ECLI:NL:RBROT:2025:8797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
ROT 25/1703
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een parkeervergunning bewoners door de gemeente Rotterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 juli 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een bewonersparkeervergunning door de gemeente Rotterdam behandeld. Eiseres, die een aanvraag had ingediend, was het niet eens met de afwijzing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van deze gronden en komt tot de conclusie dat het college van burgemeester en wethouders terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een parkeervergunning. De rechtbank legt uit dat de aanvraag is afgewezen omdat het adres waarvoor de vergunning werd aangevraagd, niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een parkeervergunning. De rechtbank wijst erop dat er sinds 2018 in Rotterdam alleen in specifieke gevallen parkeervergunningen worden verleend bij nieuwbouw of herontwikkeling. Eiseres betoogde dat haar persoonlijke situatie, waaronder haar medische toestand, aanleiding zou moeten zijn om een vergunning te verlenen op basis van de hardheidsclausule. De rechtbank oordeelt echter dat de omstandigheden van eiseres niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, en dat er voldoende alternatieven zijn voor het parkeren van haar auto. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde parkeervergunning en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1703

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[naam eisers] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O. Emre),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. drs. M.A.C. Kooij ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een parkeervergunning bewoners. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen recht heeft op een parkeervergunning bewoners. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning bewoners. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 30 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft op 30 september 2024 een aanvraag ingediend voor een bewonersparkeervergunning voor het adres [adres] .
4. Het college heeft de aanvraag met het primaire besluit van 30 september 2024 afgewezen, omdat het adres waarvoor eiseres de aanvraag heeft gedaan, niet voldoet aan de gestelde voorwaarden van een parkeervergunning.
5. Met het bestreden besluit van 8 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres geen recht heeft op een parkeervergunning bewoners. Het adres waarmee zij de adres heeft gedaan is gekoppeld aan een gebouw of gebouwencomplex waarbij is bepaald dat uitgifte van parkeervergunningen uitgesloten is. In de gemeente Rotterdam worden sinds 2018 alleen nog in specifieke gevallen parkeervergunningen bij nieuwbouw of herontwikkeling verleend. De ontwikkelaar van het wooncomplex heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de parkeereis op eigen terrein en ervoor gekozen om een deel van de benodigde parkeerplaatsen op straat aan te leggen. De vrijstelling van de parkeereis heeft tot gevolg dat bewoners met een voertuig geen recht hebben op een parkeervergunning voor parkeren op straat. Er is door het college geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Het parkeerbeleid heeft tot doel de parkeerdruk in verschillende delen van de stad te verminderen. Een vrijstelling van de parkeereis leidt daarentegen tot lagere bouwkosten, waardoor appartementen tegen een lagere huur- of koopprijs kunnen worden aangeboden. Het verstrekken van parkeervergunning, vanwege kleinschaligere parkeervoorzieningen op adressen waar een vrijstelling van kracht is, zou in strijd zijn met het doel van het parkeerbeleid. Tot slot is de hoogte van de huur- of koopprijs van een gekoppelde bijbehorende parkeervoorziening aan de woning niet van invloed op de beoordeling van de aanvraag.
Het beroep van eiseres
6. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij betoogt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en stelt zich op het standpunt dat aan haar vanwege haar persoonlijke situatie een bewonersparkeervergunning dient te worden verleend op grond van de hardheidsclausule. Door haar medische situatie is zij afhankelijk van haar auto om mobiel te blijven en zij heeft haar auto nodig om haar kleinkinderen te bezoeken. Als aan haar geen parkeervergunning wordt verleend kan zij haar auto niet parkeren in de omgeving van haar woning tenzij zij het exorbitant hoge bedrag van € 302,50 aan huurkosten voor een parkeerplaats voldoet.
Inhoudelijke beoordeling
7. Op grond van artikel 16 van de Beleidsregels 2022 (Beleidsregels) hebben gebruikers van ontwikkelingen met een omgevingsvergunning op basis van de beleidsregeling ingevolge het Uitvoeringsbesluit in beginsel geen recht op een parkeervergunning op straat binnen het betaald parkeergebied.
8. Op grond van artikel 2, eerste lid onder b van het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2025 (Uitvoeringsbesluit) wordt een vergunning enkel verleend als de aanvrager woonachtig is op een adres in een gebouw zonder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening.
9. Artikel 17 van het Uitvoeringsbesluit bevat een hardheidsclausule die het college de bevoegdheid geeft de artikelen 2 tot en met 16 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken voor zover toepassing gelet op het belang van de regulering van de parkeerdruk zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht heeft op een parkeervergunning bewoners. Bij besluit van 21 oktober 2021heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan [naam vergunninghouder] . (vergunninghouder). Uit de omgevingsvergunning blijkt dat het college een vrijstelling van de parkeereis heeft verleend. Het gegeven dat in de omgevingsvergunning een vrijstelling van de parkeereis is verleend, betekent dat het college terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 16 van de Beleidsregels en artikel 2 lid 16 van het Uitvoeringsbesluit en de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een parkeervergunning in zoverre terecht heeft gehandhaafd.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat het college in redelijkheid geen toepassing heeft hoeven geven aan de hardheidsclausule. De rechtbank begrijpt eiseres aldus dat zij alvorens de huurovereenkomst voor haar woning aan te gaan niet goed is ingelicht over de parkeermogelijkheden. Het college was echter geen partij bij deze overeenkomst. Het lag op de weg van de vergunninghouder of de verhuurmakelaar om eiseres als toekomstig bewoner op de hoogte te stellen van de parkeermogelijkheden bij het complex en het niet verlenen van (tijdelijke) parkeervergunningen door het college.
12. Eiseres heeft aangevoerd dat er op straat parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de parkeerzone en dat zij in verband met een hielbreuk in 2002 niet zonder auto kan. Zij kan haar auto niet parkeren in de omgeving van haar woning tenzij zij het exorbitant hoge bedrag van € 302,50 aan huurkosten voor een parkeerplaats voldoet. Deze kosten kan zij niet dragen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank leiden deze omstandigheden niet tot een dusdanig schrijnende situatie dat het college alsnog op grond van de hardheidsclausule een tijdelijke parkeervergunning moet verlenen. Het college heeft er terecht op gewezen dat er voldoende alternatieven zijn voor eiseres en haar dochter. Zo kunnen zij – al dan niet in combinatie – hun auto tegen betaling parkeren op straat of een parkeerplaats huren in de bijbehorende parkeergarage in het woongebouw, gebruik maken van de bezoekersvergunning of parkeren in een gebied waarin geen betaald parkeren van toepassing is. De rechtbank begrijpt dat eiseres en haar dochter in een onwenselijke situatie zitten doordat zij op dit moment hun auto alleen kunnen parkeren tegen een huurprijs van € 302,50 per maand, maar deze omstandigheid kan niet tot het oordeel leiden dat er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1] Dat het college willekeurig heeft gehandeld of eiseres ongelijk heeft behandeld in vergelijking met anderen door geen parkeervergunning te verstrekken op grond van de hardheidsclausule, is de rechtbank niet gebleken. Ingevolge artikel 2, eerste lid aanhef en onder c van het Uitvoeringsbesluit kan een vergunning alleen worden verleend aan de kentekenhouder van een auto. Op de zitting is gebleken dat niet eiseres, maar haar dochter kentekenhouder is. Ook vanwege dit feit zou de aanvraag zijn afgewezen.
14. Het voorgaande betekent dat het college de afwijzing van de aanvraag om een parkeervergunning in bezwaar terecht heeft gehandhaafd.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen recht heeft op een parkeervergunning bewoners. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
Verhinderd te tekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2749, en 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1091