3.1.Onderhoudsbijdrage
3.1.1.De man verzoekt de door de man aan de jongmeerderjarige te betalen kinderbijdrage op nihil te stellen per 1 november 2023, dan wel per datum indiening verzoekschrift, dan wel de alimentatie te wijzigen naar een zodanig bedrag per een zodanige datum door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen. De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij geen contact heeft kunnen krijgen met de jongmeerderjarige. Hij heeft geen idee of hij nog behoefte heeft of daar inmiddels zelf in kan voorzien. De man is daarom per 1 november 2023 gestopt met de betaling van de bijdrage aan de jongmeerderjarige.
3.1.2.De jongmeerderjarige voert gemotiveerd verweer en verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans het verzoek af te wijzen, dan wel een zodanige beschikking af te geven als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren. De jongmeerderjarige heeft toegelicht dat hij voltijds naar school gaat en wat inkomsten heeft uit een bijbaantje.
3.1.3.Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank allereerst met partijen het conflict achter het geschil besproken. De kern van de zaak is voor beide partijen schrijnend. Tussen de man en de jongmeerderjarige is al enige tijd geen contact meer, tot verdriet van beiden. De man houdt de wens dat er een moment komt waarop de jongmeerderjarige weer ruimte voelt voor contact. De jongmeerderjarige heeft langere tijd de hoop gehad op contactherstel. Hij is teleurgesteld geraakt toen dat niet lukte. Uiteindelijk heeft hij afstand genomen van de man. Recent heeft hij daarom, nadat de man zijn verzoek aan de rechtbank heeft ingediend, zijn achternaam gewijzigd. De rechtbank hoopt dat met het nemen van een beslissing op het juridische geschilpunt, in de toekomst wellicht ruimte ontstaat bij partijen om voorzichtig en op passend tempo met elkaar te praten over het onderliggende conflict.
3.1.4.Op grond van artikel 1:395a BW zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt. Uit het bepaalde in artikel 1:392 lid 2 BW volgt dat de verlengde onderhoudsplicht bestaat ongeacht de behoeftigheid van de in artikel 1:395a BW bedoelde meerderjarigen. Wel kunnen eventuele inkomsten van de meerderjarige van invloed zijn op de omvang van diens behoefte aan een ouderbijdrage.
3.1.5.Op grond van artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak of overeenkomst over levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Deze wettelijke maatstaven zijn de behoeften van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige, aldus artikel 1:397 lid 1 BW. Niet elke wijziging van omstandigheden is voldoende voor wijziging van de onderhoudsbijdrage. Alleen die wijzigingen waardoor het aanvankelijk vastgestelde of overeengekomen bedrag niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven, zijn in dit opzicht rechtens relevant. Volgens vaste jurisprudentie moet in geval van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden een volledige herbeoordeling plaats vinden aan de hand van alle op dat moment bestaande omstandigheden.
Wijziging van omstandigheden
3.1.6.Met partijen ziet de rechtbank een wijziging van omstandigheden ten opzichte van de vaststelling van de kinderbijdrage in het ouderschapsplan bij de echtscheidingsbeschikking. De jongmeerderjarige was ten tijde van de echtscheiding van zijn ouders minderjarig. De vrouw geniet inmiddels inkomsten uit loondienst, zodat zij kan bijdragen in het onderhoud voor de jongmeerderjarige. De jongmeerderjarige studeert en geniet inkomsten uit een bijbaantje.
3.1.7.Tussen partijen is de hoogte van de vast te stellen bijdrage voor de jongmeerderjarige in geschil. De rechtbank zal de bijdrage berekenen volgens de aanbevelingen opgenomen in het rapport van de Expertgroep Alimentatie (Tremarapport).
3.1.8.Tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat partijen het eens zijn om voor de behoefte van de jongmeerderjarige de door de man benoemde (niet aan de rechtbank overgelegde) berekening te hanteren. Daarin is de behoefte van de jongmeerderjarige berekend op € 854,- op basis van het Tremarapport 2025. Daar trekken partijen eerst de basisbeurs ter hoogte van € 104,- vanaf en vervolgens brengen zij daarop nog in mindering het gemiddelde maandelijkse inkomen van de jongmeerderjarige in 2024 ter hoogte van € 469,-, gebaseerd op zijn jaaropgave van 2024. Dat resulteert in een nettobedrag van € 281,-, waarvan partijen 88% voor rekening van de man laten komen. Tussen partijen is niet in geschil dat in 2024 door de man een bedrag van € 227,- is verschuldigd aan de jongmeerderjarige.
3.1.9.Partijen zijn echter verdeeld over de vraag wat de bijdrage moet zijn van de man aan de jongmeerderjarige voor 2025. De man betoogt dat in 2025 het bedrag dat hij aan levensonderhoud zou moeten bijdragen € 78,- is, omdat de jongmeerderjarige in 2025 naar verwachting meer inkomen zal hebben uit zijn bijbaantje. Salaris heeft de neiging zich in de loop van de tijd te ontwikkelen. Als de man het inkomen van de jongmeerderjarige op basis van de loonstroken van de maanden januari tot en met april 2025 doorrekent naar een jaarinkomen, zou de jongmeerderjarige meer inkomen hebben. De jongmeerderjarige brengt daar echter tegen in dat hij ook in 2025 nog voltijds onderwijs zal volgen. Zijn prioriteit ligt bij zijn school. Hij werkt in de weekenden, vakanties en in periodes waar hij minder drukke schoolweken heeft.
3.1.10.Naar het oordeel van de rechtbank is de door de man gestelde wijziging per 1 januari 2025 niet een rechtens relevante wijziging die herberekening van de bijdrage aan de jongmeerderjarige over 2025 rechtvaardigt. Uit de loonstroken van de jongmeerderjarige blijkt dat hij per 27 januari 2025 een andere baan heeft. Op de loonstrook staat dat hij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft als oproepkracht. Dat betekent geen vast inkomen. Het uitbetaalde loon op de loonstroken wisselt van € 405,08 tot € 240,31 netto. Daarmee is voor de rechtbank afdoende gebleken dat de verwachting dat de jongmeerderjarige zodanig veel meer dan € 469,- gemiddeld per maand zal gaan verdienen niet reëel is.
3.1.11.Het verzoekschrift is op 21 maart 2024 bij de rechtbank ingediend, zodat de man vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met een eventuele wijziging van de kinderbijdrage. Daarom zal de rechtbank deze datum als ingangsdatum vaststellen.
3.1.12.Gezien het voorgaande zal de rechtbank per 21 maart 2024 een door de man aan de jongmeerderjarige te betalen onderhoudsbijdrage van € 227,- per maand vaststellen. Omdat de onderhoudsbijdrage in 2025 wordt vastgesteld, zal de rechtbank bepalen dat de onderhoudsbijdrage per 1 januari 2025 ieder jaar moet worden verhoogd met een percentage gelijk aan de wettelijke indexering. Dit betekent dat de onderhoudsbijdrage per 1 januari 2025 € 242,- per maand bedraagt.