Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
Ook nadat de verdachte gevallen was, was er volgens de rechtbank geen directe dreiging, waartegen de verdachte zich moest verdedigen. [aangever] stond immers stil, gedroeg zich niet agressief, en er waren geen signalen dat hij haar of haar dochter op dat moment iets wilde aandoen. Het enkele feit dat hij groter is en toen van bovenaf naar haar keek, verandert daar niets aan en rechtvaardigt geen geweld van verdachtes kant.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
Er is sprake van een scheefgroei in de identiteits- en persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte, waarbij klachten zich steeds verder lijken te ontwikkelen. Door het medicatiegebruik worden klachten onderdrukt, maar zijn nooit behandeld en dit komt tot uiting bij het staken van het medicatiegebruik. daarnaast wordt gesproken van afhankelijke persoonlijkheidstrekken en een patroon is zichtbaar van emotionele instabiliteit en instabiliteit in het zelfbeeld. Er is sprake van stemmings- en emotieregulatieproblematiek, impulsiviteit, verlatingsangst en in het verleden was er sprake van automutilatie. Er wordt meermalen gesproken van borderline persoonlijkheidstrekken. De verdachte is hier nooit adequaat voor behandeld.
impulsief. Haar emoties worden deels onderdrukt door medicatie, maar bij oplopende
spanning en stress, is de medicatie niet afdoende. In de periode voorafgaand aan het ten
laste gelegde was de verdachte onvoldoende in staat adequaat met haar frustraties jegens
aangever om te gaan. Deze frustraties hebben zich opgestapeld, waardoor onderliggend
de spanning en vooral woede toenam. Daarnaast is ze vanuit de afhankelijke
persoonlijkheidstrekken niet voldoende in staat om zelfstandig op een adequate manier
problemen op te lossen en heeft zij onvoldoende adequate copingvaardigheden om met
stressoren om te gaan. De verdachte kan haar emoties, zeker bij stress, onvoldoende in de hand houden, wat zorgt voor een gebrekkige controle over haar handelen.
Gevoelens van woede en machteloosheid, omtrent wat haar dochter werd aangedaan,
lijken een rol te hebben gespeeld in het ten laste gelegde. In het dagelijks leven worden
angstige en boze gevoelens onderdrukt door het gebruik van medicatie. Uiteindelijk lijken deze heftige gevoelens van woede en angst en de impulsiviteit van de verdachte een bepalende rol te hebben gespeeld in het ten laste gelegde. Vanuit haar persoonlijkheidsstoornis was zij hierdoor (in enige mate) verminderd in staat om te kiezen voor andere gedragskeuzes en daarnaar te handelen.
krijgt voor de persoonlijkheidsstoornis bij een forensische polikliniek. Hierbij is het van
belang dat de verdachte leert op om een doelmatige manier met haar emoties om te gaan,
waarbij ze passende copingvaardigheden aangeleerd krijgt, om niet terug te vallen in
risicovol en impulsief gedrag. Daarnaast is het van belang dat de verdachte binnen de
behandeling haar eigen grenzen leert kennen en deze leert aangeven. Tevens dient er binnen deze behandeling aandacht te zijn voor het medicatiegebruik dat momenteel de meeste
klachten lijkt te onderdrukken zonder dat de onderliggende oorzaak wordt aangepakt.
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
3 (drie) jaren;
€32.694,23 (zegge: tweeëndertigduizend zeshonderdvierennegentig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit € 1.800,23 aan materiële schade en € 30.894,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€32.694,23 (zegge: tweeëndertigduizend zeshonderdvierennegentig euro en drieëntwintig cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 32.694,23 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
211 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.