ECLI:NL:RBROT:2025:7097

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
10.222004.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mislukte uitlokking en drugshandel

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die werd beschuldigd van mislukte uitlokking en drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer en verkoop van harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne, via een versleutelde berichtendienst. De verdachte heeft geprobeerd zijn collega's te omkopen door hen geld te bieden in ruil voor informatie over containernummers en -locaties, maar zij zijn niet op zijn aanbod ingegaan. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de poging tot omkoping, maar dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de voorbereidingen voor drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten benadrukt, waaronder de bedreiging van de volksgezondheid door de handel in verdovende middelen en het risico dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met zich meebrengt. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de teruggave van een in beslag genomen telefoon gelast, omdat deze niet in verband kon worden gebracht met de bewezen feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.222004.24
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.J.G. Leeuw heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod, een locatieverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening, een en ander zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van
27 maart 2025.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair en feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan niet worden bewezen, de verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. De verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij voorbereidingshandelingen voor invoer en/of verkoop van cocaïne, een en ander via een bij de verdachte in gebruik zijnde cryptotelefoon. De verdachte was echter niet de enige gebruiker van deze telefoon. Hoewel de verdachte de telefoon meestentijds in zijn bezig had, was het voornamelijk [persoon A] die de telefoon gebruikte. Dat de verdachte de enige gebruiker is geweest van de telefoon en dat de belastende berichten door hem geschreven zijn, kan niet worden bewezen. Bovendien gaat het in die berichten niet om daadwerkelijke handel in verdovende middelen, maar deed [persoon A] zich in die berichten slechts voor als drugshandelaar, met als doel anderen te ‘rippen’ of op te lichten.
De onder 2 ten laste gelegde poging tot omkoping kan evenmin worden bewezen, ook daarvan dient de verdachte te worden vrijgesproken. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de verdachte bij zijn toenmalige collega’s [persoon B] en [persoon C] de bereidheid heeft gepolst of zij – in het theoretische geval – tegen betaling bereid zouden zijn om informatie te verstrekken. Dit maakt echter nog niet dat er sprake is geweest van een poging tot omkoping. Zonder het noemen van concrete informatie zoals een containernummer, is met dit polsen van een eventuele bereidheid nog geen sprake van een begin van uitvoering van enig concreet strafbaar feit en is dit handelen niet te kwalificeren als een strafbare poging.
4.3.2.
Beoordeling
Het onder 1 ten laste gelegde
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
Onderzoek naar gebruikers van cryptotelefoons van Sky-ECC leidde tot onderzoek naar de gebruiker van het [sky-ID 1] , met [IMEI-nummer] en gebruikersnamen [gebuikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 4] (hierna: [sky-ID 1] ). [sky-ID 1] had via Sky-ECC contact met andere Sky-ECC gebruikers.
De verdachte heeft de telefoon met het genoemde ID in zijn bezit gehad.
Dat de verdachte ook de gebruiker was van [sky-ID 1] blijkt onder meer uit door dit ID verzonden chatberichten met persoonlijke informatie over de gebruiker. Zo stuurt [sky-ID 1] op 20 juni 2020 om 15.37 uur een bericht dat hij vanaf drie uur ’s nachts tot dat moment op het politiebureau Zuidplein heeft gezeten. Uit navraag bij de Basisvoorziening Handhaving bleek dat de verdachte op 20 juni 2020 om 03.32 uur in Rotterdam was aangehouden en op die datum om 14.51 uur was heengezonden.
Door het [sky-ID 1] zijn de volgende chatgesprekken gevoerd.
Tussen 7 juni 2020 en 2 juli 2020 heeft de verdachte het over ladingen en het vullen van ruimtes in de container. Tussen 25 juni 2020 en 2 juli 2020 heeft de verdachte gesprekken over het vullen van containers en het betalen van borg. In de periode van 25 juni 2020 tot en met 14 augustus 2020 heeft de verdachte gesprekken over onder meer heroïne (in de berichten ‘hero’ genoemd) en MDMA. Er worden prijzen besproken en er wordt gesproken over mensen in de Rotterdamse haven.
In de periode van 25 juni 2020 tot 2 juli 2020 heeft de verdachte diverse gesprekken die gaan over bedrijven in de haven, locaties in de haven en kadenummers (vermoedelijk van de Antwerpse haven). De gesprekken gaan over het vullen (van containers) met blokken en de borg die betaald moet worden. Op 29 juni 2024 biedt de verdachte blokken cocaïne te koop aan. Op 30 juli 2020 vraagt de verdachte in audiogesprekken of de ander mensen heeft bij de poort bij Delta (ECT Delta terminal Maasvlakte Rotterdam-Europoort).
Op 6 september 2020 stuurt de verdachte, via het [sky-ID 1] , dat hij ‘vier nikes blokken achterover gaat slaan’ en dat [sky-ID 2] ze gaat verkopen. De verdachte stuurt een foto waarop een wit blok met daarop een op het Nike merklogo gelijkend logo is te zien.
Het is de ambtshalve rechtbank bekend dat met ‘blokken’ wordt gedoeld op kilo’s in blokvorm samengeperste cocaïne. Deze blokken kunnen voorzien zijn van een logo ten behoeve van de herkenbaarheid.
Uit het vorenstaande moet worden afgeleid dat de verdachte zich in de onder 1 subsidiair ten laste gelegde periode bezig heeft gehouden met voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van en handel in harddrugs. De verklaring van de verdachte die inhoudt dat niet hij maar [persoon A] degene was die met de cryptotelefoon, met gebruikmaking van het [sky-ID 1] , de berichten over drugs (invoer en handel) heeft verstuurd, dat de verdachte de bedoelde cryptotelefoon slechts ten behoeve van [persoon A] in zijn bezit had en dat de verdachte en [persoon A] deze telefoon af en toe samen gebruikten om ‘criminelen op te lichten’, is ongeloofwaardig. Chatberichten die te linken zijn aan de verdachte zijn gestuurd in dezelfde periode als de chats over drugs, havens en containers. Hierin is niet te zien dat een ander dan de verdachte die gesprekken voert. Het verweer daaromtrent wordt verworpen.
Het onder 2 ten laste gelegde
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
De verdachte is in elk geval in de maand juni 2024 werkzaam geweest bij het [bedrijf] . Dit bedrijf neemt lege reefercontainers in. Vaste medewerkers hebben toegang tot de gps-gegevens van die containers, uitzendkrachten zoals de verdachte niet. [persoon B] en [persoon C] waren eveneens werkzaam bij [bedrijf] . Als vaste krachten hadden zij toegang tot de gps-gegevens van containers.
[persoon B] en [persoon C] zijn bij zowel de politie als bij de rechter-commissaris gehoord. Uit hun verklaringen blijkt dat de verdachte hen allebei meerdere keren heeft gevraagd of zij geld wilden verdienen door containernummers of -locaties aan hem door te geven. Zij konden daarmee makkelijk ‘5 of 6k’ bijverdienen, zo zegde de verdachte hen toe. De verdachte vroeg aan [persoon B] of zij een containernummer wilde opzoeken en als zij dat wilde doen, zou hij aan haar het desbetreffende containernummer doorgeven. [persoon B] zou per door haar opgezocht containernummer uitbetaald worden. In de containers zaten drugs, zo vertelde de verdachte aan [persoon B] . Ook aan [persoon C] vertelde de verdachte dat zij, als zij informatie over bepaalde containers aan hem zou verstrekken, daarvoor een groot geldbedrag zou krijgen. [persoon B] als [persoon C] zijn niet op de voorstellen en het aanbod van de verdachte ingegaan.
De vraag is of dit handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als een strafbare poging tot uitlokking als bedoeld in artikel 46a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van niet-ambtelijke omkoping als bedoeld in artikel 328ter, lid 1, Sr van [persoon B] en [persoon C] .
Van mislukte uitlokking als bedoeld in artikel 46a Sr is sprake als de dader met een van de in artikel 47, lid 1, aanhef en onder 2, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen probeert een ander te bewegen een misdrijf te begaan én (cumulatieve voorwaarde) dat misdrijf
noch poging daartoeis gevolgd. Van een strafbare poging is sprake als de dader een begin van uitvoering begaat van zijn voornemen om een misdrijf te begaan en van dat misdrijf zelf (artikel 45 Sr). Anders gezegd, constitutief voor de mislukte uitlokking is dat de aanwending van de oplichtingsmiddelen niet tot (tenminste) een begin van uitvoering heeft geleid. Of dat laatste komt doordat de dader bij de ander geen wilsbesluit heeft gevestigd dan wel de ander wel is bewogen tot het plegen van een misdrijf maar daaraan geen begin van uitvoering heeft gegeven, is niet van belang (Hoge Raad 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5969, r.o. 3.5).
In casu heeft de verdachte aan [persoon B] en [persoon C] geld aangeboden. Dat is een belofte als bedoeld in artikel 47, lid 1, aanhef en onder 2, Sr. Hij heeft daarvoor als tegenprestatie gevraagd dat beide dames containernummers in het systeem van [bedrijf] zouden opzoeken, vanzelfsprekend om achter de locatie van die containers te komen. Als zij dat hadden gedaan, zouden zij, werkzaam in hun dienstbetrekking die gegevens in strijd met hun plicht hebben verstrekt. Zij zouden daarmee het misdrijf van artikel 328ter, lid 1, Sr hebben gepleegd; anders gezegd, zij zouden zich hebben laten omkopen. [persoon B] en [persoon C] zijn echter niet ingegaan op de voorstellen van de verdachte. De verdachte heeft hen derhalve niet kunnen bewegen tot het strafbare feit en er is noch een misdrijf noch een begin van uitvoering daarvan gevolgd. Daarmee is bewezen dat de verdachte het misdrijf van mislukte uitlokking van artikel 328ter, lid 1, Sr heeft begaan.
4.3.3.
Conclusie
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshanddelingen en de onder 2 ten laste gelegde poging tot uitlokking zijn wettig en overtuigend bewezen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair.
hij
omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 6 september 2020 te
Rotterdam, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren
van (grote) hoeveelheden van materialen bevattende
heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit mede te
plegen ,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- stoffen, gelden voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en zijn mededader(s), wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en zijn mededader(s):
- met elkaar via applicatie “Sky ECC”
contact onderhouden en informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over
het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
verkopen van heroïne en/of cocaïne, waarbij onder meer:
* wordt gesproken over containers (“bakken”):
-
"Ik wil werken vanuit Equador, in spiegel, in mearsk bak, [nummer] kan ik de bak stelen uit
dept, spiegel broer gaat max 70 erin" en
-
"schroeven jullie alles eruit op plein of gaat bak na buiten" en/of
-
“Ja bak sta er al bro”
en
* wordt gesproken over blokken:
-
“Donderdag ik vier nikes blokken achterover slaan wees actief bro jij gaat ze
verkopen” en
-
“Er is colos, orgi, hermes stempel, 28.5, ik wil 250 eten” en
-
"Bro heb echt veel blokken" en
-
“Heo werken ze bro want ik werk makkelijk ik ga niet moeilijk doen bro ik kom
keuren is die goed schiet ik live foto laat gwn 1 blok zien hoef er geen 100 te zien als
die ok is binnen 24u kom ik terug met papier en pak ik hoeveel ik nodig heb” en“Heb je blokken bro” en/of
-
“bro heb echt veel blokken”
en
• Foto’s worden verstuurd van blokken cocaïne, althans verdovende middelen
en• Wordt gesproken over (de verkoop van) heroïne, althans verdovende middelen
en waar een foto wordt gestuurd van heroïne, althans verdovende middelen
-
“Kan je werken met hero”, “Oke heb paar blokjes liggen”, “puur”, “heb me 13,5
gekost” en
-
"heb je hero";
2.
hij in de periode van 1 juni tot en met 21 juni 2024 te Rotterdam,
meermalen,
heeft gepoogd om
[persoon B] en [persoon C]
door in artikel 47, eerste lid, onder 2 Sr vermelde middelen, te weten door ,
beloften te bewegen om een misdrijf
te begaan,
te weten
het aannemen van een gift, te weten één of meer
geldbedragen,
naar aanleiding van hetgeen zij, [persoon B] en [persoon C] in strijd met hun
plicht in hun betrekking zouden doen , te weten
het verstrekken van informatie over (een) container(s) en/of het verstrekken van
(een) containernummer(s)/referentienummer(s) en/of het verstrekken van de
locatie(s) van (een) container(s),
terwijl zij, [persoon B] en [persoon C] anders dan als ambtenaar, te weten als
medewerkers werkzaam waren in dienstbetrekking van [bedrijf] ;
3.
hij
op 1 oktober 2024
te [plaats] , een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool
van het merk Walther type PPQ kaliber 9 mm
en
(bijbehorende) munitie als bedoeld in art 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten 15 kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9 mm, munitie
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 subsidiair.
medeplegen van, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en zich en/of een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen/stoffen/gelden/andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
2.
poging tot uitlokking van een ander die, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn dienstbetrekking zal doen, een gift aanneemt, meermalen gepleegd;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de (internationale) handel in harddrugs. In chat- en audioberichten, gevoerd via versleutelde berichtendienst Sky-ECC, heeft de verdachte met anderen gesproken over containers voor de invoer van de drugs, de verkoop van blokken (cocaïne) en hero (heroïne).
Verdovende middelen en de handel hierin vormen een bedreiging voor de samenleving, in die zin dat zij de volksgezondheid bedreigen en de met de verdere verspreiding van die verdovende middelen gepaard gaande criminaliteit bevorderen.
Daarnaast heeft de verdachte getracht om collega’s van het containerbedrijf waar hij destijds werkzaam was om te kopen, hierin bestaande dat hij hen geldbedragen bood in ruil voor informatie over containernummers en -locaties.
Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen getracht om het vertrouwen dat een werkgever in haar werknemers mag stellen ernstig te beschamen, maar heeft hij bovendien de betrouwbaarheid van het havensysteem en de daaraan verbonden werknemers getracht te ondermijnen.
De verdachte heeft tenslotte een vuurwapen met daarbij behorende munitie voorhanden gehad.
Het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Illegaal wapenbezit dient, gelet op de uitwerking bij (dreigend) gebruik daarvan, dan ook te worden bestreden. Het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een adviesrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
27 maart 2025. Daarnaast heeft Reclassering Nederland een voortgangsverslag opgemaakt, gedateerd 16 mei 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van deze stukken
Gezien de ernst van de feiten kan niet naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot de eis van de officier van justitie, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon, te weten een Apple iPhone, onder de [beslagcode] verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Deze telefoon kan niet in verband worden gebracht met de bewezenverklaarde feiten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de Apple iPhone, onder de [beslagcode] ;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J.C. Peeck, voorzitter en mrs. J.L.M. Boek en
P.C. Tuinenburg, rechters, in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 juni 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
in of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 6 september 2020 te
Rotterdam, althans te Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens ) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 6 september 2020 te
Rotterdam, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende
heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den)
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
heeft/hebbende verdachte en/of zijn mededader(s):
- met elkaar en/of een ander of anderen via applicatie/programma “Sky ECC”
contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over
het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
verkopen van heroïne en/of cocaïne, in elk geval een middels als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst 1, waarbij onder meer:
* wordt gesproken over containers (“bakken”):
- ( Pagina 23, 7 juni 2020, gesprek met [Sky-ID 3] )
"Ik wil werken vanuit Equador, in spiegel, in mearsk bak, [nummer] kan ik de bak stelen uit
dept, spiegel broer gaat max 70 erin" en/of
- ( Pagina 27, 25 juni 2020, gesprek met [Sky-ID 3] )
"schroeven jullie alles eruit op plein of gaat bak na buiten" en/of
- ( Pagina 11, 30 juli 2020, gesprek met [sky-ID 4] )
“Ja bak sta er al bro”
en/of
* wordt gesproken over blokken:
- ( Pagina 34, 6 september 2020, gesprek met [sky-ID 2] )
“Donderdag ik vier nikes blokken achterover slaan wees actief bro jij gaat ze
verkopen” en/of
- ( Pagina 33, 29 juni 2020, gesprek met [sky-ID 5] )
“Er is colos, orgi, hermes stempel, 28.5, ik wil 250 eten” en/of
- ( pagina 12, 25 augustus 2020, gesprek met [sky-ID 4] )
"Bro heb echt veel blokken" en/of
- ( Pagina 12, 5 juli 2020 t/m 13 juli 2020, gesprek met [sky-ID 6] )
- “ Heo werken ze bro want ik werk makkelijk ik ga niet moeilijk doen bro ik kom
keuren is die goed schiet ik live foto laat gwn 1 blok zien hoef er geen 100 te zien als
die ok is binnen 24u kom ik terug met papier en pak ik hoeveel ik nodig heb” en/of
“Heb je blokken bro” en/of
- ( Pagina 45, 25 augustus 2020, gesprek met [sky-ID 4] )
“bro heb echt veel blokken”
en/of
• Foto’s worden verstuurd van blokken cocaïne, althans verdovende middelen
(pagina 12, 6 juni 2020, gesprek met [sky-ID 6] ; pagina 34, 6 september 2020,
gesprek met [sky-ID 2] ; pagina 33, 29 juni 2020, gesprek met [sky-ID 5] )
en/of
• Wordt gesproken over (de verkoop van) heroïne, althans verdovende middelen
en/of waar een foto wordt gestuurd van heroïne, althans verdovende middelen
- ( Pagina 43, 23 augustus 2020 tot en met 25 augustus 2020, gesprek met [sky-ID 4] )
“Kan je werken met hero”, “Oke heb paar blokjes liggen”, “puur”, “heb me 13,5
gekost” en/of
- ( Pagina 31, 30 juli 2020 en/of 3 augustus 2020, gesprek met [sky-ID 7] )
"heb je hero";
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juni tot en met 21 juni 2024 te Rotterdam,
althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal,
heeft gepoogd om
[persoon B] en/of [persoon C]
door in artikel 47, eerste lid, onder 2 Sr vermelde middelen, te weten door giften,
beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het
verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen te bewegen om een misdrijf
te begaan,
te weten
het aannemen van een gift, belofte en/of dienst, te weten één of meer
geldbedrag(en),
naar aanleiding van hetgeen zij, [persoon B] en/of [persoon C] in strijd met haar/hun
plicht in haar/hun betrekking en/of bij de uitvoering van haar/hun last
heeft/hebben gedaan of nagelaten dan wel zou(den) doen en/of nalaten, te weten
het verstrekken van informatie over (een) container(s) en/of het verstrekken van
(een) containernummer(s)/referentienummer(s) en/of het verstrekken van de
locatie(s) van (een) container(s)
terwijl zij, [persoon B] en/of [persoon C] anders dan als ambtenaar, te weten als
medewerker(s) werkzaam was/waren in dienstbetrekking van [bedrijf] ;
3
Hij
op of omstreeks 1 oktober 2024
te [plaats] , althans te Nederland
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool
van het merk Walther type PPQ kaliber 9 mm
en/of
(bijbehorende) munitie als bedoeld in art 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten 15 kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9 mm, munitie
voorhanden heeft gehad.