ECLI:NL:RBROT:2025:771

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
C/10/687685 / HA RK 24-969
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van het ontbindingsbesluit van een vereniging met betrekking tot de rechtsgeldigheid en vermogenstoestand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 januari 2025 uitspraak gedaan over het verzoek tot herroeping van een ontbindingsbesluit van een vereniging. De vereniging, opgericht op 22 april 1907, heeft in het verleden avondonderwijs verzorgd voor het regionale bedrijfsleven, maar de vraag naar dit onderwijs is in de loop der jaren afgenomen. Op 7 mei 2019 werd besloten tot ontbinding van de vereniging, welke registratie op 20 mei 2019 in het handelsregister plaatsvond. Op 27 maart 2024 heeft de vereniging verzocht om herroeping van het ontbindingsbesluit, met als doel het resterende vermogen van de vereniging aan een stichting te doen toekomen die zich bezighoudt met techniekonderwijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vereniging nog steeds 'in liquidatie' is en over een liquide vermogen beschikt. De herroeping van het ontbindingsbesluit is niet bij wet geregeld, maar moet worden beoordeeld aan de hand van jurisprudentie. De rechtbank heeft de vereisten voor herroeping, zoals geformuleerd in een arrest van de Hoge Raad, toegepast. De rechtbank concludeert dat aan deze vereisten is voldaan, omdat de vereniging nog niet is opgehouden te bestaan, het ontbindingsbesluit rechtsgeldig is genomen, en er geen nadelige gevolgen voor derden zijn.

De rechtbank heeft het verzoek tot herroeping toegewezen en gelast dat de beschikking wordt ingeschreven in de registers. De rechtbank heeft echter de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat een verklaring voor recht niet vatbaar is voor tenuitvoerlegging. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de bescherming van de belangen van derden in het kader van de herroeping van ontbindingsbesluiten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/687685 / HA RK 24-969
Beschikking van 14 januari 2025
in de zaak van
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. J.S. Ort te Alblasserdam.
Verzoekster wordt hierna ook de vereniging genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift tot herroeping van het ontbindingsbesluit van 14 oktober 2024, met producties;
  • het e-mailbericht van deze rechtbank van 30 oktober 2024;
  • het e-mailbericht van verzoekster van 31 oktober 2024, met één productie;
  • het e-mailbericht van deze rechtbank van 7 januari 2025; en
  • het e-mailbericht van verzoekster van 8 januari 2025, met producties.

2.De feiten

2.1.
De vereniging is een avondschool geweest die is opgericht op 22 april 1907 en heeft avondonderwijs voor het regionale bedrijfsleven verzorgd, met name gericht op de metaalnijverheid. De vraag naar dit soort onderwijs is in de loop van de tijd afgenomen.
2.2.
Op 7 mei 2019 is besloten tot ontbinding van de vereniging (hierna: het ontbindingsbesluit). Op 20 mei 2019 is dit besluit geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: de KvK) en de vereniging staat thans bij de KvK nog geregistreerd als ‘in liquidatie’.
2.3.
Op 27 maart 2024 is besloten tot herroeping van het ontbindingsbesluit van 7 mei 2019 (hierna: het herroepingsbesluit).

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank om voor recht te verklaren dat het ontbindingsbesluit met het herroepingsbesluit rechtsgeldig is herroepen, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Verzoekster onderbouwt dit samengevat als volgt. De vereniging beschikt nog over een liquide vermogen. Zij wil dit vermogen aan Stichting [stichting A] doen toekomen, die zich in de Drechtsteden eveneens bezighoudt met de promotie van techniek en techniekonderwijs. Na het nemen van het ontbindingsbesluit is gebleken dat het overdragen van het resterende vermogen van de vereniging met name vanuit fiscaal oogpunt problemen zou opleveren. Sinds de ontbinding van de vereniging heeft tot dusver geen vereffening plaatsgevonden. Het vermogen van de vereniging is nagenoeg gelijk gebleven. Omdat er voor de ontbinding al geen onderwijs meer werd verzorgd en alle lesmaterialen en machines zijn verkocht, zijn er geen docenten, directieleden en (les)locaties onbetaald gebleven die anders wel zouden zijn (door)betaald. Met het herroepingsbesluit wordt beoogd om na de ‘herleving’ van de vereniging een verdere samenwerking te zoeken tussen de vereniging en Stichting [stichting A] om het volledige nog bestaande vermogen van de vereniging aan te wenden voor stimulering en ondersteuning van het technisch onderwijs in de Alblasserwaard en de Drechtsteden.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank is bevoegd op het verzoek te beslissen, omdat de vereniging statutair gevestigd is in het rechtsgebied van deze rechtbank.
4.2.
De herroeping van een ontbindingsbesluit is niet bij wet geregeld. Een verzoek hierover moet dan ook worden beoordeeld aan de hand van de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3677) is herroeping mogelijk, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden.
Voor herroeping van een ontbindingsbesluit moet in ieder geval aan de volgende eisen worden voldaan:
  • i) de rechtspersoon is nog niet opgehouden te bestaan;
  • ii) het herroepingsbesluit is rechtsgeldig genomen;
  • iii) er dient inzicht te bestaan in de vermogenstoestand van de rechtspersoon op de datum van ontbinding en de datum van herroeping, alsmede in de ontwikkelingen in haar vermogenstoestand in de tussenliggende periode; en
  • iv) derden mogen geen nadeel ondervinden van de herroeping.
Het is aan de partij die herroeping verzoekt om de informatie te verschaffen die nodig is om te beoordelen of aan bovengenoemde vereisten is voldaan. Tot de informatie die door de verzoekende partij moet worden overgelegd, behoort ten minste het ontbindingsbesluit, het herroepingsbesluit, een beschrijving van hetgeen in de tussenliggende periode met betrekking tot de rechtspersoon is geschied, en de opgave van de vermogenstoestand van de vennootschap op de datum van ontbinding en de datum van herroeping, alsmede in de ontwikkelingen in haar vermogenstoestand in de tussenliggende periode.
Een herroepingsbesluit heeft eerst rechtsgevolg wanneer de rechter overeenkomstig artikel 2:19 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op verzoek van de betreffende rechtspersoon een daartoe strekkende verklaring heeft gegeven en de in kracht van gewijsde gegane uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 2:19 lid 2 BW door de zorg van de griffier is ingeschreven in de registers waar de betreffende rechtspersoon is ingeschreven.
4.3.
Voor de beoordeling acht de rechtbank het volgende relevant.
( i) Uit het KvK-uittreksel en overgelegde bankafschriften van de vereniging blijkt dat de vereniging nog ‘in liquidatie’ is en nog over vermogen beschikt. De vereniging is zodoende nog niet opgehouden te bestaan ingevolge artikel 2:19 lid 5 en lid 6 BW.
( ii) Het ontbindingsbesluit is gegoten in de vorm van notulen van de ledenvergadering met als aanwezige personen de bestuursleden, in die hoedanigheid. Het herroepingsbesluit is gegoten in de vorm van een besluit van het bestuur van de vereniging en verwijst naar het ontbindingsbesluit als een bestuursbesluit. De statuten bepalen echter dat de ledenvergadering bevoegd is tot ontbinding te besluiten en strikt genomen had de ledenvergadering beide besluiten moeten nemen. De bestuursleden zijn echter al sinds enige decennia de enige leden van de vereniging en met verzoekster stelt de rechtbank daarom beide besluiten gelijk aan besluiten van de ledenvergadering.
( iii) De verzoekster heeft ook inzicht gegeven in de vermogenstoestand van de vereniging op de datum van ontbinding en de datum van herroeping, alsmede in de ontwikkelingen in haar vermogenstoestand in de tussenliggende periode. Verzoekster heeft de relevante vermogenstoestanden tevens onderbouwd met bankafschriften van de vereniging op of omstreeks de relevante data. Uit deze bankafschriften blijkt dat het banksaldo van de vereniging op de datum van ontbinding € 208.824,07 bedraagt en dat het banksaldo op de datum van herroeping € 194.404,62 bedraagt. Verzoekster heeft verklaard dat de enige bedragen die worden afgeboekt van de bankrekening van de vereniging bankkosten zijn en een incidentele afrekening van de accountant van de vereniging.
( iv) Ten slotte heeft verzoekster verklaard dat derden geen nadeel ondervinden van deze herroeping, omdat de vereniging al jarenlang niet meer actief is en de vereniging aldus een ‘slapende’ entiteit is.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat aan de in de rechtspraak ontwikkelde criteria is voldaan, zodat het verzoek kan worden toegewezen. De rechtbank draagt de griffier op deze beschikking in te schrijven in de registers waar de vereniging is ingeschreven met overeenkomstige toepassing van artikel 2:19 lid 2 BW.
4.5.
De rechtbank zal de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat een verklaring voor recht naar haar aard niet vatbaar is voor tenuitvoerlegging en daarom niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard (Hoge Raad 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1815).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat het ontbindingsbesluit van 7 mei 2019 van [verzoekster] , statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , rechtsgeldig is herroepen met het herroepingsbesluit van 24 maart 2024;
5.2.
gelast de griffier met overeenkomstige toepassing van artikel 2:19 lid 2 BW deze beschikking, nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan, in te schrijven in de registers waar [verzoekster] is ingeschreven; en
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.
3893/3718/1876