ECLI:NL:RBROT:2025:9705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
99/000772-57 en 13/751565-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidsstelling en wijziging bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1977, was eerder veroordeeld door een Poolse rechtbank tot een gevangenisstraf van 2,5 jaar. Na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling op 18 juni 2024, met een proeftijd van 365 dagen, heeft de officier van justitie op 7 mei 2025 een vordering ingediend tot verlenging van deze proeftijd met opnieuw 365 dagen. Dit verzoek was gebaseerd op een rapport van Reclassering Nederland, waarin werd geadviseerd om de proeftijd te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen. Tijdens de zitting op 2 juni 2025 zijn zowel de officier van justitie als de raadsman van de veroordeelde gehoord. De veroordeelde was niet aanwezig, maar had zijn raadsman gemachtigd. De deskundige van Reclassering Nederland heeft verklaard dat de veroordeelde teruggevallen is in middelengebruik en dat zijn recidiverisico is toegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlenging van de proeftijd noodzakelijk is voor de ondersteuning van de veroordeelde en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de proeftijd met 365 dagen verlengd, evenals de wijziging van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn verbonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
VI-zaaknummer: 99/000772-57
Parketnummer: 13/751565-21
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] ,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres] , [postcode 2] [woonplaats 2] ,
raadsman mr. L.M. van Spanjen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van de District Court in Bytom (Polen) van 18 mei 2010 is aan de veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden opgelegd. De Internationale Rechtshulpkamer heeft de overlevering naar Polen geweigerd en de tenuitvoerlegging in Nederland bevolen onder parketnummer 13/751565-21.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 18 juni 2024 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De proeftijd vanaf de hierboven genoemde dag van voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 365 dagen en het strafrestant bedraagt 304 dagen. De proeftijd loopt derhalve af op 18 juni 2025.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn voor zover hier van belang de volgende voorwaarden verbonden:
algemene voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig strafbaar feit;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 op de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op zijn verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van minimaal 12 uur en maximaal 17 uur niet op het verblijfadres te zijn. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van minimaal 4 uur en maximaal 17 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is: [adres 1] , [postcode 1] te [plaats 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
  • de veroordeelde meldt zich binnen 3 werkdagen na invrijheidstelling bij Reclassering Nederland, [adres 2] , [postcode 3] [plaats 2] , [telefoonnummer] . De veroordeelde blijft zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt. Deze meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden;
  • de veroordeelde laat zich gedurende de proeftijd behandelen door Brijder, of een soortgelijke zorgverlener, op tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener wordt aangegeven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven;
  • de veroordeelde werkt mee aan of spant zich actief in voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • de veroordeelde werkt mee aan middelencontrole door middel van ademonderzoek (blaastest) en/of urineonderzoek om zijn alcohol- en drugsgebruik te monitoren. De reclassering bepaalt de frequentie en op welke wijze de middelencontroles plaatsvinden;
- de veroordeelde toont een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden.
1.3.
Vordering
Op 7 mei 2025 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot – kort gezegd – verlenging van de proeftijd met 365 dagen.
Bij de vordering is overgelegd een rapport van Reclassering Nederland van 13 april 2025 met de strekking dat de proeftijd zou moeten worden verlengd en de bijzondere voorwaarden zouden moeten worden gewijzigd conform de voorwaarden die Reclassering Nederland adviseert.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2025. De officier van justitie, mr. M. van Heemst, en de raadsman zijn gehoord. De veroordeelde was niet aanwezig, maar heeft zijn raadsman gemachtigd. Voorts is de deskundige [persoon A] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, als deskundige gehoord.
De officier van justitie heeft toegelicht dat en waarom het verlengen van de proeftijd met 365 dagen noodzakelijk is. De veroordeelde is enige tijd geleden teruggevallen in middelengebruik. Zijn middelengebruik was in het verleden delict gerelateerd en dat maakt dat het recidiverisico is toegenomen. De veroordeelde heeft onlangs een suïcidepoging gedaan, wat te maken had met factoren in zijn thuissituatie, zijn depressieve klachten en zijn middelengebruik. Gelet op zijn inkomen is het onduidelijk hoe hij aan de middelen komt. Aan de proeftijd dienen de voorwaarden te worden gekoppeld zoals deze in het verlengingsadvies van de reclassering zijn opgenomen, aldus nog steeds de officier van justitie.
De deskundige heeft desgevraagd bevestigd dat begeleid wonen in het reclasseringsadvies als extra voorwaarde is opgenomen. De relatie tussen de veroordeelde en zijn ex-partner is beëindigd, maar zij wonen nog steeds in hetzelfde huis. De ex-partner heeft een nieuwe relatie en dat zorgt voor veel verdriet bij de veroordeelde. De veroordeelde grijpt naar middelen, terwijl hij de zorg voor zijn zoon draagt. Als deze situatie op enig moment niet langer houdbaar is, moet hij ergens anders verblijven; daarom is het van belang dat die extra voorwaarde wordt opgenomen.
De raadsman heeft te kennen gegeven dat de veroordeelde het eens is met de vordering en benadrukt dat de veroordeelde bereid is om mee te werken aan de voorwaarden zoals deze door de reclassering in het verlengingsadvies zijn opgenomen.

2.Beoordeling

2.1.
Bevoegdheid
De beslissing in eerste aanleg betreft een buitenlandse veroordeling. Nederland heeft de overlevering naar Polen geweigerd. Op grond van artikel 6:6:1, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is het gerecht in het arrondissement waar toezicht wordt gehouden op de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde verplichtingen bevoegd tot kennisneming van de vordering. Het toezicht wordt gehouden door Reclassering Nederland gevestigd in Rotterdam, zodat de rechtbank Rotterdam bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
2.2.
Ontvankelijkheid
Deze beslissing wordt genomen voor het einde van de proeftijd. Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering.
2.3.
Inhoudelijke beoordeling
Gelet op het advies van de reclassering en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting, alsmede hetgeen door de officier van justitie en de raadsman naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden proeftijd met 365 dagen dient te worden verlengd. De verlenging van de proeftijd is noodzakelijk omdat de veroordeelde gebaat is bij ambulante behandeling en verdere ondersteuning om aldus een bestendige gedragsverandering te bewerkstelligen en het recidiverisico in te perken.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling dienen de bijzondere voorwaarden zoals neergelegd in het reclasseringsadvies van 13 april 2025, te worden verbonden. De eerder opgelegde bijzondere voorwaarden zullen dienovereenkomstig worden aangevuld c.q. gewijzigd.

3.Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering toe en verlengt de proeftijd met
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
wijzigt de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarden, zodat deze als volgt komen te luiden:
  • de veroordeelde meldt zich binnen 3 (drie) werkdagen bij Reclassering Nederland op de [adres 2] , [postcode 3] te [plaats 2] bij mevrouw [persoon A] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde blijft ook meewerken aan huisbezoeken;
  • de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • de veroordeelde verblijft, als de reclassering dit nodig acht, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op het moment dat de reclassering het wenselijk vindt dat de veroordeelde begeleid gaat wonen, als blijkt dat de huidige woonsituatie niet meer wenselijk of houdbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van middelengebruik en delictgedrag. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat de veroordeelde momenteel aan zijn mentale en fysieke gezondheid moet werken alvorens hij betaald werk kan verrichten;
  • de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • de veroordeelde werkt mee aan ambulante (woon)begeleiding als de reclassering dit nodig acht. Hij toont een meewerkende houding en zal de ambulante (woon)begeleiding inzicht geven in de verschillende leefgebieden zoals de financiën, administratie en zijn dagbesteding als dit nodig is. Dit om de zelfredzaamheid van de veroordeelde te vergroten.
Deze beslissing is genomen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. J.A. Terstegge en J. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van deze beslissing is vermeld.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.