Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2025 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker
[bedrijf], uit [plaats 2] , de werkgeefster.
Rechtbank Rotterdam
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2025, in de zaak tussen verzoeker en het UWV, wordt een voorlopige voorziening getroffen met betrekking tot de Ziektewetuitkering van verzoeker. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV dat zijn ZW-uitkering per 18 maart 2025 werd beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel er geen spoedeisend belang is aangetoond, er toch aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is gebaseerd op de onduidelijkheid over de rechtmatigheid van het bestreden besluit en de communicatie tussen verzoeker en zijn werkgeefster. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit en kent verzoeker een voorschot op zijn ZW-uitkering toe totdat er op zijn bezwaarschrift is beslist. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het UWV het griffierecht en de proceskosten van verzoeker vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie in het kader van re-integratie en de beoordeling van ZW-uitkeringen.