ECLI:NL:RBROT:2025:649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
ROT 24/2675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan duurzaam arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.C. de Jonge, en het UWV. Eiseres had een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het UWV was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het UWV, dat het bezwaar ongegrond had verklaard. Eiseres, geboren in 1997, heeft een zeldzame aandoening die haar afhankelijk maakt van medicatie en die kan leiden tot levensbedreigende situaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 22 juli 2015 tot 22 juli 2020 niet duurzaam arbeidsongeschikt was, ondanks haar medische problemen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige concludeerden dat zij in die periode wel degelijk over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op haar achttiende verjaardag en in de jaren daarna niet duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De rechtbank heeft ook de situatie na 1 juli 2022 beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er behandelmogelijkheden zijn die mogelijk een positieve invloed kunnen hebben op haar situatie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de Wajong-aanvraag door het UWV bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2675

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. W.C. de Jonge),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

Met het besluit van 28 december 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Met het besluit van 7 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres bijgestaan door haar moeder [naam 2], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1997, heeft op 3 oktober 2022 laattijdig een aanvraag ‘beoordeling arbeidsvermogen’ ingediend voor een Wajong-uitkering. Eiseres heeft een aangeboren afwijking van het endocriene systeem. Dit pan-hypopituïtarisme is een zeer zeldzame en gecompliceerd afwijking. Van levensbelang zijnde hormonen, te weten bijnierschorshormonen, stresshormonen, schildklierhormonen, geslachtshormonen en groeihormonen, worden niet door het lichaam aangemaakt. Eiseres is afhankelijk van veel medicatie en de aandoening gaat gepaard met de dreiging van een Addisoncrisis. Dit is levensbedreigend en bij zo’n crisis moet binnen een half uur medicatie worden toegediend.
1.2.
Naar aanleiding hiervan heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van beperkingen door ziekte of gebrek op haar achttiende verjaardag en dat zij op het moment van beoordelen niet beschikte over arbeidsvermogen, omdat zij niet vier uur per dag belastbaar is, maar dat in de periode van 22 juli 2015 tot aan 22 juli 2020 in de praktijk is gebleken dat zij wel over tenminste vier uur per dag belastbaar was.
De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres op haar achttiende verjaardag en de vijf jaren daarna arbeidsvermogen heeft gehad. Het UWV heeft op basis van de rapporten het primaire besluit genomen.
2.1.
Naar aanleiding van de bezwaargronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd en geconcludeerd dat eiseres op medische gronden op haar achttiende en drieëntwintigste verjaardag alsmede in de periode daartussen arbeidsvermogen heeft gehad. Eiseres was volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in die periode ten minste vier uur per dag belastbaar en in staat gedurende ten minste een periode van één uur aaneengesloten te werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt daarnaast tot de conclusie dat eiseres het arbeidsvermogen na 2020 is verloren en gaat uit van de (arbitraire) datum van 1 juli 2022. Hoewel eiseres op dit moment geen arbeidsvermogen heeft, is verbetering van de psychische klachten, welke van positieve invloed kunnen zijn op de klachten die onder meer zijn toe te schrijven aan de somatisch-symptoomstoornis, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet uitgesloten.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat bij het primaire besluit is uitgegaan van een verkeerde amber-periode, omdat eiseres nog studerende was. Omdat per 1 juli 2022 arbitrair het verlies van arbeidsvermogen is vastgesteld en eiseres op dat moment studerende was, loopt de amber-periode van 1 juli 2022 tot 1 juli 2027. De arbeidsdeskundige concludeert verder dat, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep verwacht dat behandeling verbetering tot stand kan brengen binnen vijf jaar na het stoppen van de studie, het verlies van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Het UWV heeft deze conclusies aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.

Standpunt eiseres

3. Eiseres voert in beroep – kort samengevat – aan dat zij per 22 juli 2015
geen arbeidsvermogen heeft en dat dit duurzaam is. Zij stelt subsidiair dat tussen haar achttiende en drieëntwintigste jaar sprake is geweest van duurzaam verlies van arbeidsvermogen. Meer subsidiair stelt zij dat het verlies van arbeidsvermogen per
1 juli 2022 duurzaam is, nu de ingezette behandelingen niet zien op de verbetering van de belastbaarheid, maar alleen om het behoud van kwaliteit van leven.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
Bij de beoordeling van het beroep zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij 18 jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Op grond van het vierde lid van voornoemd artikel wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen
4.2.
Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft. Het UWV moet daarom eerst beoordelen of eiseres voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- eiseres kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- eiseres beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- eiseres kan niet een uur aangesloten werken
- eiseres is niet tenminste vier uur per dag belastbaar (dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen).
Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan, dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.
5. Bij een laattijdige aanvraag als hier aan de orde dient naar vaste rechtspraak naast een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong beoordeeld te worden of appellant op grond van artikel 1a:1, tweede lid, alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat hij (in dit geval) op enig moment binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag dan wel na het beëindigen van de studie alsnog jonggehandicapte is geworden (de zogenaamde Amber-beoordeling). [1]
De situatie van 22 juli 2015 tot 1 juli 2020
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat in de rapporten op goede gronden is vastgesteld dat bij eiseres in de periode van 22 juli 2015 tot 1 juli 2020 niet kan worden gesproken van afwezigheid van arbeidsvermogen op medische gronden.
6.2.
De mogelijkheden tot arbeidsparticipatie ontbreken als er geen taak kan worden uitgevoerd in een arbeidsorganisatie, er niet over basale werknemers-vaardigheden wordt beschikt, er niet aaneengesloten een uur kan worden gewerkt of de aanvrager niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Bepalend is de toenmalige situatie.
6.3.
Eiseres heeft in deze periode een MBO-opleiding afgerond, van twee HBO-studies een propedeuse behaald en parttime werkzaamheden verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarover in het rapport van 12 januari 2024 opgemerkt dat eiseres ondanks de belemmeringen in het dagelijks functioneren op haar achttiende en drieëntwintigste in staat te achten was, dan wel bewezen heeft, om aaneengesloten te werken gedurende ten minste een periode van een uur en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar was. Hieruit heeft het UWV kunnen concluderen dat de mogelijkheden voor arbeidsparticipatie niet geheel ontbreken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres met veel moeite en dankzij de hulp van haar moeder en partner het hoofd boven water heeft kunnen houden en dat sprake is van een complexe medische problematiek, zijn in de aanwezige stukken onvoldoende aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat eiseres op haar achttiende verjaardag en vijf jaar daarna niet gedurende één aaneengesloten kon werken of dat zij niet ten minste vier uur per dag belastbaar was.
Eiseres heeft ter zitting nog aangevoerd dat zij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden, vanwege de spanning en stress van een mogelijke Addisoncrisis en van een werkgever niet kan worden verwacht dat er dan binnen een half uur de nodige medische hulp is. Bij basale werknemersvaardigheden zoals bedoeld in het Schattingsbesluit, gaat het echter om instructies van de werkgever kunnen begrijpen, onthouden en uitvoeren en afspraken met de werkgever kunnen nakomen. Bij dat laatste gaat om het accepteren van gezag en om het accepteren van de regels waar de werknemer zich aan moet houden op last van het gezag. Dat het eiseres daaraan ontbreekt is niet aangevoerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dan ook uit het studie- en arbeidsverleden kunnen concluderen dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden.
6.4.
Eiseres is haar arbeidsvermogen op een later moment verloren, waarbij arbitrair gekozen is voor 1 juli 2022, hetgeen met name te wijten is aan de aandoening en de medische situatie na het meermaals doormaken van een Addisoncrisis. Uit de informatie van Rijndam Revalidatie blijkt dat sprake is van angstklachten, waaronder die met betrekking tot de Addisoncrisis ontwikkelde angst en stress. Eiseres heeft niet met (andere) medische stukken onderbouwd dat zij eerder dan 1 juli 2022 het arbeidsvermogen is verloren.
Dit situatie na 1 juli 2022
7.1.
Tussen partijen staat vast dat eiseres op 1 juli 2022 geen arbeidsvermogen had. Beoordeeld moet worden of het niet hebben van arbeidsvermogen toen reeds duurzaam was.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV deugdelijk heeft gemotiveerd dat niet kan worden vastgesteld dat de situatie van het ontbreken van arbeidsvermogen op 1 juli 2022 al duurzaam was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet dat op het moment van beoordelen ten aanzien van de psychische problematiek de verwachting is dat door middel van behandeling (medische psychologie), waar eiseres naar is verwezen door haar internist, verbetering van de psychische situatie te verwachten is. Op het moment van de beoordeling is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet uitgesloten dat voornoemde behandeling van positieve invloed zal zijn op de somatische klachten die onder meer toe te schrijven zijn aan de somatisch-symptoomstoornis. Daarmee wordt verwacht dat de belastbaarheid binnen vijf jaar na het stoppen van de studie zal verbeteren. Het standpunt van eiseres dat de behandelingen niet ingezet zijn op de verbetering van de belastbaarheid maar enkel zien op behoud van de kwaliteit van leven, ziet de rechtbank niet in medische stukken terug.
7.3.
Er is ontegenzeggelijk sprake van ernstige (medische) problematiek die de belastbaarheid van eiseres sterk beperkt. Hoewel invoelbaar dat eiseres meent dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, blijkt uit de in zich het dossier bevindende informatie van de behandelaren van eiseres dat er behandelmogelijkheden zijn die mogelijk een positief kunnen effect hebben op de ernst van de psychische klachten, reden waarom zij wordt doorverwezen. Dat de behandeling bij de medisch psycholoog die eiseres inmiddels na de beoordeling door de verzekeringsarts heeft gehad en die is afgesloten, volgens haar maar beperkt effect heeft gehad, maakt niet dat op het moment van beoordeling door de verzekeringsarts al sprake was van het duurzaam niet beschikken over arbeidsvermogen. Wellicht kan die conclusie in de (nabije) toekomst wel worden getrokken, maar daarvoor zal eiseres dan opnieuw beoordeeld moeten worden.

Conclusie en gevolgen

8. Het voorgaande betekent dat het UWV de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2565 en 7 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1575.