ECLI:NL:RBROT:2025:8648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 10943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering voor zelfstandige EU-onderdaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen voor studiefinanciering beoordeeld. Eiseres, een Portugese zelfstandige die geschiedenis studeert aan de Universiteit Utrecht, had twee aanvragen ingediend voor studiefinanciering over januari 2023 en van maart tot augustus 2023. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze aanvragen afgewezen op basis van de omzet die eiseres genereerde, die ver onder de bijstandsnorm lag. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij zij aanvoert dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar en dat de minister onjuist heeft gehandeld door een omzetvereiste te hanteren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de omzetvereiste die de minister hanteert, namelijk dat de omzet ten minste 50% van de bijstandsnorm moet bedragen. Eiseres heeft in de relevante periode een omzet behaald die ver onder deze norm ligt. De rechtbank oordeelt dat de economische activiteiten van eiseres als louter marginaal en bijkomstig moeten worden gekwalificeerd, waardoor zij niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, wat betekent dat zij geen recht heeft op studiefinanciering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van de omzetcriteria voor zelfstandigen in de beoordeling van studiefinanciering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/10943

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Benali),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. T.C.A. Hofman)

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van twee aanvragen van eiseres om studiefinanciering over respectievelijk januari 2023 en de periode van maart 2023 tot en met augustus 2023.
1.1.
Met twee afzonderlijke primaire besluiten van 3 januari 2024 heeft de minister de aanvragen van eiseres afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr T. Sleeman, als vervanger van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
2. Eiseres heeft de Portugese nationaliteit en volgt de opleiding geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Zij is daarnaast als zelfstandige ondernemer werkzaam, waarmee zij als EU-onderdaan economische activiteiten verricht in Nederland. Haar onderneming, een eenmanszaak, staat in de Kamer van Koophandel ingeschreven onder het KvK-nummer [KvK nummer] . Deze onderneming richt zich op het geven van Portugese taallessen. Eiseres is met haar onderneming gevestigd in Rotterdam. Zij werkt minimaal 56 uren per maand vanuit haar onderneming.
2.1.
De minister heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de door eiseres gegenereerde omzet ver onder de helft van de bijstandsnorm ligt (€ 567,94 per maand in 2023). Gebaseerd op de door eiseres aangeleverde facturen is er over januari 2023 namelijk slechts een omzet behaald van € 86,02 (93 USD). Over de periode van april 2023 tot en met augustus 2023 heeft eiseres een omzet behaald van 620,15 USD en 1.820 BRL. Omgerekend naar euro is dit ongeveer € 910,31. Dit is gemiddeld € 182,06 per maand. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde koers over 2023 van 1.0813 USD per euro en 5.4010 BRL per euro. Hiermee voldoet eiseres niet aan het door de minister gehanteerde omzetvereiste. Dit betekent volgens de minister dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden en dat zij ook niet gelijk kan worden gesteld met een migrerend werknemer. Toekenning van studiefinanciering is daarom niet aan de orde.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres stelt dat zij in bezwaar ten onrechte niet is gehoord. Zij stelt verder dat het bestreden besluit onzorgvuldig is opgesteld, nu daarin door de minister een onjuiste toepassing is gegeven aan het wettelijk kader en de beleidsregels inzake toekenning studiefinanciering aan EU-onderdanen. Volgens eiseres voldoet zij aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor studiefinanciering, studielening en het studentenreisproduct, over januari 2023 en over de periode maart 2023 tot en met augustus 2023 omdat zij met haar onderneming minimaal 56 uren per maand heeft gewerkt. Eiseres meent dat zij ook als zelfstandige op grond van haar werkzaamheden kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. DUO eist ten onrechte dat er daarnaast ook aan een omzetvereiste dient te worden voldaan. Naast het urencriterium dat DUO in haar beleid hanteert is er geen omzetvereiste dat cumulatief geldt. Eiseres doet tot slot een beroep op de hardheidsclausule omdat het besluit onevenredig in verhouding staat met de door de beleidsregel te dienen doelen.
Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres in aanvulling hierop nog aangevoerd dat eiseres in september 2023 wel als ondernemer is aangemerkt en studiefinanciering heeft gekregen en in februari 2023 ook.
De beoordeling
4.
Eiseres stelt dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 7.3 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) rust op de minister namelijk geen wettelijke verplichting om te horen.
5.
Op grond van artikel 2.2 van de Wsf 2000 komt een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar op grond van een verdrag met een Nederlander gelijk wordt gesteld, in aanmerking voor studiefinanciering.
Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 883/2004 (Vo. 883/2004) bepaalt dat personen op wie de bepalingen van de Verordening van toepassing zijn, onder dezelfde voorwaarden de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de wetgeving van een lidstaat hebben als de onderdanen van die staat. Artikel 11, derde lid, onder a, van deze Verordening bepaalt dat de wetgeving van die lidstaat geldt, waarin een betrokkene werkzaamheden, al dan niet in loondienst, verricht
6. Niet in geschil is dat eiseres in de te beoordelen periode geen werkzaamheden in loondienst heeft verricht, maar als ondernemer vanuit haar eenmanszaak. Van het verrichten van werkzaamheden niet in loondienst als bedoeld in Vo. 883/2004 kan sprake zijn bij een geheel van economische activiteiten dat, naar het oordeel van de nationale rechter, een reëel en daadwerkelijk karakter heeft en niet zo gering is dat het van louter marginale en bijkomstige aard is. Het gaat hierbij om het geheel van op het verwerven van inkomsten gerichte activiteiten en de daaraan toe te kennen economische waarde. Daarbij kunnen (uiterlijke) kenmerken van ondernemerschap, zoals inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het doen van aangifte omzetbelasting een rol spelen. [1]
7. Voor de beoordeling of er bij zelfstandigen sprake is van economische activiteiten die niet zo gering zijn dat deze van louter marginale en bijkomstige aard zijn wordt onder andere de omzet in aanmerking genomen. In dit verband hanteert de minister de norm dat de omzet tenminste 50% van de bijstandsnorm dient te bedragen. De bijstandsnorm bedroeg in 2023 € 1.135,88. Eiseres dient derhalve tenminste € 545,86 per maand aan omzet te behalen.
7.1.
Op de zitting heeft de gemachtigde van de minister, in reactie op het betoog van eiseres op zitting, meegedeeld dat eiseres in september 2023 inderdaad als ondernemer is aangemerkt en studiefinanciering heeft gekregen en dat dit ook in februari 2023 is gebeurd. Dit is gedaan op basis van het in de praktijk toegepaste begunstigend beleid van de minister, welk beleid niet op schrift staat. Daarbij wordt gekeken naar zowel de uren als de omzet per kwartaal en per kwartaal moet er een gemiddelde zijn van minimaal 3x de helft van de bijstandsnorm (50%). Als dat het geval is, wordt er studiefinanciering verstrekt. Dit begunstigend beleid is in de rechtspraak geaccepteerd, aldus de minister. Eiseres heeft hier verder niet op gereageerd.
7.2.
Gelet op wat de minister onweersproken heeft aangevoerd over de omzet van eiseres, zie hiervoor onder 7, stelt de rechtbank vast dat niet aan het omzetvereiste wordt voldaan. Dat leidt gelet op het hierboven aangehaalde toetsingskader tot het oordeel dat in de te beoordelen maanden geen sprake is van een geheel van economische activiteiten dat een reëel en daadwerkelijk karakter heeft. De economische activiteiten van eiseres zijn dermate gering dat deze zich laten kwalificeren als louter marginaal en bijkomstig van aard.
8. Het beroep van eiseres dat zij gelet op haar werkzaamheden naar analogie dient te worden aangemerkt als een migrerend werknemer slaagt niet. Hierbij wordt overwogen dat de positie van een migrerend werknemer en migrerend ondernemer niet met elkaar te vergelijken is. Zoals de gemachtigde van de minister op zitting heeft toegelicht geldt voor een migrerend werknemer als inkomenseis het minimumloon, dat hoger ligt dan de norm die wordt toegepast op een migrerend ondernemer. Tegenover uren die in loondienst worden gewerkt staat in beginsel betaling van loon, terwijl het bij een zelfstandige niet per definitie zo is dat voor de hoeveelheid gewerkte uren een reële vergoeding is ontvangen. Dit brengt met zich dat per geval een beoordeling dient plaats te vinden aan de hand van het hiervoor onder 7. weergegeven toetsingskader.
9. Eiseres heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Volgens eiseres is de terugvordering buitenproportioneel en onevenredig. Eiseres stelt weer krap bij kas te komen zitten als ze de terugvordering moet terugbetalen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiseres, maakt wat eiseres stelt niet dat de minister de hardheidsclausule had hoeven toe te passen. Bij het vaststellen van het maandbedrag van de afbetaling van de terugvordering zal rekening worden gehouden met de draagkracht.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.
De griffier is verhinderd
te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 12 oktober 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3809) en 19 juli 2017 (ECLI:CRVB:2017:2652).