ECLI:NL:RBROT:2025:8848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/4705
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afschaffing van het kenneltarief voor hondenbelasting door de gemeente Barendrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Barendrecht beoordeeld. Eiser, eigenaar van een hondenkennel, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag hondenbelasting van € 1.149,- voor het jaar 2024, die is opgelegd na de afschaffing van het kenneltarief. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat de afschaffing onzorgvuldig is gebeurd en dat hij door de late bekendmaking met hoge kosten is geconfronteerd. De heffingsambtenaar verdedigt de afschaffing door te verwijzen naar de gemeentelijke besluitvorming en de argumenten in de Belastingnota 2023. De rechtbank concludeert dat de gemeenteraad de afschaffing van het kenneltarief op een zorgvuldige manier heeft doorgevoerd en dat er geen sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. De rechtbank respecteert de politieke keuzes van de gemeenteraad en oordeelt dat de afschaffing van het kenneltarief niet onredelijk is. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4705

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband [naam samenwerkingsverband], de heffingsambtenaar
(gemachtigde: mr. E. Blom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 mei 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiser voor het jaar 2024 een aanslag hondenbelasting van € 1.149,- opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen.

Feiten

2. Eiser is eigenaar van een hondenkennel waarin honden die iets mankeren een dierwaardig bestaan wordt gegeven. In 2023 is aan eiser een aanslag hondenbelasting opgelegd voor het kenneltarief van € 430,92. Met ingang van 1 januari 2024 is het kenneltarief afgeschaft en moet eiser per hond betalen. Voor de eerste hond is dit € 114,72, voor de tweede € 157,68 en voor de derde tot en met zevende hond van eiser is dit € 175,32 per hond. In 2024 moest eiser voor zeven honden in totaal € 1.149,- aan hondenbelasting betalen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op 19 december 2023 heeft de gemeenteraad van Barendrecht op basis van artikel 226 van de Gemeentewet [1] de Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2024 vastgesteld. In de verordening is onder meer bepaald dat er hondenbelasting wordt geheven en wat de tarieven voor de hondenbelasting zijn. In tegenstelling tot eerdere jaren ontbreekt het kenneltarief hierin.
4. Eiser is het niet eens met de opgelegde aanslag en de afschaffing van het kenneltarief. De manier waarop de afschaffing is gegaan is volgens eiser bovendien onbehoorlijk. Door de late bekendmaking werd eiser in korte tijd geconfronteerd met een hoge kostenpost terwijl hij daar nauwelijks op kon anticiperen. De hondenbelasting is een kostenpost die eiser meeneemt in de bedrijfsvoering van de kennel en bij het nemen van beslissingen zoals het aannemen van honden. De honden die eiser verzorgt zijn bovendien niet makkelijk herplaatsbaar. Eiser wijst er daarbij op dat het redelijker was geweest om de afschaffing stapsgewijs in te voeren. Daarnaast is de onderbouwing van de gemeente voor de afschaffing onjuist. Kennels geven niet meer overlast dan andere honden en daarbij is iedereen vrij om het aantal honden te houden dat hij wil. Het zou de gemeente sieren als er gewoon gezegd wordt dat dit een bezuinigingsmaatregel is, aldus eiser.
De heffingsambtenaar betoogt dat de gemeenteraad ervoor heeft gekozen het kenneltarief af te schaffen, op basis van de argumenten zoals in de Belastingnota 2023 genoemd. Daarbij is een hardheidsclausule opgenomen. Er wordt maximaal voor tien honden hondenbelasting geheven. Eiser heeft zeven honden en is daar volgens de heffingsambtenaar terecht voor aangeslagen.
5. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 226 van de Gemeentewet geen beperkingen voor het tarief zijn opgenomen. Wel geldt dat moet worden geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden en dat het tarief niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen [2] . Aan deze voorwaarden is in dit geval voldaan. Binnen dit kader is de gemeente vrij om te bepalen welke tarieven gehanteerd worden. De keuzes die een gemeenteraad in dit kader maakt, zijn in beginsel politieke keuzes. Dat geldt dus ook voor de vraag of een apart kenneltarief wordt gehanteerd. De rechtbank moet de politieke keuzes van de gemeenteraad in principe respecteren. De rechtbank kan ingrijpen als de besluitvorming oncontroleerbaar of onzorgvuldig is geweest, bijvoorbeeld omdat de daarbij gemaakte keuzes niet zijn gemotiveerd of omdat geen aandacht is besteed aan de belangen van degenen die door de te nemen besluiten in het bijzonder worden getroffen. [3]
6. In dit geval staat in het raadsvoorstel “vaststelling belastingverordeningen en -tarieven 2024” van 31 oktober 2023 over de hondenbelasting het volgende:

De tarieven van de Hondenbelasting 2024 zijn geïndexeerd met de inflatiecorrectie van 3,9%. Conform de Belastingnota 2023 is voorgesteld om het kenneltarief met ingang van 2024 af te schaffen.

In de Belastingnota 2023 staat onder meer:
Het, onder voorwaarden, in aanmerking komen voor een gereduceerd kenneltarief, dat qua hoogte vergelijkbaar is met het tarief dat iemand betaalt voor het bezitten van 3 honden, vinden wij niet rechtvaardig tegenover andere hondenbezitters. Daarnaast kunnen hondenkennels overlast veroorzaken voor hun omgeving.
Wij stellen daarom voor om het kenneltarief met ingang van 2024 af te schaffen.
De financiële gevolgen voor kennelbezitters zijn lastig in te schatten omdat het aantal honden niet geregistreerd staat en vaak wisselend is. Om een idee te geven van de financiële impact van kennelbezitters: bij een bezit van 5 honden wordt de belasting met 78% verhoogd, bij een bezit van 6 honden is dat 117%. Puppy’s tot 3 maanden hoeven niet geregistreerd te worden, oppashonden zijn geen eigendom.
7. Tijdens de commissievergadering van 27 november 2023 is het voorstel “vaststelling belastingverordeningen en –tarieven 2024”, besproken. Eiser heeft daar ingesproken. Bij de vergadering is door burgemeester en wethouders toegezegd om nadere informatie te verstrekken over de afschaffing van het kenneltarief. In een brief van burgemeester en wethouders van 12 december 2023 aan de gemeenteraad staat vervolgens onder meer:

Implementatie afschaffing kenneltarief: afweging van belangen

Alle Barendrechtse houders van kennels (5x) zijn middels een brief van 17 oktober jl. op de hoogte gesteld van de voorgenomen afschaffing van het kenneltarief.
Tijdens de commissievergadering van 27 november jl., heeft een kennelhouder gebruik gemaakt van het spreekrecht. Door de inspreker zijn kanttekeningen geplaatst bij de korte voorbereidingsperiode met betrekking tot de ingangsdatum van de afschaffing van het kenneltarief en de extra belasting als gevolg hiervan.
Hardheidsclausule als mogelijke tegemoetkoming in het eerste jaar bij onbillijkheid afschaffing kennettarief
Het toepassen van de hardheidsclausule is een mogelijkheid om tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van de belastingwet mochten voordoen. Met toepassing van de hardheidsclausule kan de heffingsambtenaar (in dit geval SVHW) de belastingschuld in een bepaald geval of groep van gevallen verlagen of op nihil vaststellen. Van geval tot geval zal bezien worden of en in hoeverre het voorgaande van toepassing zal zijn. Het college kan daartoe het SVHW als heffingsambtenaar
voor de gemeente Barendrecht verzoeken om de hardheidsclausule toe te passen.
Het is niet ondenkbaar dat, vanwege het aantal honden, de houder ervan door het wegvallen van het kenneltarief in de nieuwe situatie onbillijk wordt belast. Het college kan besluiten om het SVHW te verzoeken om in die situatie de hardheidsclausule toe te passen waarbij in het jaar van de afschaffing van het kenneltarief (2024) de belastingschuld wordt verminderd op basis van een maximum aantal honden. Door voor deze zogenaamde overgangsfase de belasting te verminderen op basis van het maximum aantal honden, wordt tegemoetgekomen aan de huidige kennelhouders en kan men komend jaar gebruiken om te anticiperen op de gewijzigde verordening. E.e.a. doet nog steeds recht aan het uitgangspunt rechtvaardigheid ten opzichte van de overige hondenbezitters, evenals het profijtbeginsel.
Wij stellen concreet voor om SVHW te verzoeken om op basis van de hardheidsclausule in 2024, het overgangsjaar van de afschaffing van het kenneltarief, het maximum aantal te belasten honden op 10 te stellen.
8. Het dagelijks bestuur SVHW heeft op 17 januari 2024 het volgende besloten:

De hardheidsclausule op de Hondenbelasting 2024 Barendrecht toe te passen door bij het vaststellen van de belastingschuld het aantal honden bij hondenbezitters te maximeren op het aantal van 10 en het meerdere aantal in aanmerking te laten komen voor vermindering van de belastingschuld.

9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onzorgvuldige of oncontroleerbare besluitvorming. De afschaffing van het kenneltarief is gemotiveerd. In hoeverre echt sprake is van overlast van kennels is niet nader onderzocht, maar de gedachte dat meer honden voor meer overlast zorgen past ook bij de staffel die voor niet kennels wordt gehanteerd in de Verordening. Dat het als onrechtvaardig wordt gevoeld dat iemand die drie honden thuis heeft, evenveel hondenbelasting betaalt als de houder van een kennel (met in eiser zijn geval zeven honden), is een afweging die op zich niet onbegrijpelijk of onredelijk is.
De gemeenteraad heeft de door burgemeester en wethouders aangevoerde motivering voor de afschaffing toereikend gevonden en het voorstel aangenomen. Daarbij zijn de negatieve (financiële) gevolgen van de afschaffing voor kennelhouders door burgemeester en wethouders onder de aandacht gebracht en betrokken in de besluitvorming. Eiser is ook gehoord tijdens de commissievergadering en (mede) naar aanleiding van zijn bezwaren is een hardheidsclausule ingevoerd om onbillijke belasting te voorkomen.
De rechtbank begrijpt dat het voor de bedrijfsvoering van eisers kennel beter was geweest indien de geplande afschaffing van het kenneltarief eerder dan op 17 oktober 2023 was aangekondigd. Daar staat tegenover dat de gemeente in ieder geval de betrokken kennelhouders persoonlijk op de hoogte heeft gesteld, wat er ook toe heeft geleid dat eiser nog acht honden heeft kunnen herplaatsen. Dat de gemeente niet eerder een aankondiging heeft gedaan acht de rechtbank niet onzorgvuldig of onbehoorlijk. Een stapsgewijze afschaffing, zoals door eiser voorgesteld, was ook mogelijk en misschien logischer geweest, maar het is aan de politiek om die keuze te maken en met de invoering van een hardheidsclausule is er een vangnet. Dat sprake is van een bezuinigingsmaatregel blijkt nergens uit, maar zelfs als dat wel zo zou zijn, dan is dat ook een keuze die de gemeenteraad mag maken.
10. Indien de rechter, zoals in dit geval, tot het oordeel komt dat de besluitvorming van de gemeente controleerbaar is geweest, waarbij de belangen van betrokkenen voldoende zijn betrokken, dan kan de rechter slechts nog toetsen of de gemeente alle belangen afwegend in redelijkheid tot deze regeling heeft kunnen komen (een evenredigheidstoets). Bij deze toets dient de rechter terughoudend te zijn, gezien de vrijheid die de gemeente heeft gekregen om de (tarieven van) hondenbelasting te bepalen. Daarbij speelt ook een rol dat niet gesproken kan worden van een (relatief gezien) zeer ingrijpende maatregel. Als het kenneltarief niet was afgeschaft en voor 2024 was verhoogd met de inflatie [4] , dan was het tarief 430,92*1,039 [5] = € 447,73 geworden. Eiser betaalt door de afschaffing dan € 701,27 [6] (ongeveer 62 %) meer dan in 2023. Deze stijging is fors, maar niet dusdanig dat deze verhoging eiser zo onevenredig hard treft of tot zodanige onevenredige (financiële) gevolgen leidt dat de het tarief voor 2024 niet op eiser kan worden toegepast.
11. De slotsom is dat in de besluitvorming dingen anders hadden gekund, maar het is niet zo dat sprake is van zodanige besluitvorming en een zodanig tarief, dat de afschaffing van het kenneltarief moet worden teruggedraaid door de Verordening buiten toepassing te laten of onverbindend te achten. De rechtbank begrijpt dat dit oordeel voor eiser onrechtvaardig kan voelen, maar de (politieke) keuze van de gemeenteraad kan de rechtbank alleen in uitzonderlijke gevallen terug draaien en daarvan is hier geen sprake.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en geen vergoeding van eventuele proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Laukens, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Noordegraaf, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.Dit artikel maakt het mogelijk voor gemeenten om hondenbelasting te heffen.
2.Artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad (de hoogste rechter op belastinggebied), van 13 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1178. Overweging 4.4.1. En ook de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 20 juni 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1758, overweging 5.11.
4.Dit gebeurde ieder jaar en is voor 2024 ook met de andere tarieven gebeurd.
5.Dit is het percentage dat door de gemeente voor 2024 is toegepast op de andere tarieven, zie het raadsvoorstel.
6.€ 114,72 + € 157,68 + 5*175,32 = € 1.149,-. € 1.149 - € 447,73 = € 701,27.