijtbaar moet worden geacht. Voor het verwijderen van de aangetroffen spullen heeft de politie vier bestelbusjes nodig gehad. Het is niet aannemelijk dat verzoeker de aanwezigheid van een dergelijk grote hoeveelheid spullen, ook als ze niet van hem zouden zijn, niet opgemerkt heeft. Verzoeker heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege eigen medische problemen op deze specifieke woning is aangewezen. Dat verzoekers moeder medische problemen heeft, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat verzoeker specifiek op deze woning is aangewezen. Ook de omstandigheid dat verzoekers huwelijk mogelijk geen doorgang kan vinden, kan niet leiden tot die conclusie. Tot slot is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen sprake van strijd met artikel 8 van het EVRM, nu de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning bij wet is voorzien en niet is gebleken dat de sluiting niet evenwichtig is. Dat verzoeker niet adequaat zijn zienswijze heeft kunnen geven, maakt het oordeel over de evenwichtigheid van de sluiting evenmin anders. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker in deze voorlopige voorzieningenprocedure in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat zij geen voorlopige voorziening zal treffen. De burgemeester mag de woning van verzoeker sluiten voor de duur van drie maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:1139.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden