ECLI:NL:RBROT:2025:9207
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Transitievergoeding en rentevergoeding in arbeidsrechtelijke geschil tussen werkgever en werknemer
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoeker, en zijn werkgever, aangeduid als verweerster. De werknemer had op 28 maart 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht om betaling van een transitievergoeding van € 7.295,26, die hij meende te vorderen na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst per 31 december 2024. De werkgever is niet verschenen op de zitting van 17 juli 2025, ondanks dat zij op de hoogte was van de zitting en de mogelijkheid had om via Teams deel te nemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever niet opnieuw opgeroepen hoeft te worden, omdat zij op de hoogte was van de procedure en ervoor heeft gekozen om niet deel te nemen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer recht heeft op de gevorderde transitievergoeding, omdat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en er geen uitzonderingen zijn die zouden leiden tot het niet betalen van deze vergoeding. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werknemer recht heeft op wettelijke rente over de transitievergoeding, te rekenen vanaf 1 februari 2025, en dat de proceskosten voor rekening van de werkgever komen. De totale proceskosten zijn begroot op € 768,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever de transitievergoeding en de rente onmiddellijk moet betalen, ook als zij in hoger beroep gaat.