ECLI:NL:RBROT:2025:8663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
FT RK 25-450
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) en bepaling van ingangsdatum

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van mevrouw [verzoekster], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en daarbij een eerdere ingangsdatum vastgesteld. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 zijn mevrouw [verzoekster], haar schuldhulpverlener en de beschermingsbewindvoerder verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat mevrouw [verzoekster] voldoet aan de eisen voor toelating tot de WSNP, waaronder de verplichting om geen nieuwe schulden te maken en de informatieverplichting. De rechtbank heeft ook de verplichtingen tijdens de WSNP toegelicht, waaronder de rol van de bewindvoerder en de rechter-commissaris. De rechtbank heeft besloten dat de ingangsdatum van de WSNP op 28 oktober 2024 wordt vastgesteld, aansluitend bij het nulaanbod dat op die datum is gedaan. De rechtbank benoemt mr. E.A. Vroom tot rechter-commissaris en L. Hordijk als bewindvoerder. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
[insolventienummer]
vonnis van:
10 juli 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres] ,
[postcode] [plaats] .
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 3 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- Mevrouw [verzoekster] ,
- [persoon A] , schuldhulpverlener,
- M. Baaij-Kok, beschermingsbewindvoerder.
1.3.
Namens mevrouw [verzoekster] zijn op 3 juli 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
Mevrouw [verzoekster] kan worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat mevrouw [verzoekster] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
Mevrouw [verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
De verplichtingen
2.3.
De verplichtingen waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4.
Als mevrouw [verzoekster] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op mevrouw [verzoekster] kunnen verhalen.
De postblokkade
2.5.
Gedurende het traject geldt een tijdelijke postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan mevrouw [verzoekster] .
De bevoegdheid
2.6.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van mevrouw [verzoekster] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. De Faillissementswet (Fw) bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.8.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Daarnaast moet de schuldenaar zich inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.9.
De rechtbank stelt vast dat mevrouw [verzoekster] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum. De rechtbank stelt verder vast dat mevrouw [verzoekster] gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject heeft voldaan aan de in dat traject geldende afdrachtverplichting. Mevrouw [verzoekster] heeft geen afloscapaciteit gehad. Dit volgt namelijk uit de overgelegde vtlb-berekening. Aan de schuldeisers is daarom op 28 oktober 2024 een zogeheten “nulaanbod” gedaan. De rechtbank kan bij het bepalen van de aanvangsdatum van de schuldsaneringsregeling aansluiting zoeken bij de datum van het nulaanbod (zie ECLI:NL:HR:2024:1913, r.o. 3.11.4). Daarnaast maken de verklaringen ter zitting, in samenhang met de overgelegde documenten, het voldoende aannemelijk dat mevrouw [verzoekster] gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject arbeidsongeschikt was waardoor ook is voldaan aan de in dat traject geldende inspanningsverplichting. Indien uit het door de bewindvoerder summier uit te brengen verslag van de wijze waarop mevrouw [verzoekster] tijdens het voorafgaande schuldhulpverleningstraject aan haar uit dat traject voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan anders blijkt, dient mevrouw [verzoekster] rekening te houden met de mogelijkheid dat de rechtbank of rechter-commissaris de schuldsaneringsregeling zal verlengen (artikel 349a Fw).
2.10.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. De rechtbank zoekt daarbij aansluiting bij het nulaanbod van 28 oktober 2024 en stelt aldus de ingangsdatum vast op 28 oktober 2024.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] -1995 te [plaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. E.A. Vroom
en tot bewindvoerder L. Hordijk,
gevestigd te Postbus 68,
2650 AB Berkel en Rodenrijs;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 28 oktober 2024 en de einddatum op 28 april 2026;
  • draagt de bewindvoerder op de post van mevrouw [verzoekster] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1
/10e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. E.A. Vroom, rechter, in samenwerking met mr. C. Hulsegge, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.