ECLI:NL:RBROT:2025:809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
C/10/684799 / HA ZA 24-732
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting van leden uit het lidmaatschap van een volkstuinvereniging en de rechtsgeldigheid van bestuursbesluiten

In deze zaak hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] beroep aangetekend tegen de ontzettingsbesluiten van de Vereniging, waarbij zij uit het lidmaatschap zijn gezet. De rechtbank Rotterdam heeft op 22 januari 2025 geoordeeld dat de ontzettingsbesluiten niet nietig of vernietigbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuursbesluiten tot ontzetting niet afzonderlijk kunnen worden getoetst en dat de besluiten van de Algemene Ledenvergadering (ALV) niet nietig of vernietigbaar zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] afgewezen, omdat de ALV op 15 juli 2024 de ontzetting heeft bekrachtigd met een meerderheid van stemmen. De rechtbank oordeelde dat de ontzetting gerechtvaardigd was, gezien de betrokkenheid van [eiseres 1] en [eiseres 2] bij een coup binnen de vereniging en hun weigering om constructief mee te werken aan de normalisatie van de verhoudingen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de procedurele bezwaren van [eiseres 1] en [eiseres 2] niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten zijn toegewezen aan de Vereniging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/684799 / HA ZA 24-732
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eiseressen,
advocaat mr. R.H. Steensma te Rotterdam,
tegen
de vereniging
VOLKSTUINVERENIGING '' [naam vereniging] '',
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.M. Vollbehr te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiseres 1] en [eiseres 2] en de Vereniging genoemd worden.

1.De zaak in het kort

De Vereniging heeft [eiseres 1] en [eiseres 2] uit het lidmaatschap ontzet. [eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen dat de rechtbank verklaart dat de ontzettingsbesluiten nietig zijn. De rechtbank wijst de vordering af. De rechtbank zal de ontzettingsbesluiten ook niet zelf vernietigen. Dat betekent dat de ontzettingsbesluiten in stand blijven en dat [eiseres 1] en [eiseres 2] geen lid meer zijn van de Vereniging.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 augustus 2024 met producties 1-29;
  • de conclusie van antwoord van 9 oktober 2024 met producties 1-27;
  • een nagezonden productie van [eiseres 1] en [eiseres 2] ;
  • de spreekaantekeningen van mr. Steensma voor de mondelinge behandeling van 14 januari 2025;
  • de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 14 januari 2025.
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
De Vereniging is een volkstuinvereniging in [naam locatie] .
3.2.
[eiseres 1] en [eiseres 2] zijn als lid van de Vereniging ieder rechthebbende op (het plezier van) een volkstuin.
3.3.
In de statuten van de Vereniging is het volgende vermeld:
“ARTIKEL 4. LEDEN
1. De vereniging kent leden.
(…)
3. Het lidmaatschap van de vereniging heeft betrekking op de tuin die aan het lid in gebruik is gegeven.
4. Aan een lid kan slechts één tuin in gebruik worden gegeven.
(…)
ARTIKEL 8. EINDE LIDMAATSCHAP
l. Het lidmaatschap eindigt:
a. door de dood van het lid;
b. door opzegging door het lid;
c. door opzegging door de vereniging;
d. door ontzetting.
(...)
5. De opzegging kan evenwel onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap tot gevolg hebben, wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren. De opzegging geschiedt steeds schriftelijk met
opgave van de redenen.
6. Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of wanneer het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Zij geschiedt door het bestuur, dat het lid zo spoedig mogelijk van het besluit in kennis stelt, met opgave van de redenen. Het betrokken lid is bevoegd binnen één maand na de ontvangst van de kennisgeving in beroep te gaan bij de algemene ledenvergadering. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. Een geschorst lid heeft geen stemrecht.
ARTIKEL 12. BESLUITVORMING
(…)
5. Een lid kan in de algemene vergadering één stem uitbrengen.
6. Een lid kan een ander lid machtigen namens hem in de algemene vergadering zijn stem uit te brengen, met dien verstande dat ieder lid slechts door één ander lid kan worden gemachtigd.
(…)
ARTIKEL 14. BIJEENROEPING ALGEMENE VERGADERING -
1. Jaarlijks wordt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een algemene vergadering gehouden. De algemene vergadering wordt bij voorkeur gehouden in de gemeente waarin de vereniging haar zetel heeft.
2. De bijeenroeping gebeurt elektronisch met toevoeging van de agenda aan de bij de vereniging bekende e-mail adressen van de leden.
3. De termijn van oproeping bedraagt tenminste twee weken, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. In bijzondere gevallen dit ter beoordeling van het bestuur kan deze termijn worden bekort.
4. Een buitengewone algemene vergadering wordt gehouden indien het bestuur dit nodig oordeelt of tenminste zoveel leden als bevoegd zijn tot het uitbrengen vanéén/tiende gedeelte van de stemmen in de algemene vergadering. In laatstbedoeld geval moet de wens daartoe onder opgave van het te behandelen onderwerp, voorzien van een toelichting, schriftelijk aan het bestuur kenbaar worden gemaakt.
5. Indien het bestuur niet binnen veertien dagen na ontvangst van het onder lid 4 bedoelde verzoek gevolg heeft gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot die bijeenroeping overgaan op de wijze waarop het bestuur een algemene vergadering bijeenroept of bij advertentie in ten minste één ter plaatse veel gelezen dagblad. De verzoekers kunnen dan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen."
3.4.
Op 10 oktober 2023 heeft een buitengewone algemene ledenvergadering (BALV) plaatsgevonden, die door een aantal leden van de Vereniging was uitgeschreven. De aanleiding hiervoor was een conflict binnen de Vereniging. In verband met dit conflict was een lid uit het lidmaatschap ontzet. Op de agenda voor die BALV van 10 oktober 2023 was onder meer geagendeerd het terugdraaien van deze ontzetting, het ontslag van het toenmalige bestuur en de benoeming van een interim-bestuur. Die agenda was de dag voor de BALV opgesteld.
3.5.
Tijdens deze BALV zijn [eiseres 1] en [eiseres 2] , naast enkele anderen, benoemd als leden van dit interim-bestuur. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn ook als zodanig ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
3.6.
De Vereniging heeft een kort geding gevoerd om het interim-bestuur, waarvan [eiseres 1] en [eiseres 2] deel uitmaakten, te laten verbieden om zich uit te geven als het bestuur van de Vereniging. Bij vonnis van 18 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank voorshands geoordeeld dat “ [eiseres 1] en [eiseres 2] betrokken zijn geweest bij de hiervoor al genoemde actie van diverse leden om op onreglementaire wijze het huidige bestuur af te zetten en zichzelf als (interim)bestuursleden te laten benoemen.” Het is [eiseres 1] en [eiseres 2] met onmiddellijke ingang verboden om handelingen te verrichten namens de Vereniging alsof zij bestuurslid zijn, althans zich te presenteren of uit te laten als bestuursleden van de Vereniging. Dat was het eerste kort geding tussen partijen.
3.7.
Bij brieven van 20 januari 2024 heeft de Vereniging aan [eiseres 1] en [eiseres 2] , onder opgaaf van de redenen, meegedeeld hun lidmaatschap met onmiddellijke ingang op te zeggen op grond van artikel 8 lid 5 van de statuten.
3.8.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben daartegen bezwaar gemaakt en zijn een kort geding begonnen. Bij vonnis van 12 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de uitvoering van de opzeggingen door de Vereniging geschorst totdat in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van die opzeggingen is beslist. Dat was het tweede kort geding tussen partijen.
3.9.
Bij brieven van 9 mei 2024 heeft de vereniging aan [eiseres 1] en [eiseres 2] meegedeeld dat het bestuur heeft besloten om [eiseres 1] en [eiseres 2] te ontzetten uit hun lidmaatschap op grond van artikel 8 lid 6 van de statuten. De Vereniging heeft in die brieven gesteld dat (i) [eiseres 1] en [eiseres 2] betrokken zijn geweest bij een coup en (ii) dat de vereniging ondanks de ernstige overtreding van de statuten en het in gevaar brengen van de vereniging heeft geprobeerd tot een oplossing te komen, maar daarin niet is geslaagd omdat [eiseres 1] en [eiseres 2] niet aan de gestelde voorwaarden voldeden. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn volgens de motivering in die brieven uit hun lidmaatschap ontzet, omdat zij in strijd met de statuten hebben gehandeld en de Vereniging op onredelijke wijze hebben benadeeld; voor het overige wordt in de brieven verwezen naar de opzeggingsbrieven van 20 januari 2024, die uitvoerig zijn gemotiveerd.
3.10.
Bij e-mail van 24 mei 2024 heeft de Vereniging aan [eiseres 1] en [eiseres 2] meegedeeld dat de ontzettingsbesluiten in de plaats treden van de opzeggingsbesluiten.
3.11.
Op 6 juni 2024 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] bij de algemene ledenvergadering (hierna: de ALV) beroep aangetekend tegen de ontzettingsbesluiten.
3.12.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben hangende het beroep bij de ALV in kort geding gevorderd de Vereniging te gebieden om de uitvoering van de ontzettingsbrieven op te schorten totdat de bodemrechter heeft beslist over de rechtsgeldigheid van de ontzettingen. Bij vonnis van 18 juni 2024 is deze vordering afgewezen, omdat het beroep bij de ALV van artikel 8 lid 6 van de statuten nog niet was behandeld en de Vereniging gedurende de procedure had toegezegd [eiseres 1] en [eiseres 2] toegang tot hun tuin te verschaffen en niet over te gaan tot ontruiming en/of verkoop van de tuinen totdat het ingestelde beroep bij de ALV is behandeld. Dat was het derde kort geding tussen partijen.
3.13.
Op 15 juli 2024 heeft de ALV plaatsgevonden. Aan de relevante voorschriften voor het bijeenroepen is voldaan. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben ter ALV hun positie nader toegelicht. Tijdens die vergadering is een telcommissie aangewezen en heeft er een stemming plaatsgevonden. De telcommissie heeft vastgesteld dat zij 61 stembriefjes heeft ontvangen. Daarvan waren 2 stembriefjes ongeldig, waren er 50 stemmen tegen het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] (dus voor de ontzetting van [eiseres 1] en [eiseres 2] ) en 9 stemmen voor het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] (dus tegen de ontzetting). Op basis van die stemming is het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen de ontzettingsbesluiten van 9 mei 2024 afgewezen en is de ontzetting uit het lidmaatschap bij besluit van de ALV bekrachtigd.
3.14.
[eiseres 1] en [eiseres 2] zijn het niet eens met (de gang van zaken rondom) de stemming. Bij dagvaarding van 12 augustus 2024 hebben zij deze bodemprocedure aanhangig gemaakt.
3.15.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben vervolgens in kort geding gevorderd om de Vereniging te gebieden om de uitvoering van de ontzettingsbrieven en de bekrachtiging van de ontzettingsbesluiten door de ALV op te schorten totdat de bodemrechter heeft beslist over de rechtsgeldigheid van de ontzettingen. Bij vonnis van 17 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering van [eiseres 1] en [eiseres 2] gedeeltelijk toegewezen. De Vereniging is verboden om te gaan tot ontruiming of verkoop van de tuinen van [eiseres 1] en [eiseres 2] totdat in een bodemprocedure is beslist over de rechtsgeldigheid van de ontzettingsbesluiten van het bestuur van de Vereniging en het bekrachtigingsbesluit van de ALV. Dat was het vierde kort geding tussen partijen.
3.16.
Eén van de drie bestuurders van de Vereniging, [persoon A] , is naar aanleiding van de geschillen binnen de Vereniging uit het bestuur gestapt en zij heeft haar lidmaatschap van de Vereniging opgezegd.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen dat:
“het de rechtbank Rotterdam mag behagen, uitvoerbaar bij voorraad om:
Primair:
Te verklaren voor recht dat de door gedaagde (bestuur) d.d. 9 mei 2024 genomen ontzettingsbesluiten (productie 4) nietig zijn.
Te verklaren voor recht dat de op 15 juli 2024 gehouden ALV dan wel de daarin genomen bekrachtigingsbesluiten nietig zijn op grond van de nietigheid van de daaraan ten grondslag liggende nietige ontzettingsbesluiten.
Subsidiair:
Te vernietigen de door gedaagde (bestuur) d.d. 9 mei 2024 genomen ontzettingsbesluiten (productie 4).
Te verklaren voor recht dat de op 15 juli 2024 gehouden ALV dan wel de daarin genomen bekrachtigingsbesluiten nietig zijn op grond van de vernietiging van de daaraan ten grondslag liggende nietige ontzettingsbesluiten.
Voorwaardelijk:
Primair:
Te verklaren voor recht dat de door gedaagde (ALV) d.d. 15 juli 2024 genomen bekrachtigingsbesluiten dan wel herhaalde besluiten tot ontzetting van eisers uit hun lidmaatschap nietig zijn.
Subsidiair:
Te vernietigen de door gedaagde (ALV) d.d. 15 juli 2024 genomen bekrachtigingsbesluiten dan wel herhaalde besluiten tot ontzetting van eisers uit hun lidmaatschap
met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding, nakosten daarbij begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening, evenzeer uitvoerbaar bij voorraad.”
4.2.
[eiseres 1] en [eiseres 2] leggen het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. De ontzettingsbesluiten van het bestuur zijn nietig, omdat ze zijn genomen nadat het lidmaatschap van [eiseres 1] en [eiseres 2] al was opgezegd. De ontzettingsbesluiten van het bestuur zijn ook nietig, omdat in de motivering van die besluiten wordt verwezen naar eerdere opzeggingsbesluiten. De voorzieningenrechter heeft in een vonnis van 12 maart 2024 geoordeeld dat aan die opzeggingsbesluiten procedurele gebreken kleven. Bovendien is de maatstaf voor opzegging een andere dan voor ontzetting. Subsidiair voeren [eiseres 1] en [eiseres 2] aan dat de ontzettingsbesluiten van het bestuur vernietigbaar zijn. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn twee keer gestraft voor dezelfde feiten en ook voor feiten waaraan zij part noch deel hebben gehad. De Vereniging heeft [eiseres 1] en [eiseres 2] verweten dat zij niet hebben voldaan aan drie eisen. De eerste twee eisen (meewerken en excuses maken) waren nog onderwerp van discussie of speelden geen rol, omdat [eiseres 1] en [eiseres 2] niet meer deel mochten uitmaken van het bestuur of commissies. De derde eis (betalen van een schadevergoeding) mocht de Vereniging niet stellen, omdat het bedrag van de schade niet vast stond. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben tijdens de mondelinge behandeling nog een vernietigingsgrond aangevoerd: het bestuur had niet mogen besluiten over ontzetting, omdat het een tegenstrijdig belang had bij die besluiten. [eiseres 1] en [eiseres 2] hadden immers datzelfde bestuur beschuldigd van malversaties. Een ALV om te besluiten over het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen de ontzettingsbesluiten mocht niet plaatsvinden, omdat die besluiten nietig of vernietigbaar zijn en daardoor zijn ook de ALV van 15 juli 2024 en de daar genomen besluiten nietig. Voor zover de rechtbank oordeelt dat de ontzettingsbesluiten van het bestuur niet nietig of vernietigbaar zijn, zijn de besluiten van de ALV nietig of vernietigbaar, omdat die besluiten onrechtmatig, in strijd met de statuten en de redelijkheid en billijkheid tot stand zijn gekomen, aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] . Zij hebben deze stelling nader uitgewerkt met een reeks inhoudelijke en procedurele bewaren tegen de ALV die hierna aan de orde komen.
4.3.
De Vereniging bestrijdt de vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] . Op haar stellingen wordt hierna voor zover nodig ingegaan. De Vereniging concludeert tot niet ontvankelijkheid of afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiseres 1] en [eiseres 2] in de kosten bij vonnis dat uitvoerbaar is bij voorraad.

5.De beoordeling

Wettelijk en statutair kader

5.1.
Artikel 2:14 en 2:15 BW luiden, voor zover relevant in dit verband:
“Artikel 14
Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, is nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
Is een besluit nietig, omdat het is genomen ondanks het ontbreken van een door de wet of de statuten voorgeschreven voorafgaande handeling van of mededeling aan een ander dan het orgaan dat het besluit heeft genomen, dan kan het door die ander worden bekrachtigd. Is voor de ontbrekende handeling een vereiste gesteld, dan geldt dat ook voor de bekrachtiging.
Bekrachtiging is niet meer mogelijk na afloop van een redelijke termijn, die aan de ander is gesteld door het orgaan dat het besluit heeft genomen of door de wederpartij tot wie het was gericht.
Artikel 15
1. Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is, onverminderd het elders in de wet omtrent de mogelijkheid van een vernietiging bepaalde, vernietigbaar:
wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen;
wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist;
wegens strijd met een reglement.
2. Tot de bepalingen als bedoeld in het vorige lid onder a, behoren niet die welke de voorschriften bevatten waarop in artikel 14 lid 2 wordt gedoeld.
3. Vernietiging geschiedt door een uitspraak van de rechtbank van de woonplaats van de rechtspersoon:
a. op een vordering tegen de rechtspersoon van iemand die een redelijk belang heeft bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen, (…)”
5.2.
Artikel 2:35 BW luidt, voor zover relevant in dit verband:
“Artikel 35
1. Het lidmaatschap eindigt:
door de dood van het lid, tenzij de statuten overgang krachtens erfrecht toelaten;
door opzegging door het lid;
door opzegging door de vereniging;
door ontzetting.
2. De vereniging kan het lidmaatschap opzeggen in de gevallen in de statuten genoemd, voorts wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten door de statuten voor het lidmaatschap gesteld, te voldoen, alsook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Tenzij de statuten dit aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de opzegging door het bestuur.
3. Ontzetting kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
4. Tenzij de statuten dit aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de ontzetting door het bestuur. Het lid wordt ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave van redenen, in kennis gesteld. Hem staat, behalve wanneer krachtens de statuten het besluit door de algemene vergadering is genomen, binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving van het besluit, beroep op de algemene vergadering of een daartoe bij de statuten aangewezen orgaan of derde open. De statuten kunnen een andere regeling van het beroep bevatten, doch de termijn kan niet korter dan op één maand worden gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. (…)”
5.3.
De statuten van de Vereniging volgen dit wettelijke kader.
De bestuursbesluiten tot ontzetting kunnen in deze procedure niet worden getoetst
5.4.
De onvoorwaardelijke primaire en subsidiaire vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn gericht tegen de besluiten van het bestuur van de Vereniging om [eiseres 1] en [eiseres 2] uit het lidmaatschap te ontzetten. Hierover kan de rechtbank kort zijn. Die besluiten zijn onttrokken aan toetsing door de rechter. Het systeem van de wet (en dus ook van de statuten van de Vereniging) is dat de ontzetting voltooid is, indien het betreffende lid de beroepstermijn van artikel 2:35 lid 4 BW ongebruikt laat verstrijken of indien de ALV het beroep tegen de ontzettingsbesluiten afwijst. Als de ALV het beroep afwijst, is de ontzetting daardoor bij ALV-besluit bekrachtigd of “bindend vastgesteld” [1] .
5.5.
Dat de bestuursbesluiten tot ontzetting uit het lidmaatschap alleen door de ALV kunnen worden getoetst, is door de Hoge Raad uitgemaakt in HR 14 mei 1965, ECLI:NL:PHR:1965:AD8077, m.nt. G.J. Scholten (Amsterdams Speeltuinverbond). De Hoge Raad verwierp in die zaak het beroep in cassatie tegen de overweging van het hof dat de rechtsgeldigheid van het bestuursbesluit slechts kan worden aangetast door het instellen van beroep. Weliswaar had het lid in dat geval geen gebruik gemaakt van zijn recht op beroep bij de ALV, maar dat maakt geen verschil. Het gaat erom dat óf het ongebruikt laten verstrijken van de beroepstermijn óf het bekrachtigingsbesluit van de ALV de ontzetting pas definitief maakt. De beslissing van de Hoge Raad in HR 18 juni 1982, ECLI:NL:PHR:1982:AG4407, m.nt. J.M.M. Maeijer (De Vries/Elderveld) geeft ook steun aan de opvatting dat de ALV het bestuursbesluit toetst en niet de rechter, maar dan indirect. De Hoge Raad oordeelde in die zaak dat een ordemaatregel vooruitlopend op een besluit van de ALV wél mogelijk is (en een andere maatregel dus niet).
5.6.
De besluiten van de ALV op het beroep tegen de bestuursbesluiten kunnen door de rechter worden getoetst aan artikel 2:14 en 2:15 BW (en mogelijk ook aan artikel 7:906 BW, maar dat maakt voor de beoordeling niet wezenlijk uit). Die mogelijkheid tot toetsing van de besluiten van de ALV op het beroep biedt [eiseres 1] en [eiseres 2] ook de bescherming waarop zij recht hebben. Daartoe is niet nodig dat de ontzettingsbesluiten van het bestuur en de besluiten van de ALV op het beroep tegen die besluiten elk afzonderlijk worden getoetst.
5.7.
De regel dat een bestuursbesluit tot ontzetting alleen door de ALV en niet door de rechter kan worden getoetst, lijdt uitzondering als het beroep op de ALV door de vereniging wordt gefrustreerd. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn in staat gesteld om in beroep te komen bij de ALV, zij hebben tijdens de ALV hun standpunt toegelicht en de ALV heeft op hun beroep beslist.
5.8.
De rechtbank oordeelt ten overvloede dat de ontzettingsbesluiten van het bestuur niet nietig of vernietigbaar zijn. Zij verenigt zich op dit punt met het voorlopig oordeel en de motivering daarvan van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in rov. 4.3 tot en met 4.6 van het vonnis van 17 september 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9241. De bestuursbesluiten zijn ook niet nietig of vernietigbaar, omdat [eiseres 1] en [eiseres 2] het bestuur van malversaties beschuldigden. De statuten van de Vereniging (artikel 6) bepalen dat ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het bestuur. Het laatste woord is echter aan de ALV. Die regeling is in overeenstemming met artikel 2:35 lid 4 BW. Uit artikel 2:44 lid 6 BW vloeien geen nadere eisen voort ten aanzien van de besluitvorming over ontzetting.
5.9.
De slotsom is dat de primaire en de subsidiaire vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] worden afgewezen en dat de rechtbank nu toekomt aan de voorwaardelijk gevorderde toetsing van de besluiten van de ALV van 15 juli 2024 op het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen hun ontzetting uit het lidmaatschap van de Vereniging (de bekrachtigingsbesluiten).
De bekrachtigingsbesluiten van de ALV blijven in stand
5.10.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben aangevoerd dat de bekrachtigingsbesluiten van de ALV van 15 juli 2024 nietig of vernietigbaar zijn. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben hiertoe gesteld dat de besluiten van de ALV op het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] niet overeenkomstig de statuten tot stand zijn gekomen. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben in dit verband bezwaren geuit tegen de formele gang van zaken (de opsomming onder 54 van de dagvaarding) en tegen het inhoudelijke debat tijdens de AVA.
5.11.
De rechtbank oordeelt als volgt. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben niets aangevoerd dat tot het oordeel kan leiden dat de besluiten van de ALV op grond van artikel 2:14 BW nietig zijn. De gebreken die volgens hen aan de besluiten kleven, vallen buiten het beoordelingskader van artikel 2:14 BW. De gestelde gebreken vallen wel binnen het bereik van artikelen 2:15 lid 1 onder a en onder b BW. Aan die artikelen zal de rechtbank de bezwaren van [eiseres 1] en [eiseres 2] toetsen.
5.12.
Eén van de formele bezwaren van [eiseres 1] en [eiseres 2] is dat sommige leden meer dan één stem hebben uitgeoefend en op meer dan één volmacht hebben gestemd. [eiseres 1] en [eiseres 2] stellen in dit verband dat “alle tegenstemmers waarschijnlijk dubbel [hebben] gestemd”. De Vereniging heeft dit gemotiveerd betwist onder het overleggen van de presentielijsten van de ALV van 15 juli 2024 en de volmachten, waarop namens de niet aanwezige leden is gestemd (productie 23 van de Vereniging). Er zijn volgens de Vereniging slechts drie leden die zowel een nutstuin als een verblijfstuin hebben en om die reden een dubbel lidmaatschap hebben. Er waren twee leden met een dubbel lidmaatschap op de ALV aanwezig ( [persoon A] en [persoon C] ) en die twee dubbelleden hadden samen vier volmachten. Als de dubbele stemmen en de dubbele volmachten buiten beschouwing worden gelaten, scheelt dat vier stemmen tegen het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] , aldus de Vereniging.
5.13.
Dat leidt tot het volgende oordeel. Op zich is het bezwaar van [eiseres 1] en [eiseres 2] terecht. Artikel 12 lid 5 en 6 van de statuten bepalen dat elk lid maar één stem mag uitbrengen en op maar één volmacht mag stemmen. Die verplichtingen zijn geschonden en dat leidt tot nietigheid van de stemmen die in strijd met die verplichtingen zijn uitgebracht. Het meetellen van nietige stemmen is een totstandkomingsgebrek als bedoeld in artikel 2:15 lid 1 onder a BW. Als sprake is van zo’n gebrek kan de rechtbank het besluit vernietigen op vordering van iemand die een redelijk belang heeft bij naleving van de verplichting die niet is nagekomen (artikel 2:15 lid 3 onder a BW). De rechtbank oordeelt echter dat [eiseres 1] en [eiseres 2] geen redelijk belang hebben bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen. Nadat de Vereniging de stelling dat “alle tegenstemmers waarschijnlijk dubbel [hebben] gestemd” gemotiveerd had betwist, had van [eiseres 1] en [eiseres 2] verwacht mogen worden dat zij hun stelling nader zouden onderbouwen. Dat hebben zij niet gedaan en de rechtbank gaat aan die stelling voorbij. Er zijn vier nietige stemmen uitgebracht. Dat betekent dat - na aftrek van vier nietige stemmen - het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen hun ontzetting met 46 stemmen tegen en 9 stemmen vóór is verworpen. Als de leden [persoon A] en [persoon C] volgens de statuten hadden gestemd, had dat dus niet tot een andere uitslag geleid. Ook in dat geval had de ALV de ontzetting bekrachtigd. Daarom ontbreekt een redelijk belang bij naleving van de geschonden verplichting.
5.14.
De overige procedurele bezwaren zijn onterecht. De Vereniging heeft toegelicht dat op de ALV 61 leden aanwezig of vertegenwoordigd waren. Er zijn 61 stemmen uitgebracht, waarvan er twee als ongeldig buiten de telling zijn gelaten, omdat de stembriefjes niet goed waren ingevuld. De Vereniging heeft de stembriefjes en het document waarop de telcommissie de uitgebrachte stemmen heeft geturfd overgelegd (productie 20). De op geen enkele manier onderbouwde stellingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] die erop neerkomen dat de uitslag niet klopt, zijn met deze stukken niet te verenigen. Ook de bezwaren van [eiseres 1] en [eiseres 2] tegen het instellen van een telcommissie en de manier waarop die telcommissie zijn werk heeft gedaan, worden verworpen. Dat de ALV gebruik heeft gemaakt van een telcommissie is niet bezwaarlijk. De statuten schrijven niets voor over de manier waarop de stemmen geteld moeten worden en het is in dat geval aan de voorzitter van de ALV om te bepalen hoe dat gebeurt. De suggestie dat de telcommissie de uitslag van de stemming zou hebben gemanipuleerd, is op geen enkele manier onderbouwd. Dat de stembriefjes “casual” zijn uitgedeeld en na de stemming in een “grote witte envelop” aan de stemcommissie zijn overhandigd, is evenmin bezwaarlijk. Ook valt niet in te zien, waarom de stem ten aanzien van het beroep van [eiseres 1] en ten aanzien van het beroep van [eiseres 2] op afzonderlijke stembriefjes uitgebracht had moeten worden. Ook hierover zeggen de statuten niets (anders dan dat over personen schriftelijk moet worden gestemd) en het is aan de voorzitter van de ALV om de gang van zaken te bepalen.
5.15.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben gesteld dat de discussie tijdens de ALV op 15 juli 2024 niets meer is geweest dan een ordinaire ruzie. De ALV was een schijnvertoning, waar niet inhoudelijk is gesproken over de redenen voor de “coup” op 10 oktober 2023. Er zijn geen vragen gesteld en er zijn geen opmerkingen gemaakt, aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] . De rechtbank merkt deze bezwaren aan als een beroep op de redelijkheid en billijkheid die die de Vereniging en degenen die bij haar organisatie zijn betrokken in acht moeten nemen op grond van artikel 2:8 BW. Deze bezwaren kunnen niet leiden tot vernietiging van de bekrachtigingsbesluiten. De bestuursbesluiten, die voor de bekrachtigingsbesluiten de basis zijn geweest, waren duidelijk en concreet. [eiseres 1] en [eiseres 2] wisten waartegen zij hun beroep moesten richten. Dat blijkt uit het beroepschrift van 6 juni 2024 en de aanvulling daarop van 27 juni 2024 met bijlagen (producties 8 en 9 van [eiseres 1] en [eiseres 2] ). [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben niet gesteld dat de ALV door het bestuur onvolledig of ondeugdelijk is voorgelicht of dat [eiseres 1] en [eiseres 2] tijdens de ALV hun standpunt niet hebben kunnen toelichten. De ALV bepaalt dan zelf de inhoud van het daarop volgende debat. De Vereniging heeft aan de hand van de notulen gemotiveerd betwist dat er bijna geen vragen zijn gesteld en geen opmerkingen zijn gemaakt. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn daar niet meer op teruggekomen. Daarmee hebben zij die stellingen onvoldoende onderbouwd. Aan het opdragen van bewijs komt de rechtbank daarom niet toe.
5.16.
Resteert een inhoudelijke beoordeling van de bekrachtigingsbesluiten. Die beoordeling moet marginaal zijn. De rechtbank vat het betoog van [eiseres 1] en [eiseres 2] zo op dat zij aanvoeren dat de ALV op 15 juli 2024 in redelijkheid niet kon komen tot het verwerpen van het beroep van [eiseres 1] en [eiseres 2] . Daarover oordeelt de rechtbank als volgt.
5.17.
Ontzetting kan alleen worden uitgesproken, wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Het bestuur van de Vereniging heeft dit in haar brief van 9 mei 2024 ook aan zijn ontzettingsbesluit ten grondslag gelegd. Daarin staat – samengevat - dat de belangen van de Vereniging door de coup in oktober 2023 ernstig zijn geschaad. Pogingen om daarna de verhoudingen te normaliseren zijn ondanks gesprekken mislukt.
5.18.
De coup tijdens de BALV van 10 oktober 2023 wordt als zodanig door [eiseres 1] en [eiseres 2] niet betwist. Die coup was in strijd met de statuten van de Vereniging: leden kunnen op grond van de statuten van de Vereniging niet zonder meer zelf een BALV uitroepen en zij kunnen ook niet een dag voor de BALV ingrijpende voorstellen agenderen, zoals het ontslag van het bestuur en de benoeming van een nieuw bestuur. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben in hun beroepschrift over de BALV van 10 oktober 2023 en de besluiten die daar zijn genomen geschreven: “Onze huidige advocaat stelde echter op 3 november vast dat de besluiten niet rechtsgeldig waren (…)”, dus daar mocht ook de ALV op 15 juli 2024 vanuit gaan. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben wel aangevoerd dat zij “part noch deel” hebben gehad aan het oproepen van de BALV in oktober 2023 en aan uitvoeringshandelingen, zoals het uitschrijven van de zittende bestuurders bij de KvK en het blokkeren van bankpassen. De Vereniging heeft in haar CvA onder verwijzing naar producties 1, 2, 6 en 8 gemotiveerd betwist dat [eiseres 1] en [eiseres 2] “part noch deel” hadden aan deze uitvoeringshandelingen. In hun beroepschrift hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] geschreven dat dergelijke uitvoeringshandelingen onderdeel waren van een vooropgezet plan dat tijdens de BALV op 10 oktober 2023 is besproken. Door zich vervolgens door de BALV in het interim-bestuur te laten benoemen, hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] deze uitvoeringshandelingen gesteund en mogelijk gemaakt. De rechtbank oordeelt dat niet kennelijk onredelijk is dat de ALV heeft geoordeeld dat [eiseres 1] en [eiseres 2] in strijd hebben gehandeld met de statuten door hun betrokkenheid bij de coup en dat zij de Vereniging op onredelijke wijze hebben benadeeld.
5.19.
Het argument dat [eiseres 1] en [eiseres 2] al zijn gestraft voor het plegen van deze coup doordat zij in oktober 2023 voor een maand zijn geschorst, snijdt geen hout. Kennelijk hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] zich van deze schorsing onvoldoende aangetrokken, want er was een kort geding nodig om hen ervan te weerhouden om zich als bestuur van de Vereniging uit te geven (vonnis van 18 december 2023).
5.20.
[eiseres 1] en [eiseres 2] stellen – zo begrijpt de rechtbank - dat de ontzettingsbesluiten, en daardoor ook de bekrachtigingsbesluiten van de ALV, behalve op de coup berusten op drie gronden: (i) de weigering van [eiseres 1] en [eiseres 2] om excuses aan te bieden; (ii) de weigering van [eiseres 1] en [eiseres 2] om constructief mee te werken aan de toekomst van de Vereniging; en (iii) de weigering van [eiseres 1] en [eiseres 2] om de schade te vergoeden. [eiseres 1] en [eiseres 2] stellen ook dat hierover nog een discussie werd gevoerd, zodat onredelijke benadeling van de Vereniging niet aan de orde was. De Vereniging vorderde een “absurd bedrag van maar liefst € 11.251,19”, aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] De rechtbank oordeelt dat deze weergave van de ontzettingsgronden onvoldoende recht doet aan de gronden die in de brief van 9 mei 2024 zijn uiteengezet en die de ALV in haar beslissing heeft betrokken. Uit de brief van 9 mei 2024 en ook uit de reactie van [eiseres 1] en [eiseres 2] in het beroepschrift van 27 juni 2024 volgt ook dat [eiseres 1] en [eiseres 2] er weinig blijk van geven dat zij op dat moment afstand hebben genomen van de coup en streven naar het normaliseren van de verhoudingen. De rechtbank licht dat oordeel puntsgewijs toe.
Punt (i), excuses: in het beroepschrift hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] geschreven: “Het verzoek om excuses te maken is door ons serieus overwogen. Wij hebben onze bereidheid hiertoe uitgesproken naar het bestuur. Wij zijn daarbij wel van mening dat een wederzijdse erkenning van fouten, inclusief die van het bestuur, meer recht zou doen aan de situatie en een basis zou kunnen vormen voor herstel van vertrouwen.”
Punt (ii), de toekomst: uit het beroepschrift blijkt, dat [eiseres 1] en [eiseres 2] ten onrechte menen dat het bestuur gehouden is om [eiseres 1] en [eiseres 2] om ondersteuning te vragen.
Punt (iii), schadevergoeding: in het beroepschrift staat: “Wij betwisten de hoogte en toerekenbaarheid van de door het bestuur genoemde kosten.”. Bijlage 9 bij het beroepschrift is een specificatie van kosten, die [eiseres 1] en [eiseres 2] van het bestuur hadden gekregen. [eiseres 1] en [eiseres 2] baseren hun betwisting kennelijk op het feit dat zij geen onderliggende bonnen, facturen, betaalbewijzen en correspondentie hebben ontvangen. Dat wijst op een houding die meer past in de rechtszaal dan bij discussies om de verhoudingen te normaliseren.
5.21.
Die discussies om de verhoudingen te normaliseren hebben in elk geval tot niets geleid. Inmiddels zijn binnen iets meer dan een jaar vier kort gedingen en een bodemprocedure gevoerd. Ook in 2021 had [eiseres 1] de Vereniging al eens in kort geding betrokken. Op de ALV van 15 juli 2024 heeft [eiseres 2] volgens de transcriptie van die vergadering gezegd: “Ik wil nog wat zeggen, als u het bestuur in wil, onze steun kunt u altijd op rekenen. Wees niet bang hoor, en zorg dat je een rechtsbijstandverzekering hebt. Dan gaan we hier uitkomen. Eerlijkheid duurt het langst.” Dat de ALV op 15 juli 2024 een einde wilde maken aan de onrust binnen de Vereniging, valt te billijken. Ook tegen deze achtergrond is het besluit van de ALV om de ontzetting te bekrachtigen niet kennelijk onredelijk.
5.22.
De vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2] zullen daarom worden afgewezen.
[eiseres 1] en [eiseres 2] moeten de proceskosten betalen
5.23.
[eiseres 1] en [eiseres 2] zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Vereniging worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
2 punten x tarief II
- nakosten
178,00
plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.094,00
5.24.
De veroordeling tot het betalen van de proceskosten zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, omdat de Vereniging dit heeft gevorderd.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseres 1] en [eiseres 2] in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres 1] en [eiseres 2] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eiseres 1] en [eiseres 2] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.D. Olden. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
[1729;3669]

Voetnoten

1.Zie Asser/Rensen 2-III 2022/88 en GS Rechtspersonen, art. 2:35 BW, aant. 7: Rechterlijke toetsing bij ontzetting en opzegging door de vereniging.