Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaatsnaam], eiser
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR
Samenvatting
Procesverloop
30 november 2023. Op 15 februari 2024 is het bezwaar daartegen ongegrond verklaard en is de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser gehandhaafd.
Beoordeling door de rechtbank
“
Te laat op de cursus/te veel informatie gemist/groepsproces verstoord”
Betrokkene klopte om 09:23 uur aan bij het lokaal. Negeerde bij binnenkomst al direct de aanwijzingen van de beveiliger en ging zelf door naar het lokaal. Hij had al teveel informatie gemist en ik deelde hem mede dat ik hem niet toe kon laten. Betrokkene werd direct (als een vonk in een kruitvat) agressief en bedreigde mij. Hiervan wordt een incidentmelding gedaan aan Trafieq. De politie is vervolgens gebeld en ter plaatse gekomen, maar betrokkene was al weggelopen.[…]”
5.4. De rechtbank stelt verder vast dat uit het dossier blijkt dat in andere documenten, andere informatie staat over de situatie op 10 oktober 2023. Zoals in een brief van het CBR van 17 oktober 2023 waarin eiser een maatregel tot ontzegging heeft opgelegd gekregen. Dat er wisselende informatie in verschillende stukken staat, roept vragen op over waar die informatie vandaan komt, waarom het door het CBR gestelde ‘verslag van de trainer’ die andere informatie niet (ook) bevat. De rechtbank concludeert dat uit de stukken niet op te maken is wat er precies op 10 oktober 2023 is gebeurd. Dat de brief van 17 oktober 2023 niet aan het te beoordelen besluit ten grondslag is gelegd, maakt dit niet anders. De betreffende brief maakt onderdeel uit van het procesdossier en daar wordt ook naar verwezen in het bestreden besluit. In dit kader wordt nog vastgesteld dat het CBR geen verklaring heeft overgelegd van de beveiliger, waar in het afloopbericht naar wordt verwezen.
5.5. Eiser heeft de eerste twee cursusdagen kennelijk goed doorlopen, het dossier bevat althans geen aanknopingspunten dat dit niet het geval is en dat heeft het CBR ook niet gesteld.
5.6. Dat eiser op de derde cursusdag te laat is gekomen, staat niet in geschil. Eiser stelt echter dat hij 10/15 minuten te laat was en de trainer stelt 23 minuten. Wat hiervan zij, deze tijd afgezet tegen de duur van de cursusdag, te weten van 09.00-16.00 uur, leidt de rechtbank tot het oordeel dat het om een beperkt te laat komen gaat, waarbij eiser in alle redelijkheid mocht verwachten dat hij de gelegenheid zou krijgen om de reden van het te laat komen te vertellen. Hoe dit het beste had kunnen worden aangepakt was aan de trainer die, als hij over de vaardigheid en deskundigheid beschikt waar het CBR vanuit gaat, dit op adequate en eventueel de-escalerende wijze had kunnen vormgeven. Uit de stukken blijkt echter niet dat eiser hiertoe in de gelegenheid is gesteld. In het afloopbericht staat alleen dat de trainer eiser niet tot de cursus heeft toegelaten omdat hij te laat was. Dit klemt omdat de reden van het te laat komen naar het oordeel van de rechtbank relevant is om tot een juiste belangenafweging te kunnen komen, ook al staat in de standaardbrieven, waar het CBR zich op beroept, als algemeen uitgangsprincipe dat cursisten niet te laat mag komen. Er staat voor eiser immers veel op het spel.
5.7. De stelling van het CBR dat eiser door het te laat komen ‘
al te veel informatie heeft gemist/groepsproces[heeft]
verstoord’, zoals in het afloopbericht is opgenomen, is verder niet toegelicht. In het afloopbericht staat wel dat eiser reageerde op het feit dat de trainer hem door zijn te laat komen niet tot de cursus toeliet. Daarin staat niet dat het gedrag van eiser, buiten het te laat komen, aanleiding gaf hem om die reden niet toe te laten.
5.8. De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd en dat niet is komen vast te staan dat eiser niet heeft meegewerkt aan de opgelegde EMG. Het beroep is daarom gegrond.
5.9. Dit betekent dat het CBR op basis van dit bestreden besluit het rijbewijs van eiser niet ongeldig had mogen verklaren per 30 november 2023 wegens het niet meewerken aan een EMG.
5.10 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om het CBR in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Het CBR heeft op zitting ook geen aanbod gedaan voor mogelijk nader onderzoek, maar slechts meegedeeld dat de gang van zaken de gebruikelijke gang van zaken is en dat de inhoud van de stukken niet anders zal zijn als er een handtekening onder komt te staan. De rechtbank voorziet dan ook zelf in de zaak door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Conclusie en gevolgen
6.2. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding nu eiser in persoon procedeert. De rechtbank ziet wel aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- aan hem dient te vergoeden.