Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 april 2025, met bijlagen;
- de e-mail van de gemachtigde van werknemer met bijlagen die ter zitting is overgelegd.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 2 juni 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en werkgever. De werknemer, die sinds 10 juli 2018 als chef-kok in dienst is, heeft zich op 1 januari 2025 ziek gemeld. De werkgever heeft echter het loon over de maanden januari tot en met april 2025 niet volledig betaald. De werknemer heeft daarom een kort geding aangespannen om betaling van het achterstallige loon, wettelijke verhoging en wettelijke rente te eisen. De werkgever is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer recht heeft op het volledige salaris en heeft de vordering deels toegewezen. De rechter heeft vastgesteld dat de werkgever bovenop het salaris van € 5.312,38 bruto nog € 500,- netto per maand aan de werknemer moet betalen. De werkgever heeft echter slechts een deel van het salaris betaald en is daarom veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon. De wettelijke verhoging is gematigd tot 15% vanwege de financiële problemen van de werkgever.
Daarnaast is de werkgever verplicht om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de deugdelijke bruto/netto specificaties over de maanden januari tot en met mei 2025 te verstrekken, met een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-naleving. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.