ECLI:NL:RBROT:2024:9241

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
C/10/683172 / KG ZA 24-734
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontzetting uit lidmaatschap van een volkstuinvereniging in afwachting van bodemprocedure

In deze zaak vorderen eisers, twee leden van een volkstuinvereniging, een schorsing van hun ontzetting uit het lidmaatschap door de vereniging. De vereniging had hen ontzet op grond van de statuten, waarbij zij hen beschuldigde van betrokkenheid bij een coup en het benadelen van de vereniging. Eisers hebben in beroep gegaan bij de Algemene Ledenvergadering (ALV), die de ontzettingsbesluiten heeft bekrachtigd. In een eerder vonnis is de uitvoering van de opzeggingen door de vereniging geschorst, wat betekent dat het lidmaatschap van eisers herleefde. De voorzieningenrechter oordeelt dat de ontzettingsbesluiten niet in strijd zijn met de wet of de statuten, en dat de vereniging bevoegd was om tot ontzetting over te gaan. De rechter verbiedt de vereniging echter om over te gaan tot ontruiming of verkoop van de tuinen van eisers totdat in een bodemprocedure is beslist over de rechtsgeldigheid van de ontzettingsbesluiten. De vordering van eisers om toegang tot hun tuinen te verkrijgen wordt afgewezen, omdat het belang van de vereniging bij rust en orde zwaarder weegt dan het belang van eisers om toegang te hebben tot hun tuinen in deze periode.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683172 / KG ZA 24-734
Vonnis in kort geding van 17 september 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1],

wonende te Rotterdam,
2.
[eiseres 2],
wonende te Ridderkerk,
eiseressen,
advocaat mr. R.H. Steensma te Rotterdam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
V.T.V. HORDIJKERVELD,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.M. Vollbehr te Groningen.
Partijen worden hierna [eiseressen] en de vereniging genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 augustus 2024;
  • de 40 producties van [eiseressen];
  • de conclusie van antwoord;
  • de 19 producties van de vereniging;
  • de mondelinge behandeling op 3 september 2024;
  • de pleitnota van [eiseressen];
  • de pleitnota van de vereniging.

2.De feiten

2.1.
De vereniging is een volkstuinvereniging in Rotterdam Zuid. [eiseressen] zijn als lid van de vereniging ieder rechthebbende op (het plezier van) een volkstuin.
2.2.
In de statuten van de vereniging is ten aanzien van het einde van de lidmaatschap het volgende vermeld:
ARTIKEL 8. EINDE LIDMAATSCHAP
1. Het lidmaatschap eindigt:
a. door de dood van het lid;
b. door opzegging door het lid;
c. door opzegging door de vereniging;
d. door ontzetting.
(…)
5. De opzegging kan evenwel onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap tot gevolg
hebben, wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet kan worden gevergd het
lidmaatschap te laten voortduren. De opzegging geschiedt steeds schriftelijk met
opgave van de redenen.
6. Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in
strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of
wanneer het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Zij geschiedt door het
bestuur, dat het lid zo spoedig mogelijk van het besluit in kennis stelt, met opgave
van de redenen. Het betrokken lid is bevoegd binnen één maand na de ontvangst van
de kennisgeving in beroep te gaan bij de algemene ledenvergadering. Gedurende de
beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. Een geschorst lid heeft
geen stemrecht.”
2.3.
Bij brieven van 20 januari 2024 heeft de vereniging aan [eiseressen], onder opgaaf van de redenen, meegedeeld hun lidmaatschap met onmiddellijke ingang op te zeggen op grond van artikel 8 lid 5 van de statuten.
[eiseressen] hebben daartegen bezwaar gemaakt en zijn daartoe een kort geding gestart. Bij vonnis van 12 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de uitvoering van de opzeggingen door de vereniging geschorst totdat in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van die opzeggingen is beslist.
2.4.
Bij brieven van 9 mei 2024 heeft de vereniging aan [eiseressen] meegedeeld dat het bestuur heeft besloten om [eiseressen] te ontzetten uit hun lidmaatschap op grond van artikel 8 lid 6 van de statuten. De vereniging heeft in die brieven gesteld dat (1) [eiseressen] betrokken zijn geweest bij een coup en (2) dat de vereniging ondanks de ernstige overtreding van de statuten en het in gevaar brengen van de vereniging heeft geprobeerd tot een oplossing te komen, maar daarin niet is geslaagd omdat [eiseressen] niet aan de gestelde voorwaarden voldeden. [eiseressen] worden uit hun lidmaatschap ontzet omdat zij in strijd met de statuten hebben gehandeld en de vereniging op onredelijke wijze hebben benadeeld; overigens wordt verwezen naar de opzeggingsbrieven van 20 januari 2024, die uitvoerig zijn gemotiveerd.
2.5.
Bij e-mail van 24 mei 2024 heeft de vereniging aan [eiseressen] meegedeeld dat de ontzettingsbesluiten in de plaats treden van de opzeggingsbesluiten.
2.6.
Op 6 juni 2024 hebben [eiseressen] bij de algemene ledenvergadering (hierna: de ALV) beroep aangetekend tegen de ontzettingsbesluiten.
2.7.
[eiseressen] hebben in kort geding gevorderd de vereniging te gebieden om de uitvoering van de ontzettingsbrieven op te schorten totdat de bodemrechter heeft beslist over de rechtsgeldigheid van de ontzettingen. Bij vonnis van 18 juni 2024 is deze vordering afgewezen, omdat het beroep bij de ALV van artikel 8 lid 6 van de statuten nog niet was behandeld en de vereniging gedurende de procedure had toegezegd [eiseressen] toegang tot hun tuin te verschaffen en niet over te gaan tot ontruiming en/of verkoop van de tuinen totdat het ingestelde beroep bij de ALV is behandeld.
2.8.
Op 15 juli 2024 heeft de ALV plaatsgevonden. Aan de relevante voorschriften voor het bijeenroepen is voldaan. [eiseressen] hebben ter ALV hun positie nader toegelicht. Tijdens die vergadering is een telcommissie aangewezen en heeft er een stemming plaatsgevonden. De telcommissie heeft vastgesteld dat zij 61 stembriefjes heeft ontvangen. Daarvan waren 2 stembriefjes ongeldig, waren er 50 stemmen voor de ontzetting van [eiseressen] en 9 stemmen tegen de ontzetting. Op basis van die stemming zijn de ontzettingsbesluiten van 9 mei 2024 bekrachtigd.
2.9.
[eiseressen] zijn het niet eens met (de gang van zaken rondom) de stemming. Bij dagvaarding van 12 augustus 2024 hebben zij een bodemprocedure aanhangig gemaakt, waarin zij – kort gezegd – vorderen dat deze rechtbank voor recht verklaart dat de ontzettingsbesluiten van het bestuur en het op de ALV genomen bekrachtigingsbesluit nietig zijn dan wel deze besluiten vernietigt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primairom de vereniging te gebieden om de uitvoering van de op 9 mei 2024 aan [eiseressen] verzonden ontzettingsbrieven en de bekrachtiging daarvan door de ALV op 15 juli 2024 en
alledaaraan gegeven gevolgen op te schorten en [eiseressen] ongehinderd toegang tot hun tuin en het genot daarvan te verlenen totdat in een bodemprocedure onherroepelijk zal zijn vastgesteld dat de ontzettingen en de bekrachtiging door de ALV rechtsgeldig zijn gedaan en overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid ongewijzigd in stand zullen kunnen blijven;
subsidiairom enige voorlopige voorziening te treffen welke de voorzieningenrechter in redelijkheid en billijkheid acht naar aanleiding van de vast te stellen omstandigheden;
met veroordeling van de vereniging in de kosten van dit geding, nakosten daarbij begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De vereniging concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseressen] in hun vorderingen althans hun vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiseressen] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseressen] bij hun vordering vloeit voort uit de aard van de zaak en is ook niet betwist door de vereniging.
Zijn de ontzettingsbesluiten nietig?
4.2.
[eiseressen] stellen dat de ontzetting van [eiseressen] door het bestuur van de vereniging nietig is, omdat hun lidmaatschap op dat moment al was opgezegd door het bestuur en een opgezegd verenigingslid niet kan worden ontzet. Bovendien had het bestuur de ontzettingsbesluiten niet mogen baseren op dezelfde gronden die ten grondslag lagen aan de besluiten tot opzegging. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 12 maart 2024 immers geoordeeld dat de door de vereniging gehanteerde procedure rondom de opzegging niet zorgvuldig is geweest, aldus [eiseressen]
4.3.
De voorzieningenrechter acht dit standpunt onjuist en licht dat hierna toe.
4.4.
De (uitvoering van de) opzegging van het lidmaatschap van [eiseressen] is met het vonnis van 12 maart 2024 geschorst. Dat betekent dat het lidmaatschap is komen te herleven, althans totdat in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van die opzeggingen is/zou worden beslist. De opzegging stond daarom niet in de weg aan de ontzettingsbesluiten van 9 mei 2024. Overigens heeft het bestuur van de vereniging op 24 mei 2024 aan [eiseressen] medegedeeld dat de ontzettingsbesluiten in de plaats treden van de opzeggingsbesluiten. De wet, de statuten noch enige andere door partijen genoemde regeling staat daaraan in de weg. De belangen van [eiseressen] worden daardoor niet geschonden, nu daarmee de opzeggingen definitief van de baan zijn.
4.5.
In de ontzettingsbrieven van 9 mei 2024 (zie 2.4.) is te lezen dat het bestuur tot ontzetting is overgegaan, omdat [eiseressen] als lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging hebben gehandeld en/of de vereniging op onredelijke wijze hebben benadeeld. Het bestuur heeft in die brieven ook verwezen naar de redenen die in de opzeggingsbrieven van 20 januari 2024 waren vermeld. Niet valt in te zien waarom het bestuur voor de rechtvaardiging van de ontzetting niet (ook) kan teruggrijpen naar de gronden die ten grondslag lagen aan de opzegging. Dat de procedure rondom de opzegging niet zorgvuldig is gegaan, staat los van de materiële gronden waarop de opzegging is gebaseerd. Het gaat erom dat voor [eiseressen] duidelijk is wat de gronden voor de ontzetting zijn. En die gronden zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk uiteengezet. Kort gezegd komt het erop neer dat het bestuur [eiseressen] verwijt dat zij in oktober 2023 betrokken waren bij een onrechtmatige coup binnen de vereniging; verder gaan de verwijten erover hoe [eiseressen] hebben gehandeld rondom de coup en de nasleep daarvan.
4.6.
De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat het bestuur conform artikel 8 lid 6 van de statuten gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om [eiseressen] te ontzetten uit hun lidmaatschap.
Is het bekrachtigingsbesluit van de ALV nietig of vernietigbaar?
4.7.
[eiseressen] hebben op de voet van artikel 8 lid 6 van de statuten bij de ALV beroep ingesteld tegen de ontzettingsbesluiten. Op de ALV van 15 juli 2024 is het beroep van [eiseressen] besproken en heeft er een stemming van de leden plaatsgevonden. Het resultaat was dat de ontzettingsbesluiten door de ALV zijn bekrachtigd. [eiseressen] stellen echter dat het bekrachtigingsbesluit nietig dan wel vernietigbaar is vanwege de onrecht- althans onregelmatige gang van zaken rondom de stemprocedure tijdens de vergadering. Zij wijzen op verschillende punten die volgens hen niet deugen. De vereniging heeft daar gemotiveerd verweer tegen gevoerd. Geoordeeld wordt als volgt.
4.8.
[eiseressen] voeren aan dat het bestuur van tevoren en zonder overleg al een telcommissie had aangewezen. Anders dan zij menen, is die handelwijze niet onrechtmatig en raakt die evenmin de geldigheid van de stemming. Het bestuur is op grond van artikel 11 van de statuten bevoegd om tijdelijke commissies in te stellen en op te heffen. De vereniging heeft, onder overlegging van verklaringen van een voormalig voorzitter en leden (haar producties 10 en 11), verklaard dat het vooraf instellen van een telcommissie sinds jaar en dag de gebruikelijke gang van zaken is als er wordt gestemd. [eiseressen] hebben daar niet althans onvoldoende op gereageerd. Bovendien heeft de vereniging onweersproken gesteld dat naar aanleiding van het protest van [eiseressen] tegen twee van de drie leden van de telcommissie, twee andere leden zijn aangewezen tegen wie [eiseressen] geen bezwaar hadden. De aldus nieuw samengestelde telcommissie heeft vervolgens het daadwerkelijke tellen voor haar rekening genomen.
4.9.
[eiseressen] menen dat de bestuurders van de vereniging vanwege een belangenverstrengeling niet hadden mogen stemmen en dat de vergadering had moeten worden voorgezeten door een onafhankelijk persoon, niet zijnde een bestuurslid. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Op grond van artikel 12 lid 12 van de statuten worden algemene vergaderingen geleid door de voorzitter. De bestuursleden zijn tevens lid van de vereniging en mogen als zodanig hun stemrecht uitoefenen op de ALV. Dat zij betrokken zijn bij de kwestie met [eiseressen], in die zin dat het hun autoriteit en reputatie was die door de coup werd aangetast, is geen grond om hun stemrecht te onthouden. Daarvoor is geen statutaire of wettelijke grondslag. Een bestuurslid mag alleen niet deelnemen aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging (artikel 2:44 lid 6 jo. lid 3 BW) en dat is hier niet aan de orde.
4.10.
[eiseressen] betogen dat er sprake is van een onrechtmatige gang van zaken, althans een gang van zaken die de geldigheid van de stemming aantast, als het gaat om de wijze waarop de stemming heeft plaatsgevonden. Zij wijzen erop dat de stembriefjes willekeurig werden uitgedeeld terwijl iedereen door elkaar liep, dat de ingevulde stembriefjes in een grote envelop gingen, dat de namen van [eiseressen] samen op één stembriefje stonden, dat de stemmen achter gesloten deuren werden geteld, dat er stembriefjes tijdens het stemmen verscheurd werden en door het bestuur nieuwe werden uitgedeeld, dat leden monddood werden gemaakt en [eiseressen] na de stemming geen bezwaar mochten maken.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de wet en de statuten geen bijzondere regels op dit punt bevatten. Het is aan de voorzitter om erop toe te zien dat elk lid ordentelijk zijn of haar stem kan uitbrengen, maar verdere formaliteiten gelden niet. Tegen die achtergrond heeft de vereniging toegelicht dat de stemming zo is verlopen dat voor iedereen duidelijk was waarover werd gestemd en dat de stemmen behoorlijk konden worden uitgebracht. Zij heeft gemotiveerd en onderbouwd gereageerd op ieder van de punten van [eiseressen] Zij heeft de presentielijst, de machtigingsformulieren, de ingevulde stembriefjes en verklaringen van de drie leden van de telcommissie overgelegd (producties 7 t/m 9 van de vereniging). [eiseressen] hebben vervolgens andere feiten aangedragen die de telling volgens hen ondeugdelijk maken, maar hebben dit verder niet onderbouwd. Met de voorliggende stukken hebben [eiseressen] voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de wijze waarop er is gestemd, ondeugdelijk is. Voorshands is voldoende gewaarborgd dat elk lid naar behoren kon stemmen en dat de stemmen zorgvuldig, per persoon over wier ontzetting kon worden gestemd, zijn geteld. Desgewenst kunnen [eiseressen] hun bezwaren in de bodemprocedure, waar anders dan in dit kort geding gelegenheid is om bewijs te leveren, nader onderbouwen en bewijzen.
4.11.
[eiseressen] zetten vraagtekens bij het aantal stemmen waarop het bekrachtigingsbesluit is gebaseerd en stellen dat sommige leden van de vereniging in strijd met de statuten twee keer hebben gestemd en meer volmachten hebben ingediend dan is toegestaan. De vereniging heeft daartegen aangevoerd dat een aantal leden een dubbel-lidmaatschap heeft. Dat systeem dateert van 2018 toen de vereniging is samengegaan met een andere vereniging. Sommige leden van die andere vereniging (met een nutstuin) waren tevens lid van de vereniging (met een verblijfstuin). Op de ALV van 17 maart 2018 is toen besloten dat die leden bij de overheveling van het lidmaatschap een dubbel-lidmaatschap kregen. Dat wil zeggen dat zij met hun twee tuinen twee keer op de ledenlijst staan, twee keer contributie betalen en dubbel stemrecht hebben. Het bestuur heeft ervoor gekozen om dat besluit, in aanvulling op de statuten, als addendum in het huishoudelijk reglement op te nemen. Daarbij is besloten een uitsterfbeleid te hanteren, dat wil zeggen dat dit alleen geldt voor de leden met een volkstuin en een verblijfstuin in het kader van de overname, en totdat hun lidmaatschap eindigt.
4.11.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het huishoudelijk reglement niet in strijd mag zijn met de statuten. Is dat wel het geval, dan zijn de bepalingen in de statuten leidend (artikel 2:14 lid 1 BW). De vraag is of het addendum een aanvulling is op de statuten (volgens de vereniging) of daarmee in strijd is (volgens [eiseressen]). In artikel 4 lid 4 van de statuten is bepaald dat aan een lid slechts één tuin in gebruik kan worden gegeven; dat is in overeenstemming met artikel 4 lid 2. In artikel 12 lid 5 van de statuten is vermeld dat een lid in de ALV één stem kan uitbrengen. Gezien de bewoordingen en de strekking van deze statutaire bepalingen, is het op deze wijze creëren van een dubbel-lidmaatschap met daarbij behorend twee stemmen in de ALV daarmee in strijd. Dat het bestuur heeft bepaald dat het gaat om een tijdelijke situatie waarvoor een uitsterfbeleid geldt, is een aanwijzing dat de vereniging zich dat ook realiseert. Die situatie duurt nu echter al 6 jaar en leidt ertoe dat het evenwicht in de vereniging, waar het gaat om de stemverhouding, is verstoord. De regeling in het huishoudelijk reglement kan dus op dit punt niet de regeling in de statuten opzij zetten. Daarmee is het geschil over de vraag of die regeling in het huishoudelijk reglement destijds volgens de regels tot stand is gekomen zonder belang.
4.11.2.
Dat brengt met zich dat de leden die een dubbele stem hebben uitgebracht, dat niet mochten doen. Verder hebben sommige van die leden kennelijk niet alleen zelf twee stemmen uitgebracht, maar ook gestemd op basis van twee volmachten, wat niet is toegestaan ingevolge artikel 12 lid 6 van de statuten.
Nu het bekrachtigingsbesluit tot stand is gekomen in strijd met artikel 12 leden 5 en 6 van de statuten – een statutaire bepaling die het tot stand komen van besluiten regelt – is het bekrachtigingsbesluit vernietigbaar op de voet van artikel 2:15 lid 1 sub a BW.
4.11.3.
De vereniging heeft, met een beroep op artikel 2:15 lid 3 sub a BW, echter aangevoerd dat [eiseressen] geen redelijk belang hebben bij hun beroep op de naleving van die verplichting, omdat hun beroep alsnog door de meerderheid van de leden ongegrond zou zijn verklaard, zelfs als geen rekening zou worden gehouden met de ongeldige stemmen van de leden met een dubbel-lidmaatschap. De vereniging maakt hier een terecht punt. Uit productie 12 van de vereniging (met facturen waarin contributie en kosten in rekening zijn gebracht) kan worden opgemaakt dat er slechts drie leden zijn met een dubbel-lidmaatschap ([naam 1], [naam 2] en [naam 3]). Dit blijkt ook uit de presentielijst van de ALV, waarin de leden met de tuinnummers staan vermeld. Deze drie leden hebben ieder twee keer gestemd, terwijl zij maar één stem hadden. En twee van deze leden ([naam 2] en [naam 3]) hebben daarnaast nog tweemaal gestemd op basis van een volmacht, terwijl ieder lid slechts eenmaal kan worden gemachtigd. Dat betekent dat vijf van de door hen uitgebrachte stemmen ongeldig zijn. De telcommissie heeft 50 stemmen voor ongegrondverklaring van het beroep van [eiseressen] en 9 stemmen voor gegrondverklaring geteld. Ook na correctie van de dubbelstemmen kan worden aangenomen dat nog steeds de meerderheid van de op de ALV aanwezige leden voor ontzetting van [eiseressen] heeft gestemd. Een quorumvereiste is er niet.
4.12.
In de bodemprocedure zal moeten worden beoordeeld in hoeverre de door [eiseressen] gestelde onrechtmatigheden komen vast te staan en, als dat het geval is, of die onrechtmatigheden zodanig ernstig zijn dat het bekrachtigingsbesluit moet worden vernietigd wegens strijd met de statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen en/of wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.
Conclusie
4.13.
Omdat er serieuze aanwijzingen zijn dat een meerderheid van de leden op de ALV voor ontzetting van [eiseressen] heeft gestemd en de beslissing aan die vergadering toekomt, ziet de voorzieningenrechter geen reden om de gevorderde opschorting van de uitvoering van de ontzettingsbesluiten en het bekrachtigingsbesluit en de daaraan gegeven gevolgen volledig toe te wijzen. Totdat in de bodemprocedure wordt beslist, is het echter, gelet op het vorenstaande, niet opportuun dat de vereniging maatregelen neemt jegens [eiseressen] die onomkeerbaar zijn. Dergelijke maatregelen schaden de belangen van [eiseressen] en de vereniging heeft daarbij ook onvoldoende belang, nu de bodemprocedure reeds aanhangig is en alle partijen gebaat zijn bij de definitieve duidelijkheid die binnen afzienbare termijn te verwachten valt en waarop dan in voorkomend geval maatregelen gebaseerd kunnen worden. Daarom zal het de vereniging worden verboden om over te gaan tot ontruiming of verkoop van de tuinen van [eiseressen] totdat in een bodemprocedure is beslist over de rechtsgeldigheid van de ontzettingsbesluiten van het bestuur van de vereniging en het bekrachtigingsbesluit van de ALV. In zoverre wordt de primaire vordering toegewezen.
4.14.
Het apart gevorderde gebod om [eiseressen] ongehinderd toegang tot hun tuin en het genot daarvan te verlenen, wordt afgewezen. Duidelijk is dat de handelwijze van [eiseressen] en de verstoorde verstandhouding met het bestuur voor veel onrust hebben gezorgd bij de andere leden. Het belang van de vereniging bij rust (in de tuinen en binnen de vereniging) weegt zwaarder dan het belang van [eiseressen] om in de beperkte periode tot het einde van de bodemprocedure toegang te hebben tot hun tuinen. Dat geldt temeer nu het winterseizoen aanstaande is.
4.15.
Voor het verkrijgen van helderheid over de rechtspositie van [eiseressen] met betrekking tot hun tuin en het terugkeren van de rust binnen de vereniging en haar leden, verwacht de voorzieningenrechter van beide partijen een voortvarende proceshouding in de bodemprocedure.
4.16.
Met de gedeeltelijke toewijzing van de primaire vordering wordt niet toegekomen aan de subsidiaire vordering.
Proceskosten
4.17.
[eiseressen] worden als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de vereniging veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt de vereniging om over te gaan tot ontruiming of verkoop van de tuinen van [eiseressen] totdat in een bodemprocedure is beslist over de rechtsgeldigheid van de ontzettingsbesluiten van het bestuur van de vereniging en het bekrachtigingsbesluit van de ALV;
5.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten van de vereniging van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [eiseressen] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moeten [eiseressen] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.
2091 / 106