4.2.Volgens artikel 4, aanhef en onder b, van de Regeling wordt de aanvraag afgewezen, indien deze wordt ingediend meer dan twaalf maanden na de dag van indiening van het eerste verzoek op basis van artikel 2 van het Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, dat heeft geleid tot toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, hetzij dat heeft geleid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter, als bedoeld in artikel 7 van genoemd besluit.
5. Eiseres voert in beroep aan - kort weergegeven - dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwens- en evenredigheidsbeginsel. Zij wijst er daartoe op dat op de website van het UWV van 2021 tot 2024 is bericht: “Stopt het bedrijf door ziekte van de werkgever? De datum vanaf wanneer u compensatie kunt aanvragen is nog niet bekend. Als dat wel het geval is, dan leest u dat hier.” Eiseres is er daardoor van uitgegaan dat een aanvraag in haar geval wel mogelijk was, maar dat nog gewacht moest worden op de datum vanaf wanneer dat mogelijk zou zijn. Pas toen in de loop van 2024 duidelijk werd dat de mogelijkheid van compensatie bij ziekte en gebreken van de werkgever vervalt, zijn alsnog de aanvragen gedaan. Zonder de informatie op de website had zij wellicht na het overlijden van [naam 7] de nodige stappen ondernomen.
Voorts vraagt eiseres er aandacht voor dat het, gelet op de strekking van de compensatieregeling en op de omstandigheden, onredelijk zou zijn om geen compensatie te verstrekken en dat maatwerk hier op zijn plaats is.
6. De aanvragen zijn gedaan in het jaar 2024. Daardoor is de termijn van twaalf maanden na de dag van indiening van het eerste verzoek om een ontslagvergunning ruim overschreden. Deze overschrijding als zodanig is niet in geschil.
7. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel, omdat het UWV op zijn website de mogelijkheid van compensatie bij ziekte van de werkgever had vermeld en zij daarom er vanuit kon gaan dat hier een beroep op kon worden gedaan, kan niet slagen.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat van de zijde van het UWV toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat en hoe het UWV in haar geval de bevoegdheid tot het verstrekken van een compensatie zou uitoefenen. Dat het UWV op de website melding maakt van de stand van zaken (kort gezegd: de mogelijkheid van compensatie in geval van bedrijfsbeëindiging wegens ziekte van de werkgever staat wel in de wet, maar is nog niet ingevoerd zodat een datum vanaf welke aanvragen kunnen worden gedaan nog niet bekend is) kan niet worden aangemerkt als een zodanige toezegging of uitlating, ook al omdat het om algemene voorlichting gaat die onvoldoende is toegesneden op de situatie van eiseres. Het voorgaande wordt niet anders doordat het UWV de informatie nog heeft laten staan nadat al duidelijk was geworden dat de betreffende compensatiemogelijkheid niet zou worden ingevoerd.