ECLI:NL:RBROT:2025:7275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
10/376179-24, 10/310138-24 en 10/115599-25 en TUL VV: 10/045453-24 en 10/139698-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, opzettelijk niet voldoen aan ambtelijk bevel, beschadiging van auto, winkeldiefstal en onbruikbaar maken van een ophoudkamer

Op 2 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte heeft geprobeerd zware mishandeling te plegen door met een fles op het hoofd van het slachtoffer te slaan. Daarnaast heeft hij opzettelijk niet voldaan aan een ambtelijk bevel, een auto beschadigd, winkeldiefstal gepleegd en een ophoudkamer onbruikbaar gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoedingen moet betalen voor immateriële en materiële schade. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/376179-24, 10/310138-24 en 10/115599-25
Parketnummers vordering TUL VV: 10/045453-24 en 10/139698-23
Datum uitspraak: 2 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboorteplaats 2] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. S. Pershad, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 7 maart 2025, 28 april 2025 en
19 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met gevoegde parketnummers 10/376179-24, 10/310138-24 en 10/115599-25. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/376179-24 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, van het in de zaak met parketnummer 10/310138-24 ten laste gelegde en van het in de zaak met parketnummer 10/115599-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in het rapport van 28 februari 2025 is geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, deelname aan ambulante behandeling, verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan controle op middelengebruik, en de dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/045453-24 en van de vordering in de zaak met parketnummer 10/139698-23, met verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straffen in beide zaken.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummer 10/376179-24 onder 2)
Het in de zaak met parketnummer 10/376179-24 onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (parketnummer 10/376179-24 onder 1 primair)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het toebrengen van pijn en letsel bij het slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) door de verdachte. Het bewijs dat de verdachte met een fles [slachtoffer 1] meerdere malen op het hoofd heeft geslagen en hem tegen het hoofd heeft geschopt, kan worden gevonden in de verklaring van de getuige [getuige] (hierna: [getuige] ).
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer 1] meermalen met een fles op het hoofd heeft geslagen. Dit volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en die van [getuige] . [slachtoffer 1] heeft hierdoor een hoofdwond opgelopen die gehecht moest worden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] ook heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd te schoppen, omdat alleen [getuige] hierover heeft verklaard. Het procesdossier bevat geen steunbewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging. De verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/376179 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte wordt partieel vrijgesproken van het onderdeel ‘tegen het hoofd heeft geschopt’.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummer 10/310138-24)
Het in de zaak met parketnummer 10/310138-24 ten laste gelegde heeft de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummer 10/115599-25 onder 1 en 2)
Het in de zaak met parketnummer 10/115599-25 onder 1 ten laste gelegde heeft de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Het in de zaak met parketnummer 10/115599-25 onder 2 ten laste gelegde onderdeel ‘onbruikbaar maken van een ophoudkamer/voorlopig arrestantenverblijf’, zoals opgenomen in de tenlastelegging, heeft de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het onderdeel ‘vernieling, beschadiging, onbruikbaar maken en/of wegmaken van een DECT telefoon’, zoals opgenomen in de tenlastelegging, omdat dit op basis van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/376179-24 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/376179-24 onder 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10/310138-24 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/115599-55 onder 1 en 2 (voor zover dat ziet op onbruikbaar maken ophoudkamer/arrestantenverblijf) ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer: 10/376179-24
1. primair.
hij op 24 november 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen,
- met een fles op het hoofd heeft geslagen ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 november 2024 te Rotterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1
van hetWetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam verbalisant] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam), belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven;
Parketnummer: 10/310138-24
hij op 28 september 2024 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto,
toebehorendeaan [slachtoffer 2] , heeft beschadigd;
Parketnummer: 10/115599-25
1.
hij op 7 april 2025 te Rotterdam, een blikje drank,
toebehorendeaan Jumbo
Supermarkt(locatie [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 7 april 2025 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer/voorlopig arrestantenverblijf
toebehorendeaan politie Eenheid Rotterdam, heeft onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/376179-24

1.poging tot zware mishandeling;

2.
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoek van strafbare feiten;
Parketnummer: 10/310138-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Parketnummer: 10/115599-25

1.diefstal;

2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten van verschillende aard, te weten een geweldsdelict, een vermogensdelict, twee maal zaaksbeschadiging en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door een aantal keren met een fles op het hoofd te slaan van het slachtoffer, nota bene een maat die de verdachte van de straat kent. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer pijn ondervonden en letsel opgelopen. Hij had een wond boven op zijn hoofd, die op de Spoedeisende Hulp is dichtgelijmd, en een bloeduitstorting onder zijn wenkbrauw. Het slachtoffer heeft een poos last gehad van hoofdpijn. Hij durfde niet meer over straat en ging (tijdelijk) niet meer naar de dagbesteding. De verdachte heeft hiermee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het slachtoffer, dat geraakt is op een kwetsbare plek van zijn lichaam, geen ernstiger letsel heeft opgelopen is een omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is geweest. Bovendien kan dit soort handelen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving bijdragen, zeker omdat dit op de openbare weg en in aanwezigheid van omstanders heeft plaatsgevonden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een bevel dat hem was gegeven om mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht. De verdachte heeft hiermee verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of hij onder invloed was van alcohol of andere middelen. Door het niet voldoen aan rechtmatig gedane vorderingen van opsporingsambtenaren wordt het gezag van de politie ondermijnd.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de beschadiging van een auto. Door het plegen van dit feit heeft de verdachte geen respect getoond voor het eigendom van een ander en heeft hij de aangever opgezadeld met schade en overlast.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met zijn handelen heeft de verdachte er (wederom) blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en zich ook niet te laten weerhouden door de overlast en kosten die dergelijk gedrag voor winkeliers veroorzaakt. Dit leidt tot hinder en ergernis voor de benadeelde en brengt kosten met zich mee die uiteindelijk aan de burger worden doorberekend.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een ophoudkamer/voorlopig arrestantenverblijf, door daarin te urineren. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de reclassering), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2025. Dit rapport houdt
– kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
Het middelengebruik, psychosociaal functioneren en het sociaal netwerk van de verdachte zijn delictgerelateerd. Daar waar eerder met name sprake was van een delictpatroon van vermogensdelicten, lijkt de verdachte meer in aanraking te komen met justitie wegens agressie/geweldsincidenten. Bij de verdachte ontbreekt het aan stabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Tevens ontbreekt het aan beschermende factoren. Er is sprake van een patroon van (voornamelijk) middelenproblematiek, mogelijk onderliggende (psychische) problematiek en delictgedrag (mogelijk samenhangend met middelengebruik). Interventies kwamen eerder niet van de grond onder meer omdat de verdachte zijn afspraken niet nakwam. De reclassering is van mening dat de verdachte nog één laatste kans verdient. Daarom wordt geen ISD-maatregel geadviseerd. Door de onstabiliteit in het leven van de verdachte wegens zijn problematiek en perioden van detentie, was het toezicht vrijwel onuitvoerbaar. De motivatie van de verdachte voor reclasseringstoezicht en hulpverlening lijkt in positieve zin veranderd te zijn. De toezichthouder heeft op 25 november 2024 een IFZO-aanmelding voor beschermd wonen bij Stichting Ontmoeting in Epe.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, deelname aan ambulante behandeling, verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan controle op middelengebruik.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psychiater worden gedragen worden door zijn/haar bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt daarom die conclusies over en maakt die tot de hare.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat behandeling en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte de mogelijkheid te bieden om met hulp en begeleiding van de reclassering het opnieuw begaan van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen en zijn leven verder delictvrij vorm te geven. Het is van belang dat de behandeling direct begint. Ter zitting is gebleken dat de verdachte vanaf 20 mei 2025 bij Stichting Ontmoeting in Epe terecht kan.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, reden om een groter deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast zal de rechtbank bevelen dat de hierna genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, zodat is gewaarborgd dat de behandeling van de verdachte bij Stichting Ontmoeting direct kan worden voortgezet en ook daarna toezicht op de verdachte kan worden gehouden.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat de verdachte (enigszins) openheid van zaken heeft gegeven over zijn handelen en daarvoor verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Ter zake van het onder parketnummer 10/376179-24 onder 1 ten laste gelegde feit heeft
[benadeelde 1] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,- aan immateriële schade.
Ter zake van het onder parketnummer 10/310138-24 ten laste gelegde feit heeft [benadeelde 2] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 488,82 aan materiële schade.
Ter zake van het onder parketnummer 10/115599-25 onder 2 ten laste gelegde feit heeft Nationale Politie Eenheid Rotterdam zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 82,43 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat de geconstateerde krassen op de auto van de benadeelde partij [benadeelde 2] door de trappende beweging(en) van de verdachte zijn veroorzaakt. Zij verzoekt de rechtbank de schade op een lager bedrag te schatten.
De verdachte is bereid om het door de benadeelde partij [benadeelde 1] gevorderde bedrag te betalen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Immateriële schade vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Omdat de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 november 2024.
Materiële schade vorderingen benadeelde partijen [benadeelde 2] en Nationale Politie Eenheid Rotterdam
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreekse schade hebben geleden. De vorderingen zullen als voldoende feitelijk onderbouwd en door de verdachte niet, althans onvoldoende betwist worden toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 september 2024.
De benadeelde partij Nationale Eenheid Politie Rotterdam heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 april 2025.
Omdat de vordering van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 488,82, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam een schadevergoeding betalen van € 82,43, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd (parketnummer 10/045453-24)
Bij vonnis van 18 april 2024 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van beschadiging en woning-/lokaalvredebreuk veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 14 (veertien) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 mei 2024 en loopt tot 16 oktober 2027.
9.2.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd (parketnummer 10/139698-23)
Bij vonnis van 14 juli 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal en poging tot diefstal met braak, meermalen gepleegd, veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden met aftrek, waarvan een gedeelte groot 2 (twee) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 juli 2023 en loopt tot 29 juni 2026.
9.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen en heeft de rechtbank verzocht om de proeftijd van de in beide zaken voorwaardelijk opgelegde straffen voor de duur van 1 (één) jaar te verlengen.
9.4.
Beoordeling
Gelet op de inhoud van het dossier, het verhandelde ter terechtzitting en de veroordeling in de hierboven bewezen verklaarde feiten, zal de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging en het verzoek tot verlenging van de proeftijd in beide zaken, afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 184, 302, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/376179-24 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, het in de zaak met parketnummer 10/310138-24 ten laste gelegde feit en de in de zaak met parketnummer 10/115599-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij de reclassering op de door de reclassering aangeven locatie en tijdstip. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde neemt deel aan intake/diagnostiek bij een GGZ-instelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de reclassering dit nodig acht en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
3. de veroordeelde verblijft bij beschermd wonen van Stichting Ontmoeting in Epe of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op detentie en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma die de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
24 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 2] te betalen een bedrag van
€ 488,82 (zegge: vierhonderdachtentachtig euro en tweeëntachtig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 82,43 (zegge: tweeëntachtig euro en drieënveertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en Nationale Politie Eenheid Rotterdam gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] te betalen
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro) niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
3 (drie) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 2] te betalen
€ 488,82 (zegge: vierhonderdachtentachtig euro en tweeëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 488,82 (zegge: vierhonderdachtentachtig euro en tweeëntachtig cent)niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan
de verdachte de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Nationale Politie Eenheid Rotterdam te betalen
€ 82,43 (zegge: tweeëntachtig euro en drieënveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 82,43 (zegge: tweeëntachtig euro en drieënveertig cent)niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 april 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst afde gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 14 juli 2023 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Terstegge, voorzitter,
en mrs. F.P.J. Schoonen en I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.A. Caupain, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging (parketnummer 10/376179-24)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal
- met een fles, althans een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, op het hoofd heeft geslagen en/of
- tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal
- met een fles, althans een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, op het hoofd te slaan en/of
- tegen het hoofd te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Rotterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam verbalisant] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven;
Tekst tenlastelegging (parketnummer 10/310138-24)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 september 2024 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Tekst tenlastelegging (parketnummer 10/115599-25)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 april 2025 te Rotterdam, een blikje drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo (locatie [naam locatie] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 7 april 2025 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer/voorlopig arrestantenverblijf en/of een DECT telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politie Eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt