ECLI:NL:RBROT:2025:8255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
10/006606-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarigen door een vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn dochters, die op het moment van de feiten 12 en 16 jaar oud waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters, de dochters van de verdachte, betrouwbaar zijn en elkaar op belangrijke punten ondersteunen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij elke dochter een schadevergoeding van € 14.500,= is toegewezen voor immateriële schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de impact op de slachtoffers meegewogen. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaring op basis van de verklaringen van de slachtoffers en aanvullend bewijs voldoende was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn niet eerder strafrechtelijk veroordeeld zijn en de lage kans op recidive, maar heeft desondanks een gevangenisstraf opgelegd vanwege de ernst van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/006606-24
Datum uitspraak: 7 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1974,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. B. Tijsterman, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. De twee verklaringen van de aangeefsters ondersteunen elkaar over en weer op de inhoud. Er is sprake van dezelfde wijze van handelen, de handelingen vinden steeds plaats onder het mom van een medische check en het seksueel misbruik stopt bij beide aangeefsters als ze gaan menstrueren. De verklaringen zijn consistent en gedetailleerd en kunnen derhalve gebruikt worden om elkaar te ondersteunen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van alle feiten. De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De belastende verklaringen van aangeefsters worden niet ondersteund door andere bewijsmiddelen en deze verklaringen kunnen niet als schakelbewijs worden gebruikt. In ieder geval zou daar terughoudend mee moeten worden omgegaan. Daarnaast is volgens de verdediging bij [voornaam slachtoffer 2] sprake van een valse hervonden herinnering.
4.1.3.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaringen [voornaam slachtoffer 2] en [voornaam slachtoffer 1]
Volgens de verdediging is bij [voornaam slachtoffer 2] sprake van een valse hervonden herinnering, doordat zij haar zus [voornaam slachtoffer 1] heeft gesproken over het misbruik en zich toen pas dingen is gaan herinneren.
De rechtbank volgt dit betoog niet en overweegt het volgende:
[voornaam slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij haar herinneringen had weggestopt en dat zij zich weer dingen is gaan herinneren nadat haar zus [voornaam slachtoffer 1] in een gesprek vertelde dat zij vroeger had gelezen in [voornaam slachtoffer 2] ’s dagboek. [voornaam slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat zij al op eerdere momenten in algemene zin aan haar man en schoonouders heeft verteld dat er iets was gebeurd binnen haar gezin. Zij wist dat het op seksueel gebied was geweest, maar op dat moment kon ze zich de details niet meer herinneren. Dit laatste vindt bevestiging in de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] en [persoon A] , de man van [voornaam slachtoffer 2] , die hebben verklaard dat [voornaam slachtoffer 2] had gezegd dat er iets is gebeurd, maar dat zij er met haar hoofd niet meer bij kon. [voornaam slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat [voornaam slachtoffer 1] in het gesprek alleen zei dat haar vader vroeger aan haar had gezeten en dat zij niet precies wilde vertellen wat er was gebeurd. Ook dit wordt bevestigd door de man van [voornaam slachtoffer 2] , die bij het gesprek aanwezig is geweest en daarover heeft verklaard dat [voornaam slachtoffer 1] slechts zei dat haar vader vroeger niet van haar af kon blijven, maar dat ze verder geen details wilde geven. Volgens hem heeft [voornaam slachtoffer 2] twee dagen na dit gesprek gezegd dat ze alles weer wist en dat alles weer naar voren kwam over “het checken en wat er gebeurd was”. [1]
De rechtbank stelt vast dat [voornaam slachtoffer 2] zich de details van het misbruik door haar vader heeft herinnerd op een moment dat [voornaam slachtoffer 1] (nog) geen details over het misbruik met haar had gedeeld. Ook is komen vast te staan dat [voornaam slachtoffer 2] in algemene zin (steeds) wetenschap heeft gehad van seksueel misbruik en dat zij zich er ook van bewust was dat zij de herinneringen daarover had weggestopt. Onder die omstandigheden kan niet worden gesproken van een valse hervonden herinnering.
De rechtbank acht de verklaringen van beide aangeefsters betrouwbaar, nu deze gedetailleerd en consistent zijn. De verklaringen bevatten details over de handelingen die hebben plaatsgevonden, waar deze hebben plaatsgevonden en in welke periode. Bovendien zijn de verklaringen op meerdere momenten en met dezelfde details herhaald, namelijk bij de politie, maar ook toen de aangeefsters er voor het eerst (uitgebreider) over zijn gaan praten met hun partners en (schoon)familieleden. Ten slotte vindt de context waarbinnen het misbruik van beide aangeefsters voor het eerst heeft plaatsgevonden, bevestiging in de medische gegevens van [voornaam slachtoffer 2] [2] en in de verklaring van de verdachte ter terechtzitting over dit medische traject en de aanleiding daartoe en over de cd-speler en cd van Vivaldi die [voornaam slachtoffer 1] had gekregen [3] .
Steunbewijs
De verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] dragen bij aan het bewijs voor de ten laste gelegde feiten. De verklaring van [voornaam slachtoffer 1] ten aanzien van de feiten 1 en 2, de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] ten aanzien van feit 3.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring dient sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer.
De officier van justitie heeft bepleit dat de aangiftes van [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] over en weer bijdragen aan het bewijs en dat daarmee beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Door de verdediging is dit betwist.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat in sommige gevallen steunbewijs ook kan bestaan uit schakelbewijs. Met schakelbewijs wordt bedoeld een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van het feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij andere strafbare feiten betrokken was. De vraag of de redengevendheid van dergelijk schakelbewijs begrijpelijk is, moet worden beoordeeld in het licht van de gehele bewijsvoering. Daarbij kan van belang zijn of en in hoeverre de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de onderscheidene feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomen. [4]
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] onmiskenbaar en op meerdere onderdelen essentiële overeenkomsten bevatten over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de beide feiten zijn begaan. Zo verklaren beide aangeefsters dat het misbruik is begonnen toen zij zeven à acht jaar waren, dat de verdachte hun slaapkamer binnenkwam bij het naar bed brengen en dat hij de borsten en vagina van aangeefsters heeft aangeraakt, omdat hij de ontwikkeling van hun lichaam zou willen controleren. Aangeefsters hebben ook beide verklaard dat de verdachte met zijn vingers in hun vagina is geweest en dat dit alles is gestopt op het moment dat zij ongesteld werden. Bovendien hebben beide aangeefsters gelijkluidend verklaard over het dagboek van [voornaam slachtoffer 2] . Gelet op deze overeenkomsten worden de twee verklaringen op essentiële punten door elkaar ondersteund, waarmee aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv wordt voldaan.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 13 juni 2007 tot
en met 12 juni 2012, te [plaats delict] , met zijn
dochter [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren
nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer 1] , te weten het (meermalen):
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of- betasten van haar schaamstreek en/of
- betasten van haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar billen;
2
hij op tijdstippen, in de periode van 13 juni 2012 tot
en met 12 juni 2016, te [plaats delict] , met zijn
dochter [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het (meermalen):
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of
- betasten van haar schaamstreek en/of- betasten van haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar billen;
3
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 december
2007 tot en met 31 december 2009, te [plaats delict] , met zijn dochter [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1999, die de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het (meermalen):
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of
- het betasten van en/of wrijven over haar schaamlippen en/of
- betasten van haar borsten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.en 3

met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;

2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de aangeefsters, zijn dochters, gedurende een langere periode misbruikt vanaf de leeftijd van 7/8 jaar. De verdachte betastte, onder het mom van het controleren van de ontwikkeling van hun lichaam, de vagina en borsten van zijn dochters en heeft zijn vingers in hun vagina gebracht. Het misbruik is bij beide aangeefsters doorgegaan tot het moment dat zij ongesteld werden. Het misbruik heeft plaatsgevonden in hun slaapkamers op het moment dat zij in bed lagen voor het slapengaan. Dit is een plek waar zijn dochters zich bij uitstek veilig moesten kunnen voelen. Bovendien is het misbruik gepleegd door hun vader, die zij moesten kunnen vertrouwen. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij deze gevoelens van veiligheid en vertrouwen bij de aangeefsters heeft geschaad.
De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van de tussen hem en de aangeefsters bestaande relatie en zijn overwicht als vader. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van de aangeefsters, die erg jong waren toen hij hiermee begon. Hiermee heeft de verdachte de normale seksuele en lichamelijke ontwikkeling van de aangeefsters, iets waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is algemeen bekend dat feiten als deze langdurige psychische klachten en andere nadelige gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers en nadelig zijn voor hun psychoseksuele ontwikkeling. Ook kan het handelen van de verdachte grote gevolgen hebben voor het zelfbeeld van de slachtoffers en voor hun vertrouwen in de medemens. Uit de aangiftes, de toelichtingen op de vorderingen benadeelde partij en de slachtofferverklaringen op zitting blijkt dat dit ook in de deze zaak het geval is.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 augustus 2024. Dit rapport houdt, samengevat, het volgende in.
Uit de gestandaardiseerde risicotaxatie komt een laag risico op (seksuele) recidive. De reclassering heeft niet geheel zicht op verdachtes psychosociaal functioneren, eventuele seksuele preoccupatie of mogelijk onderliggende seksuele deviante voorkeuren vanwege de gedateerdheid van de feiten op de tenlastelegging en de omstandigheid dat de verdachte ontkent. Uit het reclasseringsonderzoek komen op de praktische leefgebieden geen (delictgerelateerde) problemen naar voren. De verdachte heeft een steunend gezin, stabiele baan met toereikend inkomen en er zijn geen problemen met middelengebruik. De reclassering ziet op dit moment geen acute problematiek bij de verdachte. De kans op recidive lijkt laag en de reclassering ziet geen afwijkende (seksuele) gedragingen waarvoor interventies geïndiceerd zijn.
De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de lage recidivekans en het feit dat er geen praktische problemen zijn, ziet de reclassering geen noodzaak tot verdere bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte meegenomen dat de verdachte, die stellig ontkent, geen openheid van zaken heeft willen geven en de strafwaardigheid van zijn handelen en de omvang van de schade die hij daarmee bij zijn dochters heeft aangericht niet lijkt in te zien. Aan de andere kant houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal dan ook afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor aanzienlijke duur. In plaats daarvan zal een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zal aan de verdachte de maximale taakstraf worden opgelegd, waar ook een vergeldende werking van uitgaat.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uren passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen vorderen ieder een vergoeding van € 14.500,= aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de hoogte van de gevorderde schadevergoedingen door de verdediging niet is weersproken en deze de rechtbank overigens niet ongegrond voorkomt, zullen de vorderingen worden toegewezen.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Het te vergoeden schadebedrag van benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2007. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van benadeelde partij [slachtoffer 1] vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 december 2007. Niet kan worden vastgesteld wanneer de ontuchtige handelingen voor het eerst hebben plaatsgevonden. De rechtbank is daarom, gelet op het bepaalde in artikel 6:43 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, uitgegaan van een datum halverwege het eerste jaar waarin de schade is ontstaan, te weten halverwege het jaar waarin [slachtoffer 1] 7 jaar oud werd, zijnde 13 december 2007.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.
Conclusie
De verdachte moet elk van de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen van
€ 14.500,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 244 (oud) en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
20 (twintig) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 14.500,= (zegge: veertienduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 14.500,=(hoofdsom,
zegge: veertienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 14.500,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
108 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 14.500,= (zegge: veertienduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 14.500,=(hoofdsom,
zegge: veertienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 14.500,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
108 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en P. Uijtdewillegen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 juni 2007 tot
en met 12 juni 2012, te [plaats delict] , in elk geval in Nederland, met zijn
dochter [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren
nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer 1] , te weten het (meermalen):
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of
- betasten van haar schaamstreek en/of
- betasten van haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar billen;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 13 juni 2012 tot
en met 12 juni 2016, te [plaats delict] , in elk geval in Nederland, met zijn
dochter [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het (meermalen):
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of
- betasten van haar schaamstreek en/of
- betasten van haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar billen;
3
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december
2007 tot en met 31 december 2009, te [plaats delict] , in elk geval in
Nederland, met zijn dochter [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1999, die de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het (meermalen):
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of
- het betasten van en/of wrijven over haar schaamlippen en/of
- betasten van haar borsten.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 1] , p. 27 t/m 31 van het doorgenummerde zaaksdossier.
2.Bijlage bij het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer 2] , p. 23 t/m 26 van het doorgenummerde zaaksdossier.
3.De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 23 juni 2025, inhoudende: “mijn dochter [voornaam slachtoffer 2] was vroeg in haar ontwikkeling. Toen zij 10 was had ze zelf gemerkt dat zij harde schijven had. Ze is toen naar het ziekenhuis gegaan en is voor controle bij een arts geweest. Mijn dochter [voornaam slachtoffer 1] heeft inderdaad voor haar verjaardag een cd-spelertje gekregen. Zij had ook een cd van Vivaldi.”
4.Hoge Raad 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:654; Hoge Raad 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118.