4.3.2.Beoordeling
Het onder 1 ten laste gelegde
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
Onderzoek naar gebruikers van cryptotelefoons van Sky-ECC leidde tot onderzoek naar de gebruiker van het [sky-ID 1] , met [IMEI-nummer] en gebruikersnamen [gebuikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] , [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 4] (hierna: [sky-ID 1] ). [sky-ID 1] had via Sky-ECC contact met andere Sky-ECC gebruikers.
De verdachte heeft de telefoon met het genoemde ID in zijn bezit gehad.
Dat de verdachte ook de gebruiker was van [sky-ID 1] blijkt onder meer uit door dit ID verzonden chatberichten met persoonlijke informatie over de gebruiker. Zo stuurt [sky-ID 1] op 20 juni 2020 om 15.37 uur een bericht dat hij vanaf drie uur ’s nachts tot dat moment op het politiebureau Zuidplein heeft gezeten. Uit navraag bij de Basisvoorziening Handhaving bleek dat de verdachte op 20 juni 2020 om 03.32 uur in Rotterdam was aangehouden en op die datum om 14.51 uur was heengezonden.
Door het [sky-ID 1] zijn de volgende chatgesprekken gevoerd.
Tussen 7 juni 2020 en 2 juli 2020 heeft de verdachte het over ladingen en het vullen van ruimtes in de container. Tussen 25 juni 2020 en 2 juli 2020 heeft de verdachte gesprekken over het vullen van containers en het betalen van borg. In de periode van 25 juni 2020 tot en met 14 augustus 2020 heeft de verdachte gesprekken over onder meer heroïne (in de berichten ‘hero’ genoemd) en MDMA. Er worden prijzen besproken en er wordt gesproken over mensen in de Rotterdamse haven.
In de periode van 25 juni 2020 tot 2 juli 2020 heeft de verdachte diverse gesprekken die gaan over bedrijven in de haven, locaties in de haven en kadenummers (vermoedelijk van de Antwerpse haven). De gesprekken gaan over het vullen (van containers) met blokken en de borg die betaald moet worden. Op 29 juni 2024 biedt de verdachte blokken cocaïne te koop aan. Op 30 juli 2020 vraagt de verdachte in audiogesprekken of de ander mensen heeft bij de poort bij Delta (ECT Delta terminal Maasvlakte Rotterdam-Europoort).
Op 6 september 2020 stuurt de verdachte, via het [sky-ID 1] , dat hij ‘vier nikes blokken achterover gaat slaan’ en dat [sky-ID 2] ze gaat verkopen. De verdachte stuurt een foto waarop een wit blok met daarop een op het Nike merklogo gelijkend logo is te zien.
Het is de ambtshalve rechtbank bekend dat met ‘blokken’ wordt gedoeld op kilo’s in blokvorm samengeperste cocaïne. Deze blokken kunnen voorzien zijn van een logo ten behoeve van de herkenbaarheid.
Uit het vorenstaande moet worden afgeleid dat de verdachte zich in de onder 1 subsidiair ten laste gelegde periode bezig heeft gehouden met voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van en handel in harddrugs. De verklaring van de verdachte die inhoudt dat niet hij maar [persoon A] degene was die met de cryptotelefoon, met gebruikmaking van het [sky-ID 1] , de berichten over drugs (invoer en handel) heeft verstuurd, dat de verdachte de bedoelde cryptotelefoon slechts ten behoeve van [persoon A] in zijn bezit had en dat de verdachte en [persoon A] deze telefoon af en toe samen gebruikten om ‘criminelen op te lichten’, is ongeloofwaardig. Chatberichten die te linken zijn aan de verdachte zijn gestuurd in dezelfde periode als de chats over drugs, havens en containers. Hierin is niet te zien dat een ander dan de verdachte die gesprekken voert. Het verweer daaromtrent wordt verworpen.
Het onder 2 ten laste gelegde
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
De verdachte is in elk geval in de maand juni 2024 werkzaam geweest bij het [bedrijf] . Dit bedrijf neemt lege reefercontainers in. Vaste medewerkers hebben toegang tot de gps-gegevens van die containers, uitzendkrachten zoals de verdachte niet. [persoon B] en [persoon C] waren eveneens werkzaam bij [bedrijf] . Als vaste krachten hadden zij toegang tot de gps-gegevens van containers.
[persoon B] en [persoon C] zijn bij zowel de politie als bij de rechter-commissaris gehoord. Uit hun verklaringen blijkt dat de verdachte hen allebei meerdere keren heeft gevraagd of zij geld wilden verdienen door containernummers of -locaties aan hem door te geven. Zij konden daarmee makkelijk ‘5 of 6k’ bijverdienen, zo zegde de verdachte hen toe. De verdachte vroeg aan [persoon B] of zij een containernummer wilde opzoeken en als zij dat wilde doen, zou hij aan haar het desbetreffende containernummer doorgeven. [persoon B] zou per door haar opgezocht containernummer uitbetaald worden. In de containers zaten drugs, zo vertelde de verdachte aan [persoon B] . Ook aan [persoon C] vertelde de verdachte dat zij, als zij informatie over bepaalde containers aan hem zou verstrekken, daarvoor een groot geldbedrag zou krijgen. [persoon B] als [persoon C] zijn niet op de voorstellen en het aanbod van de verdachte ingegaan.
De vraag is of dit handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als een strafbare poging tot uitlokking als bedoeld in artikel 46a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van niet-ambtelijke omkoping als bedoeld in artikel 328ter, lid 1, Sr van [persoon B] en [persoon C] .
Van mislukte uitlokking als bedoeld in artikel 46a Sr is sprake als de dader met een van de in artikel 47, lid 1, aanhef en onder 2, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen probeert een ander te bewegen een misdrijf te begaan én (cumulatieve voorwaarde) dat misdrijfnoch poging daartoeis gevolgd. Van een strafbare poging is sprake als de dader een begin van uitvoering begaat van zijn voornemen om een misdrijf te begaan en van dat misdrijf zelf (artikel 45 Sr). Anders gezegd, constitutief voor de mislukte uitlokking is dat de aanwending van de oplichtingsmiddelen niet tot (tenminste) een begin van uitvoering heeft geleid. Of dat laatste komt doordat de dader bij de ander geen wilsbesluit heeft gevestigd dan wel de ander wel is bewogen tot het plegen van een misdrijf maar daaraan geen begin van uitvoering heeft gegeven, is niet van belang (Hoge Raad 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5969, r.o. 3.5). In casu heeft de verdachte aan [persoon B] en [persoon C] geld aangeboden. Dat is een belofte als bedoeld in artikel 47, lid 1, aanhef en onder 2, Sr. Hij heeft daarvoor als tegenprestatie gevraagd dat beide dames containernummers in het systeem van [bedrijf] zouden opzoeken, vanzelfsprekend om achter de locatie van die containers te komen. Als zij dat hadden gedaan, zouden zij, werkzaam in hun dienstbetrekking die gegevens in strijd met hun plicht hebben verstrekt. Zij zouden daarmee het misdrijf van artikel 328ter, lid 1, Sr hebben gepleegd; anders gezegd, zij zouden zich hebben laten omkopen. [persoon B] en [persoon C] zijn echter niet ingegaan op de voorstellen van de verdachte. De verdachte heeft hen derhalve niet kunnen bewegen tot het strafbare feit en er is noch een misdrijf noch een begin van uitvoering daarvan gevolgd. Daarmee is bewezen dat de verdachte het misdrijf van mislukte uitlokking van artikel 328ter, lid 1, Sr heeft begaan.
4.3.3.Conclusie
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshanddelingen en de onder 2 ten laste gelegde poging tot uitlokking zijn wettig en overtuigend bewezen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair.
hij
omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 6 september 2020 te
Rotterdam, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren
van (grote) hoeveelheden van materialen bevattende
heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit mede te
plegen ,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- stoffen, gelden voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en zijn mededader(s), wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en zijn mededader(s):
- met elkaar via applicatie “Sky ECC”
contact onderhouden en informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over
het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
verkopen van heroïne en/of cocaïne, waarbij onder meer:
* wordt gesproken over containers (“bakken”):
-
"Ik wil werken vanuit Equador, in spiegel, in mearsk bak, [nummer] kan ik de bak stelen uit
dept, spiegel broer gaat max 70 erin" en
-
"schroeven jullie alles eruit op plein of gaat bak na buiten" en/of
-
“Ja bak sta er al bro”
* wordt gesproken over blokken:
-
“Donderdag ik vier nikes blokken achterover slaan wees actief bro jij gaat ze
verkopen” en
-
“Er is colos, orgi, hermes stempel, 28.5, ik wil 250 eten” en
-
"Bro heb echt veel blokken" en
-
“Heo werken ze bro want ik werk makkelijk ik ga niet moeilijk doen bro ik kom
keuren is die goed schiet ik live foto laat gwn 1 blok zien hoef er geen 100 te zien als
die ok is binnen 24u kom ik terug met papier en pak ik hoeveel ik nodig heb” en“Heb je blokken bro” en/of
-
“bro heb echt veel blokken”
en
• Foto’s worden verstuurd van blokken cocaïne, althans verdovende middelen
en• Wordt gesproken over (de verkoop van) heroïne, althans verdovende middelen
en waar een foto wordt gestuurd van heroïne, althans verdovende middelen
-
“Kan je werken met hero”, “Oke heb paar blokjes liggen”, “puur”, “heb me 13,5
gekost” en
-
"heb je hero";
2.
hij in de periode van 1 juni tot en met 21 juni 2024 te Rotterdam,
meermalen,
heeft gepoogd om
[persoon B] en [persoon C]
door in artikel 47, eerste lid, onder 2 Sr vermelde middelen, te weten door ,
beloften te bewegen om een misdrijf
te begaan,
het aannemen van een gift, te weten één of meer
geldbedragen,
naar aanleiding van hetgeen zij, [persoon B] en [persoon C] in strijd met hun
plicht in hun betrekking zouden doen , te weten
het verstrekken van informatie over (een) container(s) en/of het verstrekken van
(een) containernummer(s)/referentienummer(s) en/of het verstrekken van de
locatie(s) van (een) container(s),
terwijl zij, [persoon B] en [persoon C] anders dan als ambtenaar, te weten als
medewerkers werkzaam waren in dienstbetrekking van [bedrijf] ;
3.
hij
op 1 oktober 2024
te [plaats] , een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie,
te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
pistool
van het merk Walther type PPQ kaliber 9 mm
en
(bijbehorende) munitie als bedoeld in art 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten 15 kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9 mm, munitie
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.